Direct naar artikelinhoud

Meisjes doen het beter op school, niet op de jobmarkt

Meisjes en vrouwen hebben de voorbije decennia een gigantische inhaalbeweging gemaakt. Ze scoren op onderwijsvlak flink beter dan jongens. Maar hun aandeel op de arbeidsmarkt blijft onder dat van mannen, zo schrijft de OESO in een rapport.

De hogere scholingsgraad van de bevolking was in de voorbije halve eeuw verantwoordelijk voor de helft van de economische groei binnen de OESO-landen, zo blijkt uit een nieuw rapport. En een groot deel daarvan gaat uiteraard over betere opleiding van meisjes. Ons land boekte gigantische vooruitgang en meisjes lieten jongens zelfs ver achter zich.

Onderhand heeft één vrouw op de twee een diploma hoger onderwijs, tegenover slechts iets meer dan één man op de drie (36 procent). Of tenminste, dat geldt toch voor de 25- tot 34-jarigen. Kijk naar dames die nu tussen de 55 en 64 jaar oud zijn: slechts één op vijf heeft hoger onderwijs genoten, tegenover nipt iets meer dan een vierde van de mannen.

Wel blijft er in België een sterke opdeling tussen zogenaamde mannelijke en vrouwelijke beroepen. Slechts 7 procent van de meisjes die hogere studies aanvangen, kiest daarbij voor computerwetenschappen. Dat is niet alleen 3 procent minder dan tien jaar geleden maar meteen ook het laagste cijfer van alle OESO-landen.

Niet alleen de opleidingsgraad, ook de vrouwelijke participatie aan de arbeidsmarkt nam de voorbije twintig jaar sterk toe. Het ging van minder dan de helft (46 procent in 1990) tot 61 procent. Dat blijft onder het OESO-gemiddelde van 65 procent en sterk onder de mannelijke participatie, die bijna driekwart haalt. Wordt die kloof gedicht, dan brengt dat een jaarlijkse groei van het bnp per capita met zich van 0,6 procent.

"Met 61 procent vrouwelijke participatie zit België wel onder het OESO-gemiddelde, maar dat wil ik relativeren", zegt Veerle Miranda, een van de schrijvers van het rapport. "In tegenstelling tot veel andere landen heeft België een goed systeem van kinderopvang. De redenering dat uit werken gaan voor vrouwen niet interessant is omdat de crèche te duur is, gaat hier niet op.

"Bovendien is het zwangerschapsverlof relatief kort, vrouwen gaan dus snel weer aan de slag. Dat we dan toch, zowel voor vrouwen als mannen een relatief lage participatie hebben, komt omdat veel mensen op brugpensioen gaan en ook de pensioenleeftijd lager ligt dan in veel andere OESO-landen."

Het glazen plafond waarover vaak sprake is, blijkt in België wel te bestaan (8,9 procent) maar ligt de helft lager dan gemiddeld. Toch blijven vrouwen ondervertegenwoordigd in hoge managersfuncties. Daar maken ze 34 procent van het totaal uit, terwijl ze 45 procent uitmaken van de werkende bevolking.

Vrouwelijke ondernemers behoren dan weer tot de best opgeleide van de hele OESO. 52 procent van hen heeft een diploma hoger onderwijs, tegenover 40 procent van de mannen en slechts één ondernemer op drie in de hele OESO.