Direct naar artikelinhoud

'Het vliegeren is de sterkste herinnering die ik heb

Khaled Hosseini:

aan mijn geboorteland'

Khaled Hosseini is geen schrijver, hij is een fenomeen. Sinds mensenheugenis domineert hij de bestsellerlijsten, eerst alleen met De vliegeraar en nadien ook met Duizend schitterende zonnen, waarmee hij al maanden de eerste en tweede plaats opeist. Volgende woensdag komt ook nog eens de verfilming van De vliegeraar in de bioscoop. Redenen genoeg dus om onze reisschoenen aan te trekken en hem uit te horen over boek, film en Afghanistan. Door Marnix Verplancke

Je kunt je niet voorstellen hoe het voelt om in een filmzaal te zitten en je ideeën op het scherm te zien", zegt een duidelijk dolgelukkige Hosseini als we hem in Londen ontmoeten. "Wat ooit abstracte woorden waren, zijn mensen van vlees en bloed geworden. Je ziet de straten die je je verbeeldde, voelt opnieuw de emotie die door je lichaam zinderde toen je de dialogen neerschreef en - vooral - je hoort weer het klepperen van de vlieger."

Dat De vliegeraar zo'n immens succes is, komt ongetwijfeld doordat de grote thema's van het leven er op meesterlijke wijze gestalte in krijgen. Het verhaal gaat immers over vriendschap, verraad en wroeging, zaken waar we allemaal ervaring mee hebben en die ons na aan het hart liggen. Voor de handvol mensen die het boek nog niet gelezen heeft, hier nog even kort waarover het gaat.

De vliegeraar speelt zich af tegen de recente geschiedenis van Afghanistan. Begin jaren zeventig zijn Amir en Hassan twee dikke vrienden die niets liever doen dan 's winters samen vliegeren boven de huizen van Kaboel. Amir is de zoon van een rijke Pashtoen en Hassan het kind van diens Hazarabediende, behorend dus tot een volk dat onderaan op de maatschappelijke ladder staat. Amirs vader, een weduwnaar, is heel erg gesteld op beide jongens. Zo erg zelfs dat hij de kleine Hassan voor zijn verjaardag bijvoorbeeld trakteert op een dure chirurgische ingreep om zijn hazenlip weg te werken, zodat hij niet langer bespot zou worden. Maar dat helpt niet helemaal, want door met een Pashtoen te spelen begeeft hij zich volgens sommigen op gevaarlijk terrein. Daarom wordt hij door een drietal bullebakken bestraft met een brutale verkrachting. Amir ziet wat Hassan overkomt, de tranen, het geschreeuw en het bloed, maar doet niets om zijn vriend te helpen. Meer zelfs, voor hem is de vriendschap vanaf dat moment over.

Als de Russen niet veel later Afghanistan binnenvallen, vluchten Amir en zijn vader naar de VS. De jongen groeit er uit tot een knappe, intelligente man die met de dochter van een uitgeweken Afghaanse generaal trouwt. Op een dag krijgt hij een telefoontje van een vroegere vriend van zijn vader: of hij wil terugkomen naar Afghanistan om het zoontje van de inmiddels gesneuvelde Hassan uit de handen van de taliban te bevrijden. "Waarom zou ik dat doen?", vraagt Amir. "Omdat Hassan je halfbroer was", aldus de verre vriend, "door je vader verwekt bij de vrouw van zijn impotente bediende." Het korte gesprek confronteert Amir met zijn eigen lafheid van een paar decennia eerder en wat hij voor Hassan naliet te doen, besluit hij voor diens zoon wel te doen. Dus vertrekt hij naar Afghanistan, op zoek naar zijn neef en vastberaden hem mee te nemen naar de VS, waar hij de jongen zal leren vliegeren zoals de kampioen die zijn vader ooit was.

Aangezien Khaled Hosseini als kind met zijn vader van Kaboel naar de VS gevlucht is, ligt de openingsvraag voor de hand. Hosseini: "De parallellen tussen Amir en mezelf hebben vooral te maken met de levensomstandigheden in Afghanistan. Ik groeide net als Amir op in de jaren zeventig, in dezelfde buurt en in dezelfde sociaaleconomische sfeer. Het vliegeren is de sterkste herinnering die ik heb aan mijn geboorteland. Ik kwam naar de VS als vluchteling en ging er op in de Afghaanse gemeenschap waar mijn vader heel wat van zijn vroegere vrienden en kennissen terugzag. Ooit waren het dokters en ambassadeurs, nu waren ze verkopers van oude spullen op de rommelmarkt. Dat is allemaal autobiografisch, maar het verhaal van de roman is verzonnen."

Amir is een antiheld en lijkt daardoor atypisch voor de Afghaanse cultuur, die drijft op heldenmoed en grote daden.

Hosseini: "Antihelden mogen dan misschien afwezig zijn in de Afghaanse cultuur, in het land zelf loopt het er vol van. Maar je hebt gelijk, in de Afghaanse vertelkunst nemen personages vaak mythische proporties aan. Dat wilde ik in mijn boek te allen prijze voorkomen. Ik wilde juist een personage creëren dat feilbaar was, iemand die de potentie had een held te worden, maar uiteindelijk zwak was. Hij is dus een antiheld, maar daardoor ook iemand met wie mensen zich kunnen identificeren. Over zo'n antiheld schrijven is overigens moeilijk, want voor je het beseft heb je een portret geschetst van een afzichtelijke klootzak, en dat wil je natuurlijk niet."

Hoe nauw was u betrokken bij het maken van de film?

"Ik beloofde regisseur Mark Foster dat ik me zo weinig mogelijk met de film zou inlaten en dat ik alles aan hem toevertrouwde. Emotioneel zat ik immers al volledig in de wereld van mijn tweede roman, Duizend schitterende zonnen, waaraan ik toen aan het werken was. Toch heeft hij me nog een paar keer geconsulteerd, bijvoorbeeld om meer te weten te komen over welke specifieke kleren de acteurs moesten dragen.

"Filmen in West-China was ook een gezamenlijke beslissing. We hebben heel wat locaties bezocht en kwamen tot het besluit dat die in West-China het meeste leek op Afghanistan. Ik was dus een soort cultureel adviseur bij het maken van de film. Wat het script betreft heb ik ook een paar suggesties gedaan, maar als puntje bij paaltje komt is dat natuurlijk het werk van iemand anders."

Het boek lijkt wel meer diepgang te hebben dan de film.

"Je hebt twee uur om een verhaal te vertellen dat zich over een tijdspanne van meer dan dertig jaar ontrolt. Als we het hele boek hadden verfilmd, was het een film van zes uur geworden. Maar wie wil daar naar kijken? Op een bepaald moment moet je beslissen wat onontbeerlijk is en wat niet, en dan gaan er inderdaad details verloren. Persoonlijk heb ik daar geen probleem mee. Ik heb van nature geen argwaan tegenover het medium film, dit in tegenstelling tot heel wat andere schrijvers. Als kind hield ik al evenveel van films als van boeken. Het belangrijkste was dat ik mijn personages en de geest van mijn roman zou herkennen.

"Wat ik wel miste in het script was de zelfmoordpoging van Hassans zoon. In het boek werkte die perfect, maar uiteindelijk hebben we ze in de film toch laten vallen, omdat ze niet bij de rest aansloot. Het voelde artificieel aan. Er zijn natuurlijk altijd kleine details die je als schrijver anders had willen zien, maar uiteindelijk vind ik het toch een knappe adaptatie.

"Op het einde van de film is er bijvoorbeeld die scène waarin Amir naar de moskee gaat om te bidden. Dat is een klein moment in een film van twee uur, maar het belang ervan mag je niet onderschatten. De islam wordt hier op een niet-conventionele manier in beeld gebracht. Amir doet wat een miljard moslims vijf keer per dag doen, bidden in de moskee, terwijl als je Hollywood mag geloven moslims vijf keer per dag een bom laten ontploffen. Daarom is het zo belangrijk om dat stille moment van piëteit in de film te hebben. Ook al ben ik zelf een seculiere moslim, toch ben ik trots als ik zoiets zie."

Houdt u uw hart niet vast voor de reacties van de taliban?

"Als je daarmee rekening moet houden, dan schrijf je nooit iets. Ik schrijf in een mentale bunker en trek me niets aan van wie er om welke redenen kwaad zal zijn."

Bent u niet bang om terug te keren naar Afghanistan?

"Ik was er een paar maanden geleden nog. Ik bezocht Kaboel en een aantal dorpen en stadjes in het noorden, gedurende een dag of twaalf. Ik was er op vraag van de VN. Ik steun de vluchtelingenhulp die zij daar organiseren en hielp mee met de opvang van terugkerende vluchtelingen die soms wel meer dan twintig jaar in Iran of Pakistan hebben gewoond. Ik wilde vooral meer te weten komen over de uitdagingen waarvoor zij staan."

Had u kunnen terugkeren voor de Amerikaanse bezetting van het land?

"Natuurlijk, maar waarom zou ik dat gedaan hebben? Ik had net zo goed mijn arm in een verbrijzelaar kunnen steken. Ik heb een vrouw en kinderen, dus wil ik niet gek doen."

Hoe staat u overigens tegenover die bezetting?

"Op het einde van Duizend schitterende zonnen laat ik twee personages op de avond voor de Amerikaanse inval ruziën over die kwestie. Zij geven perfect de dichotomie weer die ik in mij voel over dat onderwerp. Het idee dat de VS troepen zouden sturen naar Afghanistan en dat er in de strijd onschuldige doden en gewonden zouden vallen, vond ik afschuwelijk. Maar tezelfdertijd wist ik ook wel dat Afghanistan daardoor misschien een nieuwe kans zou krijgen en uit de handen van de taliban bevrijd zou worden."

En is het inderdaad beter geworden?

"In sommige opzichten zeker. Er is al veel verwezenlijkt op het vlak van onderwijs, gezondheidszorg en de algemene staat van de economie. De infrastructuur in Kaboel en het noordelijk deel van het land is er stukken op vooruitgegaan. Ze hebben het de mensen zelf gevraagd en die stellen bijna unaniem dat het nu beter leven is in Afghanistan dan onder de taliban. Meer dan 80 procent van de bevolking wil de taliban niet meer terug.

"Maar er zijn ook gebieden waar nog niets veranderd is. Op het platteland zijn de levenscondities voor vrouwen nog altijd even beroerd als voorheen. In Kaboel natuurlijk niet. Vrouwen hebben daar hun rentree gemaakt in het publieke en politieke leven, maar die stad is niet echt representatief voor het hele land.

"Er is ook een terugval merkbaar op het vlak van geweld. Toen ik in 2003 in Kaboel rondliep, voelde ik me volstrekt veilig. Een paar maanden geleden was dat niet meer zo. De zelfmoordaanslagen wegen op de stad, zowel fysiek als psychologisch. Je begint drukke plaatsen te vermijden en bent steeds op je hoede. Dat knaagt aan de levenskwaliteit."

Historisch gezien zijn de Afghanen nooit erg vriendelijk geweest voor vreemdelingen die voor langere tijd naar hun land kwamen. Ziet u eenzelfde gevoel ontstaan tegenover de NAVO-troepen?

"Als die troepen niet meer doen dan in het wilde weg vuren, bommen gooien en voordeuren intrappen wel. De oorlog moet ook op een ander front gestreden worden. Ze moeten de mensen met woorden en daden overtuigen dat er ook voor hen iets op het spel staat, dat hun leven uiteindelijk een betere kant zal opgaan en dat er scholen en ziekenhuizen zullen zijn.

"Er zit dus ook een humanitair kantje aan de oorlog en iedere Afghaan met wie ik gesproken heb, vindt dat dat kantje tot nog toe te veel over het hoofd is gezien. Maar dat betekent niet dat de Afghanen de NAVO-troepen vandaag het land uit willen. Een overgrote meerderheid wil dat ze nog blijven, niet omdat ze zo van buitenlanders houden, maar wel omdat het alternatief een afglijden is naar de vroegere toestand van misdaad en chaos."

Beschouwt u zichzelf als een Amerikaan of een Afghaan?

"Ik denk niet zo vaak na over dat soort zaken, eigenlijk alleen als iemand mij dat vraagt in een interview. Ik ben geboren en getogen in Afghanistan, maar woon nu al 27 jaar in de VS. Ik heb de emotionele verbintenis met mijn vaderland nooit verloren. Mocht er dus iemand een revolver tegen mijn hoofd zetten, zou ik wellicht zeggen dat ik een Afghaan ben die in de VS woont, maar ik denk dat ik het koppelteken in mijn Amerikaans-Afghaanse identiteit heb kunnen overwinnen. Voor mij is het een organische manier van leven waarbij alles samenkomt zonder dat er specifieke identiteiten zijn."

Wat met uw kinderen?

"Die zijn nu vier en zes jaar oud en ik maak me geen illusies dat Afghanistan iets helemaal anders zal betekenen voor hen, zoals het voor mij iets helemaal anders is dan voor mijn vader. Wat mijn vrouw en ik belangrijk vinden, is dat zij weten waar ze vandaan komen. We spreken Farsi thuis, wat ze trouwens hoe langer hoe minder leuk vinden, maar ik denk dat dat normaal is op die leeftijd en hoop dat ze er later het belang van zullen inzien."

Zou u hen meenemen naar Afghanistan?

"Zeker niet binnenkort. Ik zou wel gek zijn om een jongetje van zes mee te nemen naar Kaboel, waar er iedere week een zelfmoordbom ontploft. Maar later wel. Ik droom ervan om hen te tonen waar mijn vader en moeder geboren en opgegroeid zijn, en ik hoop dat ik hen die plaatsen ooit zal kunnen tonen. De grens tussen moed en krankzinnigheid is niet breed en ik wil aan deze zijde ervan blijven."

De film haalde lang voor zijn release de pers doordat de kindacteurs Afghanistan moesten ontvluchten uit vrees dat er hen iets zou overkomen omdat ze in een expliciete verkrachtingsscène spelen. Wat dacht u toen?

"Ik was verrast over de ernst van die situatie. Mijn roman is al vier jaar uit en niemand heeft me een dreigbrief geschreven omwille van de verkrachtingsscène. Die jongens zijn trouwens ook nooit bedreigd, noch hun familie, maar de vader van een van de acteurs vreesde dat dit wel zou kunnen gebeuren. Dat de kinderen overgebracht werden naar de Verenigde Arabische Emiraten was dus niet meer dan een voorzorg.

"Maar mentaal zit ik daar wel mee. Ik heb het verhaal immers geschreven en het is door dat verhaal dat zij moesten vluchten. Nu de kinderen weg zijn uit Kaboel en blijkbaar goed kunnen aarden in hun nieuwe onderkomen, voel ik me al beter. Ik hoop dat alles uiteindelijk goed komt. Het jammere is dat door die hele zaak de fantastische acteerprestaties van die kinderen in de vergeethoek dreigen te belanden en dat men niet langer oog heeft voor wat die jongens voor hun vaderland hebben gedaan. Zij hebben immers meegewerkt aan een film die een ander gezicht toont van Afghanistan en de regio er rond. Het zijn niet allemaal gekke terroristen die erin voorkomen. Zij hebben de gewone Afghanen een gezicht gegeven."

Neen, ik lig niet wakker van de reacties van de taliban. Ik schrijf in een mentale bunker en trek me niets aan van wie er om welke redenen kwaad zal zijn