Direct naar artikelinhoud

Dansen op het ritme van bominslagen

Dat de Groote Oorlog met documentaires, exposities en lezingen herdacht wordt, is logisch. Maar een musical? Kan, zolang je het maar goed doet.

Show Boat (1927), dat te boek staat als 'de eerste musical', stelde het verbod op rassenvermenging aan de kaak. En voorbeelden van latere musicals over politieke, sociale en religieuze onderwerpen zijn legio, zowel in de Britse als de Amerikaanse musicaltraditie: Les Miserables (naar de gelijknamige roman van Victor Hugo), Miss Saigon (naar de Puccini-opera Madame Butterfly, vertaald naar de Vietnamoorlog), Jesus Christ Superstar (het lijdensverhaal van Jezus Christus), Hair (Vietnamoorlog), West Side Story (naar Shakespeares Romeo en Julia, vertaald naar een bendeoorlog in het New York van de jaren vijftig), Evita (Zuid-Amerikaanse dictator en zijn charismatische vrouw), Daens (de strijd van een geëngageerde priester) en zelfs The Sound of Music (WOII en nazisme in Oostenrijk).

Historisch gezien hebben musicals dus ook de duistere kanten van het bestaan belicht en kunnen ze veel meer aan dan de luchtige toets waarmee ze tegenwoordig steevast geassocieerd worden.

Musical is namelijk net zoals andere podiumkunsten een theatervorm, één die zang, geacteerde dialogen en dans combineert. In die zin benadert hij opera, een theatervorm die wel alom gewaardeerd wordt. Het grootste verschil tussen beide is dat bij musical muziek en acteren (en in mindere mate dans) even belangrijk zijn, terwijl bij opera de muziek centraal staat.

Waarom staat opera dan wél en musical niet zo hoog in aanzien? Henk van Gelder, theaterrecensent voor de Nederlandse krant NRC Handelsblad, meent het antwoord te weten. "Opera is een kunstvorm voor klassiek geschoolde zangers, terwijl de meeste musicals worden geschreven voor acteurs die ook redelijk kunnen zingen. Je merkt het alleen al aan het taalgebruik van de recensenten: operarollen worden 'gezongen', musicalrollen 'gespeeld'." De stemtechniek voor beide genres is ook verschillend.

Dat in de praktijk musicalacteurs niet altijd even goede zangers zijn (of omgekeerd) draagt ongetwijfeld bij tot het minder goede kwaliteitslabel van musical in onze contreien. Acteurs aan de overkant van het Kanaal en de grote plas kunnen wel moeiteloos overschakelen van Shakespeare naar musical, en doen dat ook (zoals topacteurs als Judi Dench of Mandy Patinkin). Dat heeft alles te maken met het Vlaamse (musical)theateronderwijs, dat nu eenmaal niet zo veelzijdig en van topniveau is als het Britse en het Amerikaanse. De Brusselse Erasmus Hogeschool biedt sinds 1994 een degelijke musicalopleiding aan, maar die beschikt niet over de middelen om iedere student individueel zang, spel en dans op een evenwaardig, hoog niveau aan te leren.

Een andere reden waarom musical wellicht dat frivool zang- en dansimago met zich meetorst, is historisch van aard, meent Henk van Gelder: "Volgens mij komt dat doordat het genre in de jaren twintig van de vorige eeuw in Amerika ontstaan is als 'musical comedy'. Naarmate er meer ernstige onderwerpen aan bod kwamen, verviel het woord 'comedy' en werd het bijvoeglijk naamwoord een zelfstandig naamwoord."

De geschiedenis leert echter dat musicals over alles kunnen gaan. "Het enige criterium is dat het goed gedaan is", vindt Van Gelder. "Twintig jaar geleden speelde het Koninklijk Ballet van Vlaanderen zelfs een musical over Anne Frank (Je Anne, red.). Die was weliswaar niet bijzonder goed, maar ook volstrekt niet smakeloos."

Toch zijn er limieten, maar die gelden niet alleen voor musicals. "Misschien zijn concentratiekampen echt wel de grens", vindt Van Gelder. "Er zijn nauwelijks toneelstukken of films die zich in zo'n kamp afspelen. Al kan dat ook een andere, prozaïscher reden hebben: hoeveel kaartjes zouden er worden verkocht voor een kampmusical?"