Direct naar artikelinhoud

Dagelijkse kwetsbaarheid

INTERVIEW. Schrijfsters Valeria Luiselli en Jenny Offill waren dit weekend te gast op het Passa Porta Festival in Brussel. Allebei publiceerden ze het afgelopen jaar een veelgeprezen roman over een jonge moeder die probeert een roman te schrijven. Twee gesprekken met twee schrijfsters die het experiment niet schuwen, fictie demonteren en schrijven tegen de achtergrond van rondrennend grut en de constante ruis van New York City.

Het had niet veel gescheeld of Valeria Luiselli had niet naar Brussel kunnen afreizen. Ze wacht op een 'green card', en mag daarom de Verenigde Staten niet verlaten. Nu reist ze 'on parole', inderdaad: voorwaardelijk, als een misdadiger die net de gevangenis heeft verlaten. "Het is nu afwachten of ze ons weer binnenlaten", vertelt ze. "Dat is afhankelijk van de goodwill van de betreffende douanier. Als we een sadist voor ons krijgen, hebben we pech. Maar dat zien we dan wel weer."

Het migratiesysteem staat in schril contrast met hun dagelijkse leven in de Verenigde Staten, en het dagelijkse leven van veel migranten. "Mijn dochter gaat naar een publieke basisschool in Harlem. Een groot deel van haar klasgenoten bestaat uit illegale Mexicaanse migranten. Maar ondanks hun illegaliteit hebben ze recht op onderwijs, publieke faciliteiten, bepaalde medische voorzieningen. Door het systeem worden ze gecriminaliseerd, maar ondertussen leiden ze een min of meer normaal leven."

Dochter en stiefzoon rennen gillend door de gangen van het residentieappartement. Haar man, de schrijver Álvaro Enrigue, neemt ze mee naar buiten.

"We moeten altijd uitleggen hoe onze familie is samengesteld. Álvaro's zoons wonen in Mexico maar hebben een Amerikaans paspoort, wij hebben een Mexicaans paspoort en wonen in de Verenigde Staten. En ik heb ook nog een Italiaans paspoort."

Korte adem

Valeria Luiselli werd in 1983 in Mexico geboren. Vanwege haar vaders diplomatieke post woonde ze tijdens haar jeugd in Costa Rica, Zuid-Korea, Zuid-Afrika en India. Ze studeerde een paar jaar in Spanje en Frankrijk, keerde terug naar Mexico, en vestigde zich uiteindelijk in New York.

"Mexicaans", antwoordt ze op de vraag tot welke nationaliteit ze zich rekent. Al zegt het concept van nationale identiteit haar weinig. "Voor mij is identiteit beweeglijk, niet gebonden aan mijn land van herkomst. In veel opzichten voel ik me niet thuis in Mexico, mijn culturele referenties liggen verspreid over de wereld."

In 2012 verscheen de Nederlandse vertaling van haar eerste boek, Valse papieren, een hybride van essay en reisverhaal, waarin ze schrijft over haar zoektocht naar het graf van Joseph Brodsky in Venetië, over het onvertaalbare Portugese woord saudade, over fietsen door Mexico-Stad, over lacunes: in de stad, in de taal.

'De grondtoon van haar schrijven is die van de flaneur en de filosoof', schreef Cees Nooteboom in het voorwoord. Hij vraagt zich af wat het zo betoverend maakt, en stelt vast: 'Het moet de combinatie van onbevangenheid en intelligentie zijn, die elk op hun eigen manier een eigen methode van kijken en schrijven tot gevolg hebben.'

De opvolger, De gewichtlozen, verscheen in 2014. Een roman, maar dan wel eentje die de grenzen van het genre aftast en oprekt. 'Wie zich bezighoudt met het schrijven van romans, houdt zich bezig met het dubbelvouwen van de tijd', zegt het personage Homer. En dat is precies wat er in deze roman gebeurt.

Het is een fragmentarische vertelling, die lichtvoetig begint vanuit het perspectief van een jonge moeder, die schrijfster is. Haar twee kleine kinderen eisen haar aandacht op, zodat ze alleen kan schrijven in de 'tussentijd': 'Ik heb een baby en een middelste kind. Ze laten me niet ademen. Alles wat ik schrijf zal - kan - alleen maar van korte adem zijn. Van weinig lucht.'

Ze blikt terug op haar dagen als redactrice bij een uitgever die Zuid-Amerikaanse vondsten à la Roberto Bolaño wil doen. Al zoekende stuit ze op de vergeten Mexicaanse dichter Gilberto Owen, die een obsessie wordt. Ondertussen spookt het in haar huis, bemoeit haar man zich met haar manuscript, en komt Owen steeds vaker zelf aan het woord, totdat onduidelijk wordt wie nu eigenlijk wiens illusie is.

In Nederland en Vlaanderen verzamelde Luiselli al na twee boeken een trouwe en steeds groter wordende fanschare. Er hangt iets cools om haar heen, een vorm van rebellie die we misschien een beetje zijn gaan missen in de literatuur. Zoals ze staat afgebeeld op haar boekomslagen: sigaretje tussen de lippen, rook die om haar gezicht omhoog kringelt, starend naar iets wat zich buiten het beeld bevindt.

Haar meertaligheid - ze spreekt vloeiend Spaans en Engels, en ook een beetje Frans - heeft haar schrijverschap in belangrijke mate gevormd. "Wanneer ik werk aan een boek, gebeurt dat altijd in minstens twee talen tegelijk. Uiteindelijk moet ik er dan één kiezen. Al gebeurde het met Valse papieren dat ik sommige stukken oorspronkelijk in het Spaans schreef en sommige in het Engels, voor The New York Times. De Spaanse stukken werden door een vertaler naar het Engels vertaald en vice versa. Mijn eigen werk vertaal ik nooit, zoals bijvoorbeeld Beckett dat deed, maar ik herschrijf de gemaakte vertalingen wel voortdurend. Mijn uitgevers en vertalers wor- den gek van me, omdat ze weten dat ik, tegen de tijd dat er een Duits of een Itali-aans manuscript klaar is, de Engelse editie alweer grondig heb herzien. Ik raak klem in mijn eigen projecten."

Gelukkig kan ze om dat laatste zelf ook lachen: ze is 32, over een paar dagen verschijnt in de Verenigde Staten haar nieuwe roman The Story of My Teeth, en onlangs heeft ze ook nog een proefschrift - "de grootste tijdverspilling die een mens zichzelf kan aandoen" - over architectuur en literatuur afgerond. Ze maakt nauwelijks onderscheid tussen het academische schrijven en het romanschrijven, zoals ze zich ook niet te veel gelegen laat liggen aan duidelijke genreafbakeningen: alles komt voort uit dezelfde nieuwsgierigheid en onderzoeksdrift.

"Mijn boeken gaan altijd óók over zichzelf, als boek. Ik maak van tevoren geen plannen of schema's. Ik houd ervan als mijn eigen dagelijkse omstandigheden doorsijpelen in de fictie, en vind het interessant om te zien hoe de werkelijkheid mijn boeken verandert. Toen ik De gewichtlozen schreef, was mijn dochter net geboren. Haar ritme dicteerde het ritme van de roman, die bestaat uit korte fragmenten. Mij overkwam dus, in dat opzicht, hetzelfde als de vertelster, die óók net een baby heeft gekregen en probeert een boek te schrijven. Of misschien is het andersom."

De schrijver en Booker Prize-winnaar DBC Pierre zei in een interview: "De literaire regels van de twintigste eeuw schieten simpelweg tekort voor het beschrijven van de chaos en absurditeit. Natuurlijk, romans gingen altijd al tot op zekere hoogte over zichzelf, maar nu gaan romans vrijwel exclusief over het idee dat we hebben van wat een roman is."

"Ik ben het daar helemaal mee eens. En ook weer niet. In het Engelse taalgebied worden eigenlijk maar nauwelijks romans gepubliceerd die zich bezighouden met de vraag wat een roman is. Ik zie vooral een stevig geloof in fictie, als oergenre waar niet aan te tornen is. Het is fictie zonder gaten, robuust, waterdicht."

"Ik kies er natuurlijk bewust voor om literatuur te schrijven die wél zelfreflexief is. Ik houd van fictie die zichzelf als fictie problematiseert. Ik gebruik nooit maar één doorlopende vertelstem. Mijn verhalen worden altijd onderbroken; andere stemmen komen er doorheen, flarden van andere verhalen. Mijn verhalen zijn poreus."

Jenny Offill

Poreus: zo zou je ook Jenny Offills onlangs naar het Nederlands vertaalde roman Department of Speculation ('Verbroken beloftes') kunnen omschrijven. Het boek is een collage van beelden, notities, citaten, grappen, lijstjes. We lezen stukjes over het leven van Boeddha, de noodlottige ruimtereis van Vladimir Komajov, het Golden Record-project, citaten van Rilke, Coleridge, Hesiodus.

Het meeste wordt niet verteld, de witregels zijn misschien wel net zo belangrijk als de tekst zelf. Ze doen denken aan Luiselli's voorliefde voor relingo's, de lege ruimtes in een stad, afwezigheden die zich kunnen vullen met allerhande betekenis. Of zoals Offills agent het omschreef: "Als het gemiddelde boek een lichaam is, dan is dit een röntgenfoto."

De naamloze vertelster van het verhaal koestert vanaf jonge leeftijd de ambitie een 'kunstmonster' te worden. Boven haar bureau hangt een post-it met de tekst 'WERK GEEN LIEFDE!', en ze neemt zich heilig voor nooit te trouwen, zich nooit te laten afleiden door 'alledaagse dingen'. Wanneer ze op haar 29ste debuteert met een roman, lijkt ze goed op weg die belofte aan zichzelf in te lossen. Maar dan wordt ze toch verliefd. Ze trouwt, ze krijgt een kind. En langzaam raakt ze steeds verder verstrikt in alle dingen die ze als jonge vrouw zo resoluut van de hand had gewezen.

"Als ik de omschrijving van mijn eigen boek zou horen, zou ik het nooit kopen", constateert ze nuchter. We zitten tegenover elkaar in de donkere vergaderzaal van een Brussels hotel. Het is vroeg in de ochtend, de lucht is grijs, de verwarming staat nog niet aan. Ze pakt mijn Nederlandse versie op. "Die titel! Ik wist niet dat ze dat zo zouden vertalen. Verbroken beloftes? Een boek dat zo heet zou ik al helemáál niet kopen."

Vijftien jaar zat er tussen de publicatie van haar debuut Last Things en deze nieuwe roman. "Ik heb tussendoor nog een andere roman geschreven, maar die heb ik weggegooid - die was gewoon niet goed genoeg. Na de geboorte van mijn dochter adviseerde iedereen me 'gewoon alles op te schrijven' in een soort stream of consciousness, en het daarna te herschrijven. Maar zo bleek het voor mij niet te werken. Ik schrijf tergend langzaam, maar ik schrijf geen zeven versies van hetzelfde manuscript: als het er eenmaal staat, staat het er goed."

Ze besloot experimenteler te gaan schrijven, gefragmenteerder, zonder een vooropgezet schema. Net als Luiselli is ze meer geïnteresseerd in fictie die zijn eigen mechanismen onderzoekt dan in rechtlijnig realisme. "Niet dat ik een dogmatisch geloof in één bepaalde vorm van fictie aanhang. Meestal wanneer ik denk dat ik ergens niet van houd, stuit ik op een voorbeeld van een schrijver die dat vermoeden weer doet kantelen."

"Ik ben dom wanneer ik schrijf. Ik weet meestal niet waarom ik bepaalde keuzes maak. Dit boek is deels geschreven vanuit de eerste persoon en deels vanuit de derde, terwijl wél steeds dezelfde vertelster aan het woord is. Lange tijd dacht ik daar later een oplossing voor te moeten vinden, maar dat bleek helemaal niet nodig: die perspectiefwisselingen waren volkomen logisch, hóórden bij dit personage."

Overgevoelig

Het klopt: hoe ongelukkiger de jonge moeder wordt, hoe afstandelijker ze over zichzelf en haar leven begint te schrijven. Ze noemt zichzelf 'de echtgenote' en schept een verwrongen genoegen in de schijn van normaliteit: 'Op de speelplaats zet ze een redelijke moeder neer die kijkt hoe haar kind redelijk speelt.'

Maar 's nachts loopt ze rondjes in het donker, heeft ze de neiging om op straat te gaan liggen, en 'op de parkeerplaats van een winkel twee stadjes verderop huilt ze als een clown met haar gezicht tegen het stuur'.

"De meeste mensen lezen de roman als het verslag van een moeizaam moederschap, van een onttakelend huwelijk, van de benauwende banaliteit van alledag. Veel mensen gaan ervan uit dat de verwikkelingen één op één kloppen met mijn eigen leven. Bijna niemand merkt op dat het ook, en misschien wel in de eerste plaats, een boek over depressie is. Dat is het enige écht autobiografische aan het boek."

Sinds haar achttiende kampt Offill (nu 47) met depressie. Nu gaat het al een lange tijd goed, maar de herinneringen aan depressieve periodes zijn scherp, en nog altijd pikt ze een depressief persoon moeiteloos uit een menigte.

"Ik wilde invoelbaar maken hoe verschrikkelijk eenzaam het is om depressief te zijn, hoe ver je verwijderd kunt raken van alles en iedereen. Ik herinner me hoe ik, toen ik net in New York woonde, in de metro zat, en dat het bijna ondraaglijk was: die metalen doos, al die mensen bovenop elkaar, de geluiden, iedereen die daar zat met zijn eigen problemen. Anders dan je misschien zou denken verhevigt depressiviteit de werkelijkheid. Voor een schrijver kan die overgevoeligheid van pas komen, dat wel. Bovendien hebben depressieve mensen vaak een aardig gevoel voor humor."

Het is frappant dat het verhaal over de teloorgang van een kunstmonsterschap niet alleen een kunstwerk heeft opgeleverd, maar bovendien een wereldwijd succes is. Het boek werd door The New York Times uitgeroepen tot een van de tien beste romans van 2014, haalde de shortlist van de Folio Prize, wordt overal ter wereld vertaald.

"Ik hoopte natuurlijk wel op kritische waardering, maar ik had nooit gedacht dat het boek - een fragmentarische vertelling met een huiselijk onderwerp - zoveel weerklank zou vinden. Wie gaat zich in godsnaam voor dit boek interesseren? Dat vroeg ik me oprecht af."

Mannenwereld

Misschien heeft het ermee te maken dat de ouderwetse, mannelijke definitie van kunstenaarschap - alles geven aan de kunst zonder bezig te hoeven zijn met triviale aangelegenheden als het opvoeden van kinderen, of het knopen van je eigen das - minder houdbaar geworden is. Omdat de wereld is veranderd, omdat er simpelweg steeds meer vrouwelijke schrijvers bij komen, die niet meer, zoals Dorothy Parker in de jaren dertig, doodsbang zijn 'als een vrouw' te schrijven.

"Dat is goed mogelijk. Vroeger bladerde ik eindeloos door de schrijversinterviews van The Paris Review, op zoek naar vrouwelijke voorbeelden. Het stelde me teleur dat de meeste van die vrouwen hadden gekozen voor een leven zonder partner, zonder kinderen. Ik begreep dat het een manier was om het voor elkaar te krijgen, maar eigenlijk was ik meer geïnteresseerd in een schrijfster als Grace Paley, die geweldige verhalen schreef, kinderen opvoedde, activist was. Het omgekeerde van een kunstmonster, eigenlijk."

"Ik herinner me dat, toen Doris Lessing de Nobelprijs won, de kranten kopten dat ze als jonge vrouw een zenuwinzinking had gehad, en haar baby had achtergelaten bij haar echtgenoot om daarvan bij te komen. Kun je je überhaupt voorstellen dat ze zo'n verhaal over een mannelijke schrijver zouden plaatsen? Die vrouw had verdorie net de Nobelprijs gewonnen! Voor mij was het een bevestiging dat vrouwelijke schrijvers nog altijd langs een andere lat worden gelegd. Dus, ja, schrijven over zo'n huiselijk onderwerp: dat vond ik spannend. Aan de andere kant dacht ik: zulke boeken als het mijne zijn nog niet zoveel geschreven; boeken die ouderschap en dagelijksheid thematiseren, zonder in te boeten aan ideeënrijkdom en experiment met vorm."

Jenny Offill is inmiddels begonnen in Valeria Luiselli's boek, en Luiselli heeft de eerste honderd pagina's van Offills boek gelezen. Cadeautje van de mensen van Passa Porta, want schrijvers ontmoeten doe je toch vooral in hun boeken.

The Story of My Teeth van Valeria Luiselli verschijnt op 2 april.
De Nederlandse vertaling komt in april uit.

Jenny Offill, Verbroken beloftes, Uitgeverij De Geus, 192 p., 18,95 euro. Vertaling Roos van de Wardt.