Direct naar artikelinhoud

De wereld redden van op Wall Street

Winst en ethiek combineren: op Wall Street geloven ze erin. Een investeringsbankier stopt een half miljard dollar in de opbouw van een ethische kleding-industrie in Azië. En denkt daar rijk van te worden.

Dure Italiaanse schoenen, blits horloge en strak achteruit gekamde haren. De looks van Oliver Niedermaier zijn helemaal Wall Street, maar de succesvolle investeringsbankier gelooft rotsvast in een ethische kledingindustrie in Bangladesh. Een half miljard dollar, zo'n 385 miljoen euro, wil hij er met zijn bedrijf Tau Investment Management investeren.

Niedermaier doet dat, voor alle duidelijkheid, niet (louter) uit filantropische overwegingen. Hij gelooft dat 'big business' en financiële investeerders de omstandigheden in de textielfabrieken in Bangladesh zullen verbeteren. Kapitalisme als antwoord op de uitwassen van het kapitalisme: het klinkt vreemd, bijna anderhalf jaar na de ramp in Rana Plaza waarbij meer dan 1.100 mensen stierven.

Hoe Tau Investment Management dat voor mekaar wil krijgen? Door het upgraden en moderniseren van fabrieken. Zo moet het volgens Tau mogelijk zijn ethische standaarden en betaalbare prijzen met elkaar te rijmen. Een eigen team moet er volgens het bedrijf op toe zien dat die ethische standaarden gewaarborgd zijn, van katoenveld tot winkel. En terwijl het dat doet, denkt het een meer dan gemiddelde opbrengst te kunnen garanderen aan investeerders die er geld in stoppen.

"Wanneer we met Tau startten, was de kledingindustrie een van de eerste sectoren waar we interesse voor hadden, omdat er enorme mogelijkheden tot verbetering zijn", vertelt Niedermaier in de Canadese krant The Financial Post. "Grotere efficiëntie moet leiden tot duurzame jobs met hogere lonen, betere opleiding, gezondheidszorg voor textielarbeiders, kinderzorg en milieuvriendelijkere omstandigheden."

Jean Baderschneider, een partner van Tau, stelt het nog iets scherper: "Er is een wet tegen dwangarbeid in 190 landen, maar wetten hebben geen tanden. Ngo's weten niet hoe ze duurzame business moeten opstarten en overheden zijn een deel van het probleem. De oplossing is dat bedrijven gaan investeren in mensenrechten, gezondheids- en veiligheidskwesties, en er winst uit halen."

Of kapitalisme de wereld kan redden, of toch de kledingsindustrie vooruithelpen, moet nog blijken. Sara Ceustermans, woordvoerster van de Schone Kleren Campagne, toont zich sceptisch. "We hebben dit al eerder gezien. Ik denk aan auditkantoor BSI, dat enkele maanden voor de ramp in Rana Plaza een positieve audit uitgevoerd had.

"Het zwakke punt zit bij de interne controle. Als we echt een verbetering willen, moet het toezicht op werkomstandigheden, loonvoorwaarden en gezondheid gebeuren in samenspraak met vakbonden en ngo's. Een investeringsfonds is geen onafhankelijke partij. Als ik hoor dat winst de eerste drijfveer is, ben ik heel wantrouwig."

In de lift

Ondanks die scepsis zit zogeheten 'impact investing', een vorm van filantropie waarbij geld van investeerders gestopt wordt in maatschappelijk verantwoorde doelen, in de lift. Volgens cijfers van het Global Impact Investing Network en JP Morgan ging er vorig jaar voor 10 miljard dollar naar 'impact investeringen'. Dit jaar zou dat cijfer nog 19 procent hoger liggen stijgen.

De situatie in Bangladesh is, anderhalf jaar na Rana Plaza, nog altijd ondermaats. Na inspecties is gebleken dat in meer dan duizend Bengaalse textielfabrieken de veiligheid nog steeds niet op punt staat. 26 fabrieken moesten zelfs meteen sluiten, omdat ze te onveilig waren.