Direct naar artikelinhoud

Hoe lager op de sociale ladder, hoe dikker en kleiner

Je positie op de sociale ladder bepaalt hoe dik en groot je bent, maar ook hoe mooi je jezelf vindt. Dat besluit socioloog Dieter Vandebroeck (VUB) in zijn doctoraat. 'Mooi zijn is geen kwestie van genetisch geluk of individuele keuzes, het is een maatschappelijk privilege.' Sara Vandekerckhove

Het idee is hardnekkig: wie gezond eet en af en toe aan sport doet, ziet er beter uit en zal zich ook beter voelen. Denk maar aan de gezondheidscampagnes die de Vlamingen op geregelde tijdstippen om de oren vliegen. 'Goed in je vel, dat voelt beter', is het jongste wapenfeit van de Vlaamse regering. De kernboodschap: gezond leven is helemaal niet zo moeilijk. Gewoon de trap nemen in plaats van de lift, de fiets in plaats van de auto en gegrilde kip in plaats van frieten.

"Zo simpel is het helemaal niet",zegt VUB-socioloog Dieter Vandebroeck. "Het idee dat iedereen ongeacht zijn maatschappelijke positie een soort schoonheidsideaal kan bereiken, is fout. Wie lager op de sociale ladder staat, is dikker, kleiner en vindt zichzelf ook lelijker. De zwakste sociale groepen worden disproportioneel getroffen door zwaarlijvigheid, krijgen daardoor af te rekenen met steeds meer maatschappelijke vooroordelen, sluiten zichzelf steeds vaker uit de publieke ruimte en belanden zo in een vicieuze cirkel."

VUB-socioloog Vandebroeck onderzocht voor zijn doctoraat het lichaamsbeeld en de lichaamskenmerken van Vlamingen. Dit deed hij op basis van eigen onderzoek en acht verschillende bevolkingsenquêtes die tussen 2003 en 2010 in Vlaanderen en België zijn afgenomen.

De resultaten zijn opmerkelijk. Vlaamse mannen en vrouwen zonder middelbaar diploma zijn dikker en kleiner dan hun soortgenoten die naar de universiteit zijn geweest. Hoe de ideale vrouw of man er precies moet uitzien: daar zijn alle sociale groepen het over eens. Maar hoe lager iemand in de maatschappelijke hiërarchie staat, hoe minder haalbaar dat ideaal lijkt. Laaggeschoolden vinden zichzelf systematisch minder aantrekkelijk dan de hoogst opgeleide groep. De kloof tussen het zelfbeeld en het schoonheidsideaal stijgt, naarmate iemand lager op de sociale ladder staat.

"Hoe het komt dat arme groepen ongezonder leven? De oorzaken zijn divers", zegt Vandebroeck. "Bij lagere sociale klassen is het lichaam veel vaker een instrument dat moet presteren. Eten moet om die reden vooral calorierijk zijn en terug aansterken. Daarnaast is voeding voor hen vaak een primaire vorm van luxe. Mensen die het niet breed hebben, moeten zich sowieso veel ontzeggen. Voedsel is dan een van de weinig dingen waar ze niet op besparen."

Uitlaatklep bij emoties

Ook moet eten troost bieden, vooral bij diegene die het sociaal moeilijk hebben. "Het is een manier om met emotionele stress om te gaan. Voeding als uitlaatklep. Terwijl hoogopgeleiden net via matiging en zelfcontrole die stress te lijf gaan. Om die reden krijgen hogere klassen vaker af te rekenen met eetstoornissen. Een individu dat maatschappelijk erg succesvol is, moet zichzelf kunnen controleren.Je ziet heel erg duidelijk dat die groepen op een andere manier voeding gebruiken om met emoties om te gaan."

Lui, ambitieloos en dom

Een ander element dat de ongezonde levensstijl van laaggeschoolden bestendigt, is de tijdsperceptie. "Gezondheid is iets heel abstract. Je doet iets vandaag, om daar binnen twintig of dertig jaar voordeel uit te halen. Dat langetermijnperspectief is voor die zwakkere sociale categorie erg problematisch. Kansarmoede neemt net dat toekomstperspectief weg. Wie nauwelijks weet hoe hij aan het eind van de maand zal rondkomen, denkt niet aan later. Die leeft in het hier en nu."

En toch zijn velen ervan overtuigd dat gewicht, en dan vooral gewichtsverlies, een simpel product is van persoonlijke wilskracht en zelfdiscipline. "Klinische studies bewijzen nochtans het tegendeel", benadrukt Vandebroeck. "Zowat 95 procent van de mensen die een dieet volgen, zitten drie jaar na hun poging terug op hun oorspronkelijke gewicht. Bovendien bewijzen studies dat het net de zwaarste mensen zijn, die het minste kans hebben om duurzaam af te vallen."

Daar komt dan nog bij dat de samenleving ongemeen hard is voor mensen met een maatje te veel. "Het lichaamsgewicht is eigenlijk de laatste vorm van stigmatisering die we gedogen in onze samenleving", zegt Vandebroeck. "Wie discrimineert op basis van gender, huidskleur, leeftijd of handicap kan wettelijke sancties verwachten. Dikke mensen uitsluiten, blijft ongestraft. Meer zelfs, in sommige gevallen is het de norm. Denk maar aan de toeslagen voor zwaarlijvige passagiers in het vliegtuig, of de hogere premies bij verzekeringsagenten."

De stereotiepen zijn hardnekkig: dikke mensen zijn lui, dom, ambitieloos, ongemotiveerd en ongedisciplineerd. "Wat die stigmatisering van zwaarlijvigheid des te schrijnender maakt, is dat het de zwakste sectoren van de samenleving treft. Bovendien zijn het dezelfde stereotiepen - lui, ambitieloos, dom - die kansarmen krijgen opgespeld."

Die berispende vinger laat zich voelen in hun zelfbeeld, wat op zijn beurt effect heeft op hun functioneren. "Het is al langer bewezen dat mensen met overgewicht zich extreem ongemakkelijk voelen in publieke situaties zoals een mondeling examen of een sollicitatie. Automatisch worden ze dan met die clichés opgezadeld, wat verklaart waarom dikkere sollicitanten niet alleen vaker afgewezen worden dan hun slankere concurrenten, maar ook minder kans maken op promotie of loonsverhoging. Op die manier belanden ze in een vicieuze cirkel die zichzelf versterkt."

Parasieten

Het verklaart waarom Vandebroeck zo kritisch is over de gezondheidspeptalk die dezer dagen verspreid wordt, van het VTM-programma Let's get Fit tot de 'Goed in je vel'-campagne. "Ze normaliseren het ideaalbeeld.Door gezond leven bovendien af te schilderen als een pure kwestie van kennis en informatie, loop je het gevaar het stigma nog te versterken. Want wie na al die campagnes nog altijd te dik is, kan niet langer onwetendheid inroepen. 'Ze willen gewoon niet', is dan de teneur. 'Ze springen niet alleen onverantwoord om met hun gezondheid, ze kosten de staat ook handenvol geld. En die parasieten, die blijven maar eten en hun kinderen volproppen met rotzooi.'"

Willen we het probleem ten gronde aanpakken, dan moeten we onze pijlen richten op de sociale ongelijkheid. "Als je kijkt naar andere landen, zie je dat zoiets werkt. In sterke welvaartsstaten zoals de Scandinavische landen is de kloof veel minder uitgesproken dan bij ons. Staten die stevig investeren in sociale voorzieningen, kunnen zo die neerwaartse spiraal doorbreken."