Direct naar artikelinhoud

Regeringen van conflictlanden zijn grootste vijand van hulpverleners

‘Nationale overheden van conflictlanden snijden burgers, vaak bewust, af van humanitaire hulp.’ Dat zegt Meini Nicolai, operationeel directeur bij AZG, naar aanleiding van de jaarlijkse AZG-top tien van humanitaire crisissen. ‘De gevolgen zijn catastrofaal.’

Traditiegetrouw heeft Artsen Zonder Grenzen (AZG) zijn eindejaarslijst gepresenteerd waarop tien van de ergste humanitaire crisissen prijken. Rode draad in de top tien van 2009 zijn de moeilijke werkomstandigheden waar de organisatie mee te maken krijgt. Die belemmering uit zich op twee fronten: enerzijds blokkeren regeringen de hulp en anderzijds worden humanitaire organisaties, al dan niet rechtstreeks, aangevallen. “Het is frappant hoe de werking van hulporganisaties dit jaar algemeen werd bemoeilijkt”, zegt Koen Baetens, persverantwoordelijke bij AZG.

Boycot overheid

“Nationale regeringen verhinderen hulporganisaties steeds meer hun werk te doen”, zegt Meini Nicolai, operationeel directeur bij AZG. Dit jaar werd AZG de toegang tot verschillende conflictgebieden ontzegd. Onder meer in Sri Lanka mochten hulporganisaties de smalle strook land niet binnen waar tienduizenden burgers zich ophielden. Die zaten daar wekenlang ingesloten nadat het geweld tussen het Sri Lankaanse leger en de Tamiltijgers tot een hoogtepunt was gekomen. Ook in Soedan, en dan specifiek in de westelijk regio Darfur, werden dit jaar hulpverleners geweerd. Nadat het Internationaal Strafhof de Soedanese president Omar al-Bashir beschuldigd had van oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid, vlogen dertien internationale en drie Soedanese hulporganisaties zonder pardon het land uit. Daarnaast durven regeringen de organisaties ook concrete beperkingen opleggen. Zo verklaart AZG dat het, eenmaal ter plaatse, niet altijd zijn taken mag uitvoeren.De redenen voor de staatsblokkeringen zijn volgens AZG heel divers, maar heel vaak politiek geïnspireerd. “Overheden willen bijvoorbeeld liever geen onafhankelijke organisaties op het conflictterrein”, zegt Nicolai.In Pakistan werden dit jaar twee medewerkers van AZG vermoord toen ze met een duidelijk gemarkeerde ambulance gewonde burgers wilden ophalen bij gevechten in de stad Charbagh. Het is niet uitzonderlijk dat hulpverleners rechtstreeks worden aangevallen. In de huidige conflictgebieden vrezen ngo-medewerkers steeds vaker voor hun leven. Zo werden in april van dit jaar nog twee hulpverleners van AZG ontvoerd in het Somalische Bakkoo. Door de toenemende onveiligheid zag AZG zich uiteindelijk genoodzaakt vier projecten in het land te sluiten. Daarnaast zijn humanitaire plaatsen niet zelden het doelwit van regeringslegers, internationale troepen of gewapende rebellen. In Afghanistan hebben internationale troepen dit jaar verscheidene ziekenhuizen bezet en arrestaties verricht in de ziekenzalen. Door de aanwezigheid van die troepen werden de ziekenhuizen al snel de schietschijf van gewapende oppositietroepen. Ook in Jemen werden ziekenhuizen gebombardeerd en in Pakistan viel op 9 december een raket op het ziekenhuis in Sadda. Het meest treffende incident dit jaar vond plaats in Congo. AZG vaccineerde er in oktober duizenden kinderen tegen de mazelen op zeven specifieke plaatsen. Ondanks de steun van het Congolese ministerie van Gezondheid en veiligheidsgaranties van alle strijdende partijen opende het Congolese leger het vuur. Burgers en hulpverleners moesten halsoverkop dekking zoeken.De internationale voorzitter van AZG, Christophe Fournier, klaagt de evolutie aan: “Organisaties worden gedwongen om te vertrekken omdat ze zelf onder vuur komen. Dit wordt stilaan de norm en dat is onaanvaardbaar.”

Burgers grootste slachtoffer

In zijn top tien benadrukt AZG dat burgers het grootste slachtoffer zijn van de conflicten. Door de moeilijkheden waarmee hulporganisaties af te rekenen krijgen, worden burgers van noodzakelijke basisvoorzieningen afgesneden. Zo hebben Pakistan en Somalië een enorm hoge kinder- en moedersterfte en is er in Jemen bij kinderen sprake van ondervoeding. Daarnaast richtten gewapende groepen zich steeds meer op de burgerbevolking zelf. In Congo bijvoorbeeld werden honderden mensen gedood en duizenden vrouwen, kinderen en soms mannen verkracht. “De gevolgen van het conflict voor de burgerbevolking zijn catastrofaal”, beklemtoont Nicolai. “Het is dus noodzakelijk dat wij ons werk kunnen blijven doen.”