Direct naar artikelinhoud

Eerst examen, dan studeren?

Te veel studenten slagen niet voor hun eerste jaar of halen hun diploma veel te laat. De universiteiten wilden die trend met een niet-bindende toelatingsproef indijken. Maar nu kant de UHasselt zich onverwacht tegen zo'n toets, wat tot vertraging kan leiden.

De universiteiten waren het tot voor kort zo goed als eens dat er verplichte, maar niet-bindende toelatingsproeven moeten komen voor aspirant-studenten. Het zou het mogelijk moeten maken dat jongeren sneller op de hoogte zijn van hun capaciteiten, en bij een slecht resultaat kiezen voor een andere opleiding.

De Vlaamse regering schaarde zich achter dit plan en nam de proef op in haar regeerakkoord. Ten laatste in het academiejaar 2018-2019 zou ze voor elke opleiding moeten zijn ingevoerd. Maar die eensgezindheid is doorbroken, nu de UHasselt in een opiniestuk op demorgen.be stelt dat de proef geen nut heeft.

"Als je de nationale en internationale literatuur over de efficiëntie en de betrouwbaarheid ervan uitspit, dan dringt zich één conclusie op: de toelatingsproeven zijn bedroevend inefficiënt, erg onbetrouwbaar en dus onbruikbaar", schrijft rector Luc De Schepper, die aangeeft altijd al twijfels te hebben gehad over de proeven. "Ze zijn niet de oplossing. Daarmee zouden we universiteiten degraderen tot de rol van de augur, die in het oude Rome de wil van de goden aflas uit de vlucht van de vogels. Pure wichelarij, dus."

Harde woorden, die tonen dat de universiteiten verdeeld zijn. Eerder deze week pleitte rector Rik Torfs (KU Leuven) voor een bindende toelatingsproef voor jongeren die, na de hervorming van het secundair onderwijs, afkomstig zijn uit arbeidsmarktgerichte opleidingen. Daarvoor is de tijd nog niet rijp, geeft Torfs nu aan, maar een niet-bindende proef heeft wel nut.

"Ik neem aan dat de UHasselt meer studenten willen trekken voor de tien nieuwe opleidingen die zij wensen. Dikwijls is het een gebrek aan durf om jongeren te helpen de juiste keuze te maken. Het is helaas onze traditie dat iedereen mee mag doen aan de loterij, ook als iemand geen kans maakt om te winnen. We moeten opnieuw in gesprek gaan, ook met de minister."

Veel geld

De sterk uiteenlopende voorstellen van Torfs en De Schepper, die een grotere samenwerking met de klassenraden uit het secundair bepleit, hebben wel hetzelfde doel voor ogen: meer studenten laten slagen. Op dit moment slaagt 60 procent van de studenten niet voor het eerste jaar. Daarenboven haalt amper 27,6 procent zijn bachelordiploma in drie jaar.

En dat kost veel geld. Er zijn zo'n 45 procent meer studenten dan vijftien jaar geleden. Elk jaar kosten gebuisde studenten de maatschappij tientallen miljoenen en lopen de universiteiten en hogescholen financiering mis, omdat zij ook betaald worden voor het aantal jongeren dat een diploma behaalt. Blijven investeren in jongeren die examenperiode na examenperiode falen is vanuit economisch perspectief onmogelijk. Zeker nu het hoger onderwijs 51,6 miljoen euro in 2015 en 78 miljoen euro in 2016 moet besparen.

Het hogere inschrijvingsgeld kan dat ten dele compenseren, maar gaat er niet voor zorgen dat meer studenten op tijd afstuderen. Daarom wensen de universiteiten en hogescholen vooral de tegenvallende slaagcijfers te verhogen. Als zij hiervoor een oplossing kunnen vinden - en dat lijkt momenteel nog niet het geval - zouden zij elk jaar ettelijke miljoenen euro's besparen.