Direct naar artikelinhoud

Eros en thanatos in het spookhuis

Guy Joosten heeft in het Koninklijk Circus een spookhuis met bordeelallures, of omgekeerd, laten bouwen. Gepast voor de Borgia's? Een afleidingsmanoeuvre, zo blijkt. Lucrezia is zowaar ook maar een vrouw, en dan nog een vol moederliefde.

Spookhuisesthetiek en 'burlesque trash': kruiselings tegenover elkaar staan een roodharige duivel en een Moeder van Smarten, een gekroond geraamte en, als toegang tot het paleis van de Borgia's, de opgetrokken rok van een torso in balconnet-korset. Goed en kwaad, eros en thanatos: het ligt er dik op. De vier reusachtige poppen, die hun gehandschoende armen naar de circusarena uitsteken, herinneren aan From Dusk till Dawn. De opvoering deelt ook die agressiviteit: het mannenkoor lijkt met zijn baseballbats wel een knokploeg. Ook zijn er crimiclowns. Toch gaat er achter al dat opgefokte haantjesgedrag ook gevoel en breekbaarheid schuil. Lucrezia, van wie we alle gruweldaden te horen hebben gekregen en die zonder veel omhaal met vergiftigde wijn jongleert, blijkt, als het om haar zoon gaat, tot grote affectie in staat. Misschien is al haar wreedheid slechts wraak omdat men haar kind heeft afgenomen? Gennaro, haar zoon en aanbidder, verlangt dan weer mateloos naar zijn verloren moeder.

Elena Moşuc en Charles Castronovo, die Joosten al voor zijn vorige Donizetti-opera in het Koninklijk Circus, Lucia di Lammermoor, had ontdekt, leggen zowel in hun vocale bravoure en muzikale stijlgevoel als in hun scenische aanwezigheid alle licht en schaduw van die personages. Joosten werkte voor hen en de anderen een bijzonder efficiënte bewegingsregie uit. Hij bespeelt handig het rond de arena geposteerde publiek en zorgt ervoor dat solisten en koor de ruimte met dramatisch effect kunnen gebruiken. Dat alles is uiterst professioneel gedaan maar met een lichtheid die een beetje eigenaardig contrasteert met het gegeven. Bij momenten heeft het iets van 'Borgia, de musical', als dat al zou bestaan.

Nu geeft Donizetti's prachtige muziek daartoe enige aanleiding. De afwisseling tussen cavatine en cabaletta is telkens een contrast van zangerig sentiment en krachtige emotie. Dirigent Julian Reynolds is beter in de zangerigheid; de opstandige gedeelten zouden soms gediend zijn met meer viriliteit. De mannelijke solisten zijn dat elk op hun manier wel. Paul Gay (Don Alfonso) lijkt met zijn donkere stem en beheerste optreden wel een 'alfabankier' zonder scrupules. De travestierol van Orsini wordt door Silvia Tro Santafé zeer overtuigend ingevuld: mannelijk maar ook met de nodige dubbelzinnigheid: mannenvriendschap en erotiek liggen niet ver uit elkaar.

Ultieme huiver

En wat moeten we denken van de liefde tussen Lucrezia en Gennaro? Wij weten dat ze incestueus is maar dat vermoeden ze zelf toch ook? Deze dubbelzinnigheden en de onzekerheid over de ware aard van Lucrezia die eruit voortvloeit, zijn de grootste sterktes van deze voorstelling. Het gemak en de lichtvoetigheid waarmee ze worden gepresenteerd staan echter de ultieme huiver over wat hier gaande is, in de weg.