Direct naar artikelinhoud

'Kwetsbare jongeren moeten meer gaan sporten'

Deelname aan sportclubs heeft een heilzame werking op kwetsbare jeugd. Dit blijkt uit onderzoek van de VUB in samenwerking met de Ugent. Het verenigingsleven geeft deze jongeren houvast.

"Sport is voor deze jongeren bovendien een prima manier om zich af te reageren", stelt Reinhard Haudenhuyse van de VUB. Kwetsbare jongeren kampen vaak met een negatief zelfbeeld. Sporten geeft hen dan de kans om te tonen dat ze ergens goed in zijn en schaaft hun competenties bij.

Sportfederaties en Bloso investeren echter amper in kansengroepen. Clubs die openstaan voor jongeren uit kwetsbare milieus draaien quasi louter op de goodwill van een aantal geëngageerde clubleden.

Rol van de coach

Maar het gaat niet vanzelf: wie kwetsbare jongeren wil bereiken en vasthouden, moet rekening houden met een hoop drempels. Zo blijkt financiële flexibiliteit essentieel. Bijvoorbeeld door soepel te zijn met lidgeld, tweedehands materiaal aan te bieden of het OCMW te contacteren.

De jongeren geven zelf aan dat ze een warm en open klimaat zeer belangrijk vinden en de diversiteit in de groep erg weten te appreciëren.

Ook de rol van de coach kan niet overschat worden. "De trainer is een sleutelfiguur: niet alleen moet hij de jongeren iets bijbrengen op sportief vlak, hij of zij moet ook oog hebben voor hun leefwereld", zegt Haudenhuyse, die vaststelt dat daar in het huidige opleidingsaanbod voor trainers geen ruimte voor is.

Zo vinden de jongeren het belangrijk dat ze met hun coach kunnen praten, ook over thuis of over school. Haudenhuyse: "Ik ben een trainer tegengekomen die met een jongere meeging naar het rijexamen."

Of sportclubs in regel toegankelijker zijn dan bijvoorbeeld klassieke jeugdbeweging, is niet meteen duidelijk. "Maar het lijkt wel zo", zegt Jan Deduytsche van Uit de Marge, steunpunt voor jongerenwelzijnswerk.

"Zelf heb ik de indruk dat als er in een jeugdbeweging veel jongeren bijkomen met een moeilijke achtergrond, de kinderen op het andere uiteinde van het continuüm afhaken", zegt hij.

"Jeugdbewegingen vertrekken meer vanuit mainstream waarden en normen. Bij pakweg voetbal speelt dat minder. Sport is een universele taal. Als je goed met een bal overweg kan en de regels volgt, dan doet de rest er minder toe."

Een pijnpunt dat het onderzoek wel duidelijk blootlegt: of kansarme jongeren een plaats krijgen, hangt tot nader order af van de goodwill van de club. "Vaak is er één geëngageerd clublid dat de kar trekt", merkt Haudenhuyse op.

Onnozelaars

"Iemand zei letterlijk dat 'er maar een paar onnozelaars zijn die dit doen'. De clubs geven zelf ook aan dat ze in een precaire situatie zitten. Ofwel zijn ze het slachtoffer van hun eigen succes, of ze hebben het moeilijk op het vlak van infrastructuur, financiën of ondersteuning", zegt Haudenhuyse.

"Het zijn verenigingen in de marge van het sportbeleid, die nergens terechtkunnen met hun vragen. Als ze steun krijgen, is dat veelal bij jeugdwelzijnsorganisaties. Maar vanuit de eigen federatie of organisaties als Bloso is de ondersteuning en investering in kansengroepen erg mager."