Direct naar artikelinhoud

Bart De Wever, baas boven baas in België

Walter Pauli is politiek commentator van De Morgen.

Walter Paulipleit voor eerbaar compromis

Bart De Wever moet begrijpen dat ook de Franstaligen een uitweg dienen te krijgen, meent Walter Pauli.

Met het mislukken van de preformatie heeft Bart De Wever andermaal zijn positie van sterkste politicus van Vlaanderen herbevestigd. Nu beet zelfs een gedetermineerde Elio Di Rupo zijn tanden op hem stuk, toch de sterkste politicus van Wallonië en Brussel. Afwachten hoe eeuwigdurend deze sterrenstatus zal zijn, maar vandaag ziet Bart De Wever na elk nieuw toppunt uit op een nog verder zenit. Vanaf vorige vrijdag werd voor het eerst ook voor de Franstaligen duidelijk dat het inderdaad is zoals zij vreesden: dat De Wever niet alleen het lot van Vlaanderen bepaalt, maar ook de ‘primum agens’ is in Franstalig België, die man die de eerste fundamentele daden stelt waaruit vervolgens, en in ondergeschikte orde, de rest volgt. ‘Primum agens’ is een begrip dat de grote theoloog Thomas van Aquino gebruikte om werking van God te omschrijven. Een dat teruggaat op de inzichten van de Griekse wijsgeer Aristoteles (’primum movens‘), die zo het belang van ‘de Onbewogen Beweger’ aanstipte. Hij van waar de dynamiek vertrekt, maar die zelf onwrikbaar, onverplaatsbaar, altijddurend is. Het is dus een begrip dat nét voldoende gewicht heeft om de positie van Bart De Wever in de huidige context te illustreren.

Dat aanvoelen verklaart de scherpe reactie van de PS’ers die ineens zeggen dat ze de onafhankelijkheid of op zijn minst zelfstandigheid van Wallonië dus zelf maar moeten voorbereiden. Ze hopen zo zelf weer vat te krijgen op hun eigen lot, ze willen de macht die ze hebben ook opnieuw kunnen gebruiken. En ze bevestigen, tegen hun wil in en juist om eraan te ontsnappen, De Wever als ‘primum agens’ rol. PS’ers radicaliseren en hij kan intussen gematigd zijn, oproepen tot rust en kalmte en een eerlijke kans vragen voor André Flahaut en Danny Pieters. Intussen heeft de PS, die tot nu toe de eerste behoeder van de eenheid van het land was, wel zelf separatisme als plausibel en positief einddoel naar voren geschoven. Men kan dat wel afdoen als retoriek. Maar als de geschiedenis één zaak bewijst, dan dat politieke retoriek meer is dan holle frasen. Dat het lanceren van een begrip, het formuleren van een nieuw einddoel, er vaak toe leidt dat de geest uit de fles raakt. En met uitzondering van die ene geest in een door Walt Disney verfilmd sprookje, bewees de geschiedenis dat men zo’n geest in geen jaren meer terug in zijn fles krijgt.

Het was misschien of wellicht niet eens de bedoeling van Bart De Wever om de Franstaligen dermate te jennen dat sommigen onder hen tot deze conclusie komen. Maar achteraf gezien was het een zeer plausibele optie, zeker bij mislukken. Zeker als ten zuiden van de taalgrens het gevoel leeft dat ze meer hebben gedaan en gegeven dan ze tot nu toe hadden gewild en vele burgers zelfs voor mogelijk hadden gehouden. ‘De Franstaligen begrijpen de Vlamingen nog altijd niet’, is een bij (altijd Vlaamse) commentatoren traditioneel terugkerende kritiek. Maar hoeveel begrijpen de Vlamingen van de Franstaligen?

Na drie jaar communautaire blokkering was er ineens een bereidheid om passen te zetten in de regionalisering van de sociale zekerheid (kinderbijslag, gezondheidszorg), tot voor de jongste verkiezingen nochtans Het Taboe, en ook bijvoorbeeld inzake justitie, een domein waarvan de vraag tot splitsing ervan haast exclusief in Vlaams-nationale kringen opklom. Er was een akkoord rond B-H-V, maar dat telde voor de N-VA en haar claque al amper mee: dat was al op de verkiezingsavond ‘verworven’. Alsof de Franstaligen daar niets maar dan ook níéts aan te zeggen hadden. Voor de achterban van De Wever was dat echt zo.

Net zoals ze het normaal vinden dat er nauwelijks iets in de balans ligt (op die Brusselse financiering na dan, en de koppeling van de financieringswet). Maar een eerste regionalisering van justitie werd niet in evenwicht gehouden door bijvoorbeeld broodnodige correcties op domme splitsingen in het buitenlands beleid (handel, ontwikkelingssamenwerking), herfederaliseringen waar talloze Vlaamse bedrijven al lang vragende partij voor zijn. Maar bij de hardliners die vandaag aan de knoppen zitten, krijgen ze geen gehoor. En die vinden dat maar volstrekt normaal ook.

Net zoals de N-VA-achterban “niet begrijpt” dat de Franstaligen zo moeilijk doen rond die garantie. Dat komt natuurlijk door de even eenvoudige en verstaanbare als volstrekt geniale communicatie van Bart De Wever: “Geen blanco cheque.” ‘Natuurlijk’, reageert een groot deel van het Vlaamse electoraat dan. Welk verantwoordelijk mens tekent nu blanco cheques? Terwijl niemand erin slaagt om uit te leggen dat de N-VA-eisen natuurlijk zogoed als onmogelijk te aanvaarden waren voor de Franstaligen. Als ze hun verkregen kredieten voor Brussel ook nog eens zouden moeten terugbetalen indien binnen twee jaar geen akkoord bereikt werd over de financieringswet, dan kunnen zij alleen maar onderhandelen met het mes op de keel, en vanuit een inferieure positie. Ze hebben immers geen optie meer dan uiteindelijk akkoord te gaan met de N-VA, want als de N-VA ’neen’ zegt is er geen akkoord en zijn zij hun Brusselse geld kwijt. En als de Franstaligen zelf bij te verregaande eisen ‘neen’ zouden zeggen, is er ook geen akkoord en zijn ze dat geld ook kwijt. Is die Franstalige weigering om in dit vernederende scenario mee te stappen niet net even logisch als de vraag tot ‘geen blanco cheque’?

Ooit leerde Bart De Wever nochtans de stiel bij Hugo Schiltz. Wie het politieke leven en denken van Schiltz een beetje kende, weet dat hij een dergelijk akkoord met beide handen had gegrepen. Dat De Wever dit niet doet, heeft twee redenen. Eén: Schiltz was een VU’er, De Wever is een N-VA’er. De Volksunie had een gematigde strekking die radicalen (de pre-N-VA’ers en zelfs de pre-VB’ers) of tot maat aanmaande, of kon minoriseren. Vergeet niet dat een deel van de Vlaamse beweging het altijd te weinig vond als Hugo Schiltz (en Wilfried Martens of Jean-Luc Dehaene) weer extra Vlaamse bevoegdheden binnenhaalden. ‘Gedaan met geven en toegeven’, schreef Mark Grammens dan, als reactie als er weer méér bijkwam. ‘Gedaan met zeuren en treuren’, repliceerde Schiltz. De Wever zat tijdens deze onderhandelingen à cheval tussen een positie à la Schiltz, en een achterban en partij die denkt en voelt zoals Grammens. Hij koos uiteindelijk voor de tweede benadering: het glas was voller dan ooit, maar nog niet vol genoeg. En die te dunne schuimkraag deed hem het hele glas weigeren.

Twee: Schiltz leidde een partij van tussen de 15 en de 20 procent van de stemmen, de derde (of vierde) partij van Vlaanderen. Bart De Wever leidt de grootste Vlaamse partij. Hij kán dus verder gaan, en het zou zelfs intellectueel eerlijk zijn om te zeggen dat Schiltz met evenveel stemmen als De Wever ook meer had geclaimd (en gekregen). Maar De Wever gaat nog verder. Als hij op tv spreekt, dan niet namens de N-VA, maar namens ‘Vlaanderen’. Ook al haalde hij een dik kwart van de stemmen, hij vindt dat hij het gezag van een flinke meerderheid heeft. En natuurlijk helpt de houding van CD&V dat hij daarmee wegkomt. De huidige leiding, met figuren als Wouter Beke, is zo gebiologeerd door de N-VA-kiezer en de gevoeligheden van ‘het Vlaamse electoraat’ dat ze met elke daad die ze (niet) stellen, elke zin die ze (niet) zeggen het marktleiderschap van Bart De Wever bevestigen. En ze worden daartoe aangespoord door een ‘vijfde colonne’ in eigen rangen, mannen als de Voerense burgemeester Huub Broers, die wel een CD&V-lidkaart had maar die inhoudelijk eigenlijk een N-VA’er was.

Alleen zit Bart De Wever zo dicht bij de ene fout die hij kan maken: hybris, existentiële overmoed. In de Griekse mythologie werden zelfs de grootste helden geveld als ze zich door hybris lieten verleiden. De N-VA heeft een historische kiesoverwinning behaald. Maar toen Gaston Eyskens in 1970 en zelfs Wilfried Martens in 1981 hun eerste en tweede staatshervorming realiseerden, haalde hun CVP telkens 40 procent van de stemmen. En waren zij ook politiek marktleider, met nog veel grotere voorsprong dan de N-VA vandaag. En zagen hun kopstukken toch in dat het nodig was tot een eerbaar compromis te komen.

De Franstaligen zullen hun wonden wel likken, en de verstandigsten zullen nu al wel nadenken hoe De Wever een eerbare uitweg te bieden. Maar dat is ook de plicht van Bart De Wever zelf: begrijpen dat Franstaligen er eveneens eerbaar moeten uitkomen. Als het enige ‘compromis’ dat de N-VA aanvaardt er eentje is waarin de Franstaligen onder het juk moeten, zij het onder een jukje, komt er geen akkoord. Dan is het huwelijk niet gered, maar slechter dan ook, zonder dat er (al) een scheiding is uitgesproken. Dat is zelfs bij snel uiteenvallen dan nog jaren een hel voor alle partners. Dus ook voor Vlaanderen.