Direct naar artikelinhoud

De welvaartsstaat zal hervormen of afbrokkelen

Structurele hervormingen: stoplap of noodzaak? Twee antwoorden op ons standpunt van gisteren

Het hoofdartikel van Bart Eeckhout gisteren zal - naar ik hoop - menige wenkbrauw hebben doen fronsen. We kunnen blijkbaar tevreden zijn dat eens te meer een begroting(scontrole) werd afgerond zonder structurele hervormingen. Die laatste zijn immers een holle slogan van aanhangers van een ideologie met als doel de welvaartsstaat af te bouwen. Ik vraag mij echt af waar hij daartoe de mosterd haalt. De roep tot structurele hervormingen komt immers vooral van diegenen die net bezorgd zijn over het voortbestaan van onze welvaartsstaat gezien de huidige uitgavendynamiek. Het gaat er niet om de boom van de sociale zekerheid te willen vellen. Maar ook bij oude bomen is een fikse snoeibeurt soms nodig om hem in leven te houden.

De herverdeling van welvaart is de afgelopen vijftig jaar zowat verdubbeld. In 1960 bedroegen de sociale uitgaven nog geen 15 procent van het bbp, in 2009 was dat net geen 30 procent. Een spectaculaire groei en slechts drie OESO-landen besteden (iets) meer aan de sociale zekerheid dan België. Ongeacht hoe nobel het doel kan zijn, het zadelt ons land op met een zware concurrentiekrachthandicap. Het zijn immers bijdragen op lonen die het grootste deel ervan financieren. Arbeid is in België dan ook veel duurder dan in omliggende landen. We prijzen alom onze hoge arbeidsproductiviteit, maar in feite is dat niets meer dan het symptoom van bedrijven die zo veel mogelijk hebben geautomatiseerd om dure arbeid uit te sparen. Onze lage werkgelegenheidsgraad illustreert dat treffend.

Bovendien is solidariteit niet eindeloos. Indien rechten en plichten niet helemaal in balans zijn, zal het draagvlak van wie het moet financieren dreigen te verkleinen. Neem nu een alleenstaande, die moet zowat negen maanden van het jaar werken om zijn belastingen en bijdragen te betalen. Dat het evenwicht tussen sociale rechten en plichten doorheen de jaren wel erg wankel geworden zijn, wordt duidelijk geïllustreerd door de pensioenkwestie. Binnen het repartitiestelsel zijn het de werkenden die de pensioenen van de ouderen financieren. Die financiering staat echter op de helling door een combinatie van de kortere loopbanen en langere levensverwachting enerzijds en het toenemend aantal ouderen in verhouding tot het aantal werkenden anderzijds. We kunnen het er allicht over eens zijn dat het niveau van de pensioenuitkeringen in ons land niet bijster hoog ligt. Dan rest er maar weinig uitweg dan de loopbanen te verlengen om de pensioenen te financieren. Een verhoging van de bijdragen zal arbeid enkel nog schaarser maken dan ze al is. Maar wat we vandaag doen is vooral de factuur doorschuiven naar de volgende generatie. Zij wordt bij ongewijzigd beleid opgezadeld met een groeiende, onstuitbare schuldenlast.

Het belangrijkste streefdoel van een welvaartsstaat zou erin moeten bestaan mensen zoveel mogelijk kansen te bieden. Kansen op werk, maar ook een vangnet voor als het misloopt. Zo zou een werkloosheidsuitkering in de eerste plaats moeten dienen als een verzekering tegen onverwacht inkomensverlies. We kunnen dan ook de maatregelen van de afgelopen jaren zoals de degressiviteit van de uitkeringen en de activeringsinspanningen enkel toejuichen. Hopelijk wordt de discussie over het eenheidsstatuut van arbeiders en bedienden geen gemiste kans om het huidig ontslagrecht grondig te hervormen in een systeem dat meer kansen op hertewerkstelling biedt.

Er bestaat niet zoiets al dé modelwelvaartsstaat. Veel landen vullen dit op een andere manier in, afhankelijk van de eigen democratische voorkeur. Ook kan het systeem binnen een land evolueren doorheen de tijd. In functie van de noden van dat moment. Het is dus niet meer dan normaal dat verworvenheden onder de loep worden genomen. Sociale bescherming vereist ook een zekere verantwoordelijkheid. We moeten onze welvaartsstaat tijdig hervormen of hij zal noodgedwongen afbrokkelen.