Direct naar artikelinhoud

Raoul De Zwijger of de sfinx van Deinze

Raoul De Keyser (80) praat niet graag over zijn werk. En dat schalkse stilzwijgen wordt alleen maar hardnekkiger met de jaren. Toch is het team van Goudvis erin geslaagd om een boeiend televisieportret van de internationaal geprezen schilder te maken. Vanavond opent in Antwerpen bovendien een expo met nieuw werk van de meester uit Deinze.

Raoul De Keyser in de kijker met nieuwe tentoonstelling en portret in televisiereeks ‘Goudvis’ op Canvas

‘Onbenaderbaar’ en ‘soeverein’ wordt hij genoemd. Hij wil liever niet vertellen waarover zijn schilderijen gaan, want eigenlijk gaan ze over het schilderen zelf. Maar dat de grote Kleinmeister tot de absolute top behoort, daarover zijn de grootste museumcuratoren het eens.

In de aflevering van Goudvis, die dinsdag in Antwerpen in avant-première ging, wordt de vraag over het schilderen niet uit de weg gegaan. Maar de vraag ‘Wat betekent schilderen voor u?’ levert, zoals vaker in het televisieportret, eerst een lang stilzwijgen op, terwijl De Keyser met pretlichtjes in de ogen en een glimlach om de mond zijn interviewster aankijkt. “Een collega heeft mij ooit een verver genoemd”, zegt hij uiteindelijk ontwijkend. “Er is een verschil tussen verven en schilderen. Stoffen worden geverfd. Maar schilderen... Wat dat betekent? Ik wil niet te veel in die pot roeren.” En dan is voor De Keyser de kous af.

Toch leveren zijn schaarse en beknopte, vaak ironische antwoorden zinvolle informatie op. Zo zegt hij niet graag met nieuwe borstels te schilderen. Aan sommige van zijn penselen zitten nog maar enkele haren. Maar zo moet het. “Een borstel moet eigenlijk schuren.”

Of hij zijn werk mooi vindt? Er volgt weer een lange stilte. Raoul De Keyser houdt niet van dat woord. “‘Mooi’ is nietszeggend.” Hij gebruikt liever de omschrijving ‘niet lelijk’. “Dat zeggen we toch ook van een man of een vrouw. Dat ze ‘niet lelijk’ zijn. Dat zegt volgens mij veel meer.”

Over zijn manier van schilderen. “Ik ben bezig. Ik ben aandachtig voor wat het toeval brengt. Je moet geduldig zijn en zelfs als je geen zin hebt, moet je toch naar je atelier gaan. Want de inspiratie kan altijd en overal komen.” Hij spreekt ook over het ‘accident’ bij het schilderen: schilderijen komen soms voort uit iets wat tijdens het schilderen ‘fout’ is gegaan. “Dat klinkt ook minder ambitieus”, voegt hij daar nog aan toe.

En we zien Raoul De Keyser aan het werk in zijn Atelier. Gebogen over een blad en in de weer met waterverf. Geduldig werkend en zorgvuldig kiezend welke stip of streep hij waar zet. En vooral: vaak aarzelend, denkend en twijfelend. Je voelt zijn liefde voor het materiaal. “Ik hou van olieverf”, zegt hij. “Acryl droogt veel te snel, ik moet kunnen blijven werken aan een schilderij.”

Interviewster Anna Luyten heeft een moeilijke klant aan Raoul De Keyser gehad. De sfinx van Deinze hult zich nu eenmaal graag in stilzwijgen. Hun gesprek is aangevuld met bijzonder interessant archiefmateriaal, soms van decennia geleden, waarin we een jongere De Keyser wel voluit horen en zien praten met onder anderen Jan Hoet. Komt hij ‘onder mannen’ makkelijker los? Het is in elk geval een feit dat hij zich in recente gesprekken met acteur Wim Opbrouck makkelijker laat gaan. Maar ook in die gesprekken blijft hij de ongrijpbare vos.

Bij de lof van Kasper König (directeur van Museum Ludwig in Keulen) en Ulrich Loock (curator van het Museo Seralves in Porto) blijft De Keyser onbewogen. Als een van hen aan De Keyser vraagt of hij met zijn schilderij Clochard (1978) een Mondriaan heeft geschilderd, antwoordt hij laconiek: “Dan wel een scheve Mondriaan.”

Raoul De Keyser noemt zijn schilderijen ‘tactiel’, de ‘zinnelijkheid’ van het schilderen drijft hem. Dat blijkt ook uit zijn jongste werken, die vanaf vanavond te zien zijn in de Antwerpse galerie Zeno X. Het gaat om twaalf werken van klein formaat, gemaakt in 2010, die aangevuld zijn met twee oudere werken: een grote ‘doos’, zoals De Keyser er meerdere heeft gemaakt in de jaren zeventig, en een geometrisch schilderij uit 1988. Het laat zien welke reis De Keyser sindsdien heeft ondernomen.

De titel van de tentoonstelling is Airy en alle werken hebben die vederlichtheid gemeen. Het is opnieuw een erg speelse De Keyser die aan het werk is: hij gebruikte allerlei soorten materiaal (van olieverf op doek tot gesso en acryl op een houten paneeltje) en verkent als vanouds de spanning tussen vormen en kleuren. In Fire laat hij rode waterverf (op hout en vreemd genoeg niet op papier) ontsnappen uit hun contouren in potlood, terwijl hij in Airy de acrylverf laat wegzinken in het onbeschilderde doek terwijl hij de streepjes van ver met gele verf omsingelt.

Het werk van De Keyser is eenvoudig en tegelijk complex. Natuurlijk spreekt hij er niet graag over. Niet alleen omdat hij argwanend staat tegenover woorden, maar omdat alles wat hij wil zeggen nu eenmaal besloten ligt in zijn stille schilderkunst.