Direct naar artikelinhoud

Op zevenmijlslaarzen onderweg naar Rome

Vier eeuwen lang was de grand tour naar Rome een verplicht nummertje voor wie aan kunst wilde doen. Het Museum van Elsene heeft de avontuurlijke reis gereconstrueerd met een mooie verzameling schilderijen, objecten en getuigenissen van al wie een literaire reputatie hoog moest houden.

Door Eric Min

Generaties kunstenaars en burgerzonen (en een enkele freule met haar gouvernante) hebben zich gewillig onderworpen aan de ultieme artistieke initiatierite: een maandenlange expeditie vanuit Noord-Europa naar Rome, de stad waar het hart van de klassieke cultuur klopte. Ze deden het voor de landschappen, voor de kunst en voor het avontuur, want de tocht was niet zonder gevaar. Struikrovers, akelige ziekten, onbetrouwbare geldwisselaars en ander ongedierte loerden achter elke heuvel. Koetsiers, herbergiers en vrouwen van lichte zeden kruisten hun pad. In 1603 vatte Karel Van Mander zijn programma kernachtig samen: "Breng uit Rome de juiste manier van tekenen mee en het goede schilderen uit de stad Venetië. Vermijd kleine herbergen en slecht gezelschap." Wie op weg ging, kocht kaarten en reisgidsen, het Nauw-keurig Reys-boek uit 1689 moet een eigentijdse versie van de groene Michelin geweest zijn. Dat de reis een complexe onderneming was, blijkt uit de historische informatie die nu en dan wordt aangereikt. Voor het traject Parijs-Rome had een comfortabel rijtuig ongeveer zestig dagen nodig. Bevoorrechte getuigen raden aan om minstens drie maanden in Rome door te brengen. De tocht was een werk van lange adem en een financiële aderlating. De toeristen konden het zich veroorloven of hadden rijke ouders.

In het rustige, ruime museum is het parcours in het klein nagebouwd. We vertrekken op de Meir in Antwerpen of in Brussel, trotseren stormen en woeste rivieren, trekken de Alpen over en belanden in het beloofde land waar de zon altijd schijnt, de wijn vloeit en oude stenen schitteren. Echte reizigers gebruiken hun benen. "Wie alleen maar zijn einddoel wil bereiken, kan een snelle postwagen nemen, maar wie wil reizen moet te voet gaan", raadt Rousseau in zijn Emile (1762) aan, en even later sneert een cultuurpessimist dat mensen in rijtuigen hooguit "beelden van een toverlantaarn ter grootte van de omtrek van hun portierraampje" zien, geen echte landschappen. Wat er door al die kunstenaars in spe werd geschetst, was onveranderlijk 'pittoresk'. Naast talloze notitieboekjes bevat de expositie ook enkele werken van grote namen, maar het zijn vooral fraaie, oplichtende schilderijtjes van mindere goden als Turpin de Crissé of Joinville die de show stelen. Het métier van die kleine meesters is verbijsterend. Het ensemble wordt gekruid met documenten en voorwerpen: paspoorten, wisselbrieven, een reisapotheek, een zonnewijzer voor een geestelijke (in een kruisbeeld) en heuse zevenmijlslaarzen die door koeriers werden gedragen.

Het was druk op de wegen van de grand tour. We lopen nogal wat mooi volk tegen het lijf: Bruegel, Erasmus, Dumas, Balzac, Byron... Goethe raadt aan "zo weinig mogelijk op te vallen". Stendhal kent een uitstekende herberg in Simplon en waarschuwt voor rovers. Louise Colet wil in bad en vervloekt de "heilige vuilheid van monniken en kerkmensen, o preutse smerigheid!" Heinrich Heine klaagt over de zwermen Engelsen die Rome onder de voet lopen en "met hun gids in de hand rondhollen en controleren of alle bezienswaardigheden uit het boek er nog altijd staan". Geef de man eens ongelijk.

Tot 27/1 in museum van Elsene, Jean Van Volsemstraat 71, Brussel. Open di-vrij, 13-18.30 uur, za-zo, 10-17 uur, 7 euro, de catalogus kost 25 euro.