Direct naar artikelinhoud

Vraag: De staatsschuld loopt weer razendsnel op. Was dat probleem dan niet opgelost?

De rentesneeuwbal. Kent u dat monstertje nog dat het budgettaire nieuws overheerste in de eerste helft van de jaren negentig? Goed nieuws voor nostalgici: in alle stilte is de rentesneeuwbal zijn comeback aan het maken.

Het is niet altijd crisis geweest. Eind 2006 bijvoorbeeld leek er geen vuiltje aan de lucht. De Nationale Bank tekende de hoogste groei van het decennium op en de regering-Verhofstadt kreeg (een laatste keer) lof toegezwaaid omdat ze een begroting in evenwicht afleverde en de staatsschuld gevoelig terugdreef. Althans in procenten; in pure centen is onze schuld al die tijd blijven stijgen, maar omdat de economie nog sneller groeide, kon de schuldgraad (het percentage schuld ten opzichte van het bruto binnenlands product) dalen. Dat gaf een aardige kromming in de grafiekjes van minister van Financiën Didier Reynders. Tegenwoordig is dezelfde minister Reynders wat zuiniger met de verspreiding van grafiekjes. Daar zit namelijk ook weer een kromming in, maar dan even steil naar boven (zie grafiek).Misschien, zo weten we nu, zijn we destijds wat uitbundig geweest in het aanprijzen van de begrotingspolitiek van de paarse regeringen. De vorige federale regeringen gaven meer geld uit en haalden er tegelijk minder op dan ze feitelijk nodig hadden. En ze wisten dat handig verborgen te houden achter de aanhoudende economische groei. “Vanaf 2002 zet er zich in de federale begroting een soort schaarbeweging in”, doceert professor economie Paul Van Rompuy (KU Leuven). “Een been wordt gevormd met de dalende ontvangsten door de lastenverlaging via de hervorming van de personenbelasting en de verlaging van de werkgeversbijdragen. Het andere been van de schaar bestaat uit de stijgende uitgaven. Tussen 2002 en 2007 zijn de uitgaven met 3 procent toegenomen, wat meer is dan de gemiddelde economische groei in dezelfde periode. De regering voerde toen een expansief, stimulerend beleid. Daar vallen argumenten voor te verzinnen, maar je kunt je wel afvragen of zoveel generositeit toen echt wel nodig was.”Dat de vorige regeringen (onder Verhofstadt, maar zeker ook onder Leterme) meer van het krekel- dan van het miertype waren, komt helder naar voren uit de analyse van het zogenaamde primaire saldo (het verschil tussen inkomsten en uitgaven zonder rentelasten, of anders gezegd wat de staat overhoudt in haar huishoudboekje voor ze haar leningen begint af te betalen). Hoe hoger het primaire saldo, hoe meer schuld afbetaald kan worden. In de precrisisperiode 2000-2008 daalde dat primaire overschot met 3,9 procent van het bbp. Eigenlijk oogt het plaatje van de vorige regeringen zelfs nog minder fraai, want door de pensioenkassen van overheidsbedrijven over te nemen en de verkoop en wederinhuur van overheidsbedrijven werden financiële baten naar voren geschoven, terwijl de lasten voor later zullen zijn.

Oncomfortabele uitgangspositie

Het is niet meteen het type beleid waarmee je een economische schok voorbereidt, meent ook professor Van Rompuy. “Onder de vorige regeringen is het beleid van bewuste opbouw van begrotingsoverschotten afgebroken. Het gevolg is dat de huidige regering in een nogal oncomfortabele uitgangspositie zit om de crisis aan te pakken. Er moet nog te veel last van het verleden meegedragen worden.” Dit jaar is er zelfs een negatief primair saldo, wat betekent dat de overheid zelfs zonder schuldlasten meer uitgeeft dan ze binnenkrijgt. Het is nog maar voor het eerst sinds het bloedrode crisisjaar 1984 dat die uitzonderlijke situatie zich voordoet.Onmiddellijk gevolg is dat de staatsschuld snel weer toeneemt. Volgens het al redelijk pessimistische rapport van de Hoge Raad voor Financiën van deze lente zou de staatsschuld in 2012 weer boven de symbolische drempel van de 100 procent van bbp pieken. Amper een half jaar later worden die vooruitzichten al drastisch bijgesteld worden: eind dit jaar zouden we al op 98,1 procent zitten en volgend jaar zou de 100-procentgrens onvermijdelijk doorbroken worden. Nog een jaar later gaan we dan al naar ruim 107 procent, waarna de schuld verder evolueert naar 110 procent en meer tegen 2014. Tenzij het roer wordt omgegooid, komen we zo ergens in het begin van het decennium-2020 uit bij 137 procent. Dat is helaas opnieuw een symbolische drempel, want 137 procent was in 1993 de absolute toppiek van de Belgische schuldgraad.Bon, met enig optimisme zou je daaruit ook kunnen besluiten dat het ons al een keertje gelukt is om de staatsschuld van die piek terug te brengen naar een meer aanvaardbaar niveau. Dus waarom zouden we het nu dan geen tweede maal kunnen? Het zal sowieso van moetens zijn, maar het verschil is wel dat er nu, in tegenstelling tot vijftien jaar geleden, geen externe druk is. België moest toen zijn begrotingstekort onder of in de buurt van de 3 procent houden, om zijn toegang tot de eurozone veilig te stellen. “Dat is ook gelukt”, brengt professor Van Rompuy in herinnering. “Maar laten we toch niet te licht stappen over de dramatische sociale omstandigheden waarin de regering-Dehaene toen gewerkt heeft. Het Globaal Plan van 1993 bevatte onder meer het bevriezen van de loonindexeringen, het optrekken van de werkgeversbijdragen en het saneren van de uitgaven in de sociale zekerheid. Dat was toen, net omwille van de Europese druk, te verantwoorden. Ook al neem ik aan dat ook de huidige en volgende regeringen een spaarzaam beleid zullen willen voeren, het is de vraag of dergelijk ernstige maatregelen zonder externe druk haalbaar zullen zijn.”Tegen 2014 ten laatste zou de schuld teruggebracht zijn tot 60 procent van het bbp, zo beloofde België aan Europa. Het lijkt er meer op dat we in de buurt van het dubbele zullen uitkomen. “Zonder crisis hadden we die 60 procent kunnen halen in 2014 of 2015”, meent professor Van Rompuy. “Door de crisis en door het gebrek aan opgebouwde buffer zijn we nu zeker voor tien, vijftien jaar uit koers geslagen. Zelfs met een ernstig herstelbeleid zullen we niet kunnen vermijden dat de schuld weer een tijdje over de kaap van de 100 procent schiet. Daarmee zitten we dus weer op het niveau van het eind van de jaren negentig.”

Zachtjes rolt de sneeuwbal

Dat de schuld opnieuw hand over hand toeneemt komt mede doordat de rentesneeuwbal weer aan het rollen gegaan is: hoe hoger de schuld, hoe meer rente erop betaald moet worden, waardoor de schuld opnieuw, als het ware vanzelf stijgt. De sneeuwbal rolt nu nog zachtjes omdat de internationale rente zeer laag ligt. Aangezien de economische groei nog lager uitkomt - er is zelfs een forse krimp van 3,5 tot 4 procent - stijgt de rentelast niettemin. Alleen een forse economische heropleving kan het aanzwellen van die rentesneeuwbal temperen. Wat hebben we geleerd vandaag? Dat er, behalve de sociale zekerheid (DM 3/9), nog minstens een tweede gat in de schatkist zit. Dat is opnieuw sneu voor ons, burger-belastingbetalers. Want al het geld dat de overheid verplicht moet besteden aan het afbetalen van rente en schuld kan het niet uitgeven aan lonen voor politieagenten, beveiliging van rechtbanken of verhoging van de wettelijke pensioenen. En die schuld is uiteindelijk onze schuld. Vandaag bedraagt ze al ruim 320 miljard, in 2014 wordt dat volgens de recentste voorspelling van het Planbureau zelfs 430 miljard. Dat is 43.000 euro voor iedereen die bij u aan de ontbijttafel zit. Ook voor uw kinderen, ja. Vooral voor hen eigenlijk, want zij zullen een groot deel van die schulden straks moeten afbetalen. Bij wijze van troost kunt u natuurlijk nog altijd een staatsobligatie kopen van de NV België, dan verdient u tenminste nog een aardige cent aan die schuldenberg.Morgen: het communautaire lek in de staatskas.