Direct naar artikelinhoud

De dodelijke erfenis van munitiefabrikant PRB

België speelt vandaag een voortrekkersrol in de strijd tegen de verspreiding van landmijnen. Ooit deden we net het omgekeerde: via munitiefabrikant Poudreries Réunies de Belgique (PRB) waren we tot eind jaren tachtig een van de grootste globale exporteurs.

De alarmerende vondst in Libië van tienduizenden PRB-antitankmijnen door Human Rights Watch (zie DM 6/4) is geen uitzondering. In Azië en Latijns-Amerika, maar vooral ook in Afrika, duikt de dodelijke erfenis van PRB nog altijd op.

PRB was een dochter van de Generale Maatschappij. Wereldwijd bezat het bedrijf 73 vestigingen, waarvan zes zich toespitsten op militaire productie: Matagne, Clermont en Vivegnis (in Wallonië) en Mechelen, Kaulille en Balen (in Vlaanderen). In Matagne en Balen werden er voortdurend antipersoons- en antitankmijnen geproduceerd en geëxporteerd. Liefst zes types antipersoonsmijnen en negen types antitankmijnen vonden vandaaruit hun weg naar conflictgebieden in Afrika, Azië en Latijns-Amerika. Sommige types werden successen op de wapenmarkt (zie kaart). Tienduizenden exemplaren werden verscheept met exportlicenties die onder het Belgische handelsgeheim vielen. Alleen al tussen 1983 en 1986 exporteerde PRB 112.000 landmijnen voor de export.

Slechts af en toe dook in de pers hierover een bericht op, zoals “een wapenlicentie van 22 februari 1980, ten gunste van Libië”, waarmee een “bedrag van iets meer dan zes miljard frank gemoeid zou zijn”. Een groep Libiërs kreeg in die periode van de regering-Martens zelfs toelating om “een cursus over springstoffen” te volgen bij PRB in Balen. PRB vroeg het bankroet aan in 1989, symbolisch het jaar waarin de Muur viel en de Koude Oorlog eindigde die met zijn satellietconflicten de lucratiefste contracten opleverde voor de landmijnenmarkt. De staat haastte zich om het bedrijf te laten demilitariseren. Drie jaar later werd het faillissement uitgesproken.

Miljoenen mijnen

De productie van antipersoonsmijnen werd in het Verdrag van Ottawa wereldwijd verboden in 1997, “maar miljoenen verspreide landmijnen, waaronder de massaproductie van PRB, zijn een erfenis die vele tientallen jaren zal voortduren”, zegt Bruno Leclercq, beleidsdirecteur van Handicap International. “De ontdekking in Libië bewijst het probleem van de talrijke landmijnen die nog in verborgen opslagplaatsen liggen.”

De antitankmijnen die in Libië werden ontdekt vallen in theorie niet onder het verbodsverdrag. Ervaringsdeskundigen zoals Leclercq vinden dat tragisch, want op het terrein zorgt deze munitie nog altijd voor 15 procent van de landmijnslachtoffers. In 2008, het laatste jaar waarover er cijfers zijn, werden er wereldwijd meer dan 5.000 mensen door gewond. “Sommige antitankmijnen hebben (door hun boobytraps) hetzelfde effect als antipersoonsmijnen”, zegt hij. “Daarom moet de verbodsdefinitie op antipersoonsmijnen zo ruim mogelijk worden gehanteerd.”

Leclercq wijst er ook op dat in conflictgebieden boven alles het internationaal recht geldt. “Wapens en munitie mogen in conflicten alleen gebruikt worden als ze discrimineren tussen burgers en militairen”, zegt hij. “Landmijnen doen dat in hedendaagse conflicten bijna nooit. Het internationaal recht is dus vandaag een krachtig argument om ze allemaal te verbieden.”