Direct naar artikelinhoud

Ook parlement moet nu langer werken

De partijen in het federaal parlement hebben een akkoord bereikt over een nieuwe pensioenregeling voor parlementsleden. Binnenkort moeten zij, zoals iedereen, tot hun 67ste werken. Het parlement heeft tegelijk ook aanbevelingen klaar voor een propere politiek.

In 2014 trok de federale regering de pensioenleeftijd voor burgers op tot 67 jaar, maar de parlementairen glipten door de mazen van het net. De discussie over hun pensioenleeftijd sleepte ruim twee jaar aan. Gisteren raakten de partijen in het federaal parlement het toch eens over een nieuwe regeling. Het unanieme akkoord wordt volgende week officieel bekrachtigd.

Vanaf 2030 komt de pensioenleeftijd voor federale verkozenen op 67 jaar te liggen. Ze moeten 45 jaar hebben gewerkt om een volledig pensioen te krijgen, tegenover 36 jaar nu. Daarmee is de regeling gelijkaardig aan die van het Vlaams Parlement. Dat voerde in mei al een eigen pensioenregeling in omdat de discussie met de andere parlementen te lang aansleepte.

Addertje

In de federale regeling zit er wel een addertje onder het gras. Mensen die in 2014 al acht jaar parlementslid waren, mogen er immers toch al vroeger de brui aan geven. Die uitzondering is volgens N-VA-Kamerfractieleider Peter De Roover van toepassing op acht parlementsleden. "Wat zij voor 2014 hebben opgebouwd, kunnen ze vanaf hun 60ste opnemen", zegt De Roover. Onder hen Hans Bonte (sp.a), Herman De Croo (Open Vld), Denis Ducarme (MR) en Olivier Maingain (DéFI).

De uitzondering is het resultaat van een politiek compromis tussen meerderheid en oppositie. Daarin zijn er ook een aantal overgangsmaatregelen opgenomen. Zo komt de pensioenleeftijd niet meteen op 67 te liggen, maar schuift die leeftijdsgrens geleidelijk op. Vanaf 2019 ligt de pensioenleeftijd op 65 jaar. In 2025 schuift die op naar 66 jaar, in 2030 naar 67 jaar.

De Roover is tevreden dat er eindelijk een consensus werd gevonden. "Deze discussie heeft veel voeten in de aarde gehad. Nog langer dralen zou de geloofwaardigheid van de politiek alleen maar verder ondermijnd hebben", klinkt het. Dat het dossier voor het zomerreces afgerond is, komt volgens De Roover het vertrouwen in de politiek ten goede. "Ook al had het best wat vroeger gemogen."

Politieke vernieuwing

Een tweede opsteker zijn de conclusies van de werkgroep politieke vernieuwing in de Kamer. Die werkgroep werd opgericht in de nasleep van de schandalen rond Publifin en Publipart en na de heisa over het zitje van Kamervoorzitter Siegfried Bracke in de adviesraad van Telenet. Gisteren maakte de werkgroep haar definitieve conclusies bekend.

Twee weken geleden maakte de werkgroep haar conclusies ook al bekend, maar toen reageerde de oppositie ontgoocheld. Groen en sp.a vonden de aanbevelingen rond het beperken van de mandaten van Kamervoorzitter Bracke te vaag.

Na een nieuw overleg met werkgroepvoorzitter Brecht Vermeulen (N-VA) is de tekst nu verduidelijkt. De werkgroep verwacht van de Kamervoorzitter "dat hij steeds beschikbaar is voor zijn mandaat en dat hij geen bijkomende private of publieke mandaten opneemt". Hij mag wel nog lid zijn van de gemeente- of OCMW-raad. "Zelfs onbezoldigde nevenactiviteiten zijn nu bijna niet meer mogelijk", zegt CD&V-Kamerlid Vincent Van Peteghem.

"Wij zijn blij met de tekstaanpassing", zo reageert Groen-fractieleider Kristof Calvo. Hij bekijkt het eindresultaat van de politieke werkgroep met gemengde gevoelens. "Er zijn een aantal doorbraken, zoals de transparantie over private vergoedingen en extra ruimte voor burgerinitiatieven. Maar de grote omwenteling blijft uit. Zo blijft het lobbyregister een lege doos en is er geen akkoord over de decumul."

Normaal zou de commissie Binnenlandse Zaken gisteren stemmen over de aanbevelingen. De stemming is echter een weekje uitgesteld omdat niet iedereen de juiste versie zou hebben gekregen.