Direct naar artikelinhoud

De pijn van het Buffalo zijn

Het leven van een Buffalo was simpel: Anderlecht was beter en werd stil bewonderd, Club was ook beter en werd hardop gehaat. Maar nu staat AA Gent zélf aan de leiding, drie speeldagen van een eerste titel. Hoop is de nieuwe strop rond de nek van de Gentenaars.

"Als je niet kan winnen tegen Charleroi, dan word je geen kampioen.' Dat tweette @buffalocobw, een niet-officiële maar heel actieve twitter-account om 22u28, géén tien minuten na affluiten van de wedstrijd vorige week tegen Charleroi (1-1). De reacties logen er niet om: "niet zo negatief" of "hé, we staan wel nog steeds eerste". Belangrijker dan de reacties was het karakter van de tweet zelf. Gentser kan niet.

'Nie neute, nie pleuje' is het clubmotto dat een beetje in onbruik is geraakt in de behoefte om Gent en het Gents te ontstijgen, maar dat eigenlijk nergens op slaat. 'Neuten' is Gents voor zeuren, zoals ook 'wurtelen', 'chicaneren', naast natuurlijk 'zagen' en 'klagen'. Geen stadsdialect heeft meer synoniemen voor hetzelfde. Nie neute? U kent toch de reputatie van Gent en zijn bewoners? Een Gentenaar neut en wurtelt zodra de mogelijkheid zich voordoet, dus altijd en overal.

Het was Jean Van Milders, de vorige voetbalvoorzitter, die zei dat Gent geen voetbalcultuur had, te veel met de successen van het verleden leefde (welke dan?) en te kritisch was. Dat laatste zal elke Gentenaar volmondig bijtreden, zelfs met enige trots. Gentenaars zijn ook sarcastisch, ironisch, cynisch, hard en dat allemaal niet ten onrechte, vinden ze zelf.

De Gentenaars worden van oudsher bewonderd voor hun kritische instelling. Vandaag hangt deze uitspraak in het stadsmuseum STAM, ooit door iemand in sierlijke zinnen opgeschreven:

... "Ik geloof niet dat er in heel de christelijke wereld één stad te vinden is die de vergelijking met Gent kan doorstaan en dat slaat dan zowel op zijn uitgestrektheid en zijn macht als op zijn politiek bestel en op het karakter van zijn inwoners. Nergens inderdaad vindt men vruchtbaarder talenten, nergens zo opvallende voorbeelden van antieke volmaaktheid...."

Drie eenzame bekers

Dat vond de humanist Desiderius Erasmus en hij had nog niet eens de Buffalo's zien spelen. Gent is van oudsher een trotse stad, een beetje een opstandige stad, recalcitrant is ook een mooi woord. Er was het eeuwige geruzie met de graven van Vlaanderen. Er was de revolte in 1540 tegen keizer Karel, waarna de Gentenaars werden gestraft en stroppendragers werden. Er was de Pacificatie van Gent in 1576 waarmee de katholieke Spanjaarden eruit werden gegooid. Een jaar later zou Gent een calvinistische republiek worden, zeven jaar lang. De initiatiefnemers hadden pech: ze werden onthoofd.

Op het eerste gezicht heeft de dolle 16de eeuw niks te maken met Brechtje Dejaegere, Hein Vanhaezebrouck, Matz Sels, Laurent Depoitre of Ivan De Witte, de sterren van vandaag van de voetbalafdeling van de Koninklijke Atletiek Associatie Gent. En toch is het geen toeval dat AA Gent het meest opstandige, avontuurlijke voetbal speelt van de hele eerste klasse. Alle verhoudingen en niveauverschillen in acht genomen, wil Gent een (klein) Barcelona aan de Leie zijn en dat geldt zowel voor het voetbal als voor de stad.

Het zijn twee havensteden en allebei staan ze voor een onafhankelijk denken - Barcelona voor de Catalaanse zaak, Gent als progressief eiland in de geelzwarte tsunami. Ze vonden zichzelf in de jaren 90 opnieuw uit als authentieke bestemmingen. Veilige havens met een hoger streven: het vrije woord en aanvallend voetbal. De prijzenkasten verschillen, dat wel.

Om dat laatste kan men zich buiten Gent, vooral in westelijke richting, erg vrolijk maken, gezien de prestaties van de laatste jaren en die drie eenzame bekers uit 1964, 1984 en 2010. Anderzijds is AA Gent in het hele melkwegstelsel wel de enige ploeg waarmee René Vandereycken ooit aanvallend voetbal speelde en er in de prille lente van 1991 heel even eerste mee stond. Daarna gebeurde er van alles, maar dat leest u verder in dit verhaal.

Kieskeurig

Goed tien jaar later stond Gent weer aan de leiding, waarna het even door een dipje ging en snel-snel trainer Patrick Remy ontsloeg: geen begeesterend voetbal. Algemeen manager Michel Louwagie, zelf een realo tot in de kist, is daar nu trots op, maar heeft ook al eens gevloekt op de aanvallende overgave waarmee zijn ploegen het verlies opzochten of de winst niet konden vasthouden. Hij beseft hoe kieskeurig het Gentse publiek is, voor wie winnen niet goed genoeg is. Louwagie: "Het onvoorwaardelijke dat de fans van Club Brugge hebben, vind je niet bij ons. Die van Brugge staan achter hun ploeg, ook al is het niet om aan te zien. Ik ben daar wel eens jaloers op geweest."

Zoals vorige week vrijdag wellicht, toen diep in de tweede helft tegen Charleroi bij een gelijke stand het eerste gefluit op de tribunes weerklonk.

Club Brugge, het hoge woord is eruit. Verwijt de Buffalo niet dat hij een slag om de arm houdt in de titelstrijd en al helemaal niet omdat het morgen ín Brugge tégen Club te doen is. Drama is nooit veraf bij die confrontaties.

De moeilijke geschiedenis van Gent en Brugge overstijgt de sport en gaat al even terug. In 1382 vochten de Gentenaars en de Bruggelingen in Beernem de Slag op het Beverhoutsveld uit.

De Gentenaars waren uiteraard de opstandelingen tegen de graaf van Vlaanderen, die door de gezagsgetrouwe Bruggelingen werd gesteund. Maar die waren nog dronken na de Heilige Bloedprocessie en werden 'als kuikens doodgeslagen'. Geen verkeerd beeld, vindt de Gentenaar.

Tot diep in de middeleeuwen bleef de havenstad Brugge machtiger dan Gent. Na de verzanding van het Zwin kreeg Gent de bovenhand. Van Brugge hoorde men niks meer, tot de stad eind 19de eeuw als een toeristisch centrum in neogotische stijl werd heropgebouwd en het gezicht van vandaag kreeg.

Volgens de Gentenaars is Brugge een dorp met water errond, een namaakstad, een openluchtmuseum voor paardenkoetsen met daarin Japanners. Gent is echt, leeft en zou als middeleeuwse stad authentieker zijn. De sportieve na-ijver met Gent is ook oud. Op 11 januari 1905 organiseerde La Gantoise voor het eerst de Coupe Ganda, een van de bekers waarvoor toen werd gevoetbald. Die zou worden gewonnen door de eerste club die drie keer op rij won. Dat was Club Brugge.

Tien donkere jaren

Lang konden de twee clubs de voet naast elkaar zetten. Toen Club een Europese topploeg werd, viel dat samen met jaren van Gentse ellende waarin Gent een stuk Vlaamse achterban verloor aan Brugge. Volgens de geschiedenis zou dat terug te voeren zijn op de degradatie naar derde klasse op 30 mei 1974, maar er was meer aan de hand. De bewoner uit de rand rond Gent werd niet wild van AA Gent als club van de bourgeoisie waar palend aan het 'voetbalplein' Frans werd gesproken in de hockey- en tennisafdelingen. Het andere Gent, de harde industriestad, had als antiklerikaal en links nest sowieso al een moeilijke relatie met zijn ruraal katholiek hinterland en zijn bewoners. Volgens de Gentenaars waren dat boeren die een andere taal spraken: boers.

De club met dat onsympathieke imago bleef tien donkere jaren lang, de hele jaren 70, weg uit de hoogste reeks. In het jaar dat de Profliga ge-sticht (1974) werd, moest Gent simpelweg bij de eerste veertien in tweede klasse eindigen om alsnog als profploeg in eerste te worden opgevist. Moest kunnen, maar de Buffalo's werden laatste na een eindronde en zakten zelfs naar derde.

Veel Oost-Vlamingen die eventueel voor Gent hadden kunnen supporteren, kozen in die tien jaar voor Anderlecht en voor Club, samen met de massaal ingeweken West-Vlamingen in en rond Gent die via het supporterschap van Club hun identiteit wilden bestendigen.

Omdat niemand kiest waar hij/zij wordt geboren, kan die laatste etnie bij Gent-supporters op medelijden rekenen, op voorwaarde dat ze in Gent hun blauwzwarte kleuren verbergen. Gentenaars of bewoners met roots in de Gentse agglomeratie die het aandurven 'Bruhhe' aan te moedigen, worden ronduit gehaat. Als een Oost-Vlaming voor Club supportert, is dat ontegensprekelijk het gevolg van een genetisch deficit of een vreselijk jeugdtrauma.

Het echec van Jacek

Ondanks alles keerde het publiek zich nooit af van de Gantoise, want in een heel dubieuze eindronde in mei 1979 kwamen er 16.000 man af op de topper in derde klasse tegen... Rotselaar. Gent lijkt een beetje op Antwerpen en AA Gent op Wilrijk-Beerschot: het is feest als er veel wordt gewonnen, in welke reeks maakt niet uit.

In '81-'82 had Gent wat van de historische achterstand op Club kunnen inlopen door zelf kampioen te worden, maar het verspeelde de titel aan Mechelen. Als de fraude van Standard-Waterschei, die in 1984 zou leiden tot de zaak-Bellemans, onmiddellijk was ontdekt en bestraft, was Gantoise dat jaar alsnog kampioen geworden. In datzelfde seizoen lag het lot van een onkennelijk zwak Club in Gentse handen. Door winst van Gent bij Beringen op de laatste speeldag kon Club in eerste klasse blijven. Hadden ze het geweten bij AA Gent...

Het huidige seizoen en vooral het zinnetje "nu begrijpt u waarom Gent zich geen titelkandidaat wil noemen" naar aanleiding van de schorsing van Depoitre, roept in Gent herinneringen op aan het superjaar '90-'91 onder René Vandereycken. Gent-Anderlecht (dan al voor 20.000 toeschouwers) eindigde enkele speeldagen voor het einde op 0-0, Club-Gent werd 0-1. Gent kampioen, betekende dat het aan de eerste Champions League zou deelnemen.

Het ging mis. De Gentse doelman Jacek Kazimierski dook bij Germi-nal Ekeren drie keer verkeerd nadat hij een heel jaar punten had gepakt. Anderlecht werd kampioen. Kazi-mierski heeft niet meer gespeeld, werd weggestuurd, niet eens verkocht. Bij Gent wilden ze hem nooit meer zien.

Het scenario heb ik vele jaren later aan een Anderlechtman voorgelegd. Die reageerde met de filosofische beschouwing: "Dat waren andere tijden. Je moet je daar nu niet meer druk over maken."

Doet het pijn om Buffalo te zijn, zoals de titel boven dit artikel laat uitschijnen? Toch een beetje, al was het maar omdat de fans nu heen en weer worden geslingerd tussen triomf en onheil. Er hangt weer een strop om de nek van de Gentenaars, die van de titelhoop. Maar wat staat AA Gent daar mooi op die eerste plek en wat zijn ze trots op hun spel, hun tempel, hun spektakel. Klantenbinding is verzekerd, de abonnementen voor volgend jaar vliegen straks de deur uit.

'De toekomst is van ons'

Uit zelfbehoud zweert de Gentsup-porter bij het boeddhisme: de weg ernaartoe is belangrijker dan het einddoel zelf. En nog: tijd is een rekbaar begrip en wij van Gent hebben tijd. "De toekomst is van ons", zegt trainer Hein Vanhaezebrouck, zo-wat de dalai lama van AA Gent. Ja-wel, wie hoog mikt, kan diep vallen en de gekmakende gedachte dat de-ze club, vorig jaar nog uitgelachen om de slechte resultaten in het mooie stadion, nu ineens kampioen zou kunnen worden, daar kan en wil de Gentenaar niet aan wennen.

Alleen zal Gent nooit meer diep vallen en heeft het inderdaad de toekomst. De tribunes zijn jong en hebben niet het historisch besef dat het bij Gent in het verleden vaker mis ging dan goed. Misschien hebben ze het van de mondelinge overlevering, die twee net gemiste titels, die drie bekers en de tien Europese deelnames, maar ook dat vier keer de degradatie niet kon worden vermeden en dat ze talloze keren in de grauwe middenmoot eindigden.

Door die geschiedenis van 'net niet' is Gantoise die merkwaardige voetbalvereniging geworden, de enige van de G5 die nog nooit een titel heeft gewonnen.

Zo is het nu: vorige vrijdag verspeelde het twee punten, maar toen alle wedstrijden van de speeldag waren afgewerkt, ging Gent er per saldo een punt op vooruit. Twee punten bonus op Club en Anderlecht is geen overbodige luxe met uitwedstrijden bij Club en Anderlecht én een thuismatch tegen Standard voor de boeg, maar het zijn wel twee punten die de anderen moeten inhalen.

Een statisticus van de KU Leuven geeft Gent haast 60 procent kans op de titel. Straks kan het niet anders of de geboren agnost in de Gentenaar begint in wonderen te geloven.