Direct naar artikelinhoud

'Vader voelde zich nooit prettig'

De geestelijke vader van Tom Poes en heer Bommel, Marten Toonder, had ook échte kinderen. Zijn enige nog levende zoon, Eiso, blikt in een uitzonderlijk open gesprek terug: 'Marten was een verslaggever uit een andere wereld.' Geert De Weyer

arten Toonder (1912-2005) is voor Nederland wat Willy Vandersteen voor Vlaanderen en Hergé voor België was: een fenomenale meesterauteur die zelfs in literaire kringen op handen werd gedragen. Honderd jaar na zijn geboorte en zeven jaar na zijn dood wordt met een expo in het Brusselse Stripmuseum de aftrap gegeven van het Toonderjaar. Daar wordt de artistieke verhouding belicht tussen de Toonder-gezinsleden. Toonders oudere broer Jan Gerhard en zijn eerste vrouw Phiny Dick werkten nauw samen. Die kruisbestuiving legde de basis voor het latere succes, zegt Eiso Toonder nu.

"Het was niet altijd een hechte samenwerking. Toen Marten 22 was zag hij hoe zijn broer Jan Gerhard literaire ambities had en zijn vrouw Phiny aardig kon tekenen. Hij vond zichzelf maar een tekenaar zonder verdere pretentie. Dat hij ooit zulk een groot auteur zou worden, kon je aan niets merken. Toen hij hoorde dat een krant interesse had in de vervanging van Bruintje Beer maakte hij met zijn vrouw Thijs IJs, een strip over een ijsbeertje, met rijmtekst van Jan Gerhard, gebaseerd op potloodtekeningen van Phiny. Marten zette ze in inkt. Zo is alles begonnen.

"Maar Marten bleef onzeker. Dat bleek toen hij in 1941 aan Tom Poes begon. In de onderschriften imiteerde hij Phiny's stijl. Van taalvondsten was geen sprake. Pas toen heer Bommel in het derde Tom Poes-verhaal opdook, kon je zien hoe zijn persoonlijkheid de bovenhand nam. De manier waarop heer Bommel spreekt is karakteristiek voor de latere verhalen. Later hebben Phiny, Marten en Jan Gerhard alleen nog sporadisch samengewerkt."

Had u een hechte band met uw vader?

"Nauwelijks. Hij had zijn werk, kwam thuis wanneer ik al in bed lag. Tijdens de oorlog - ik was toen zeven of acht jaar - logeerde ik maandenlang bij mijn grootouders. Dat kwam ook omdat Marten en oom Jan Gerhard werkten voor het ondergrondse blad Metro. Ik was een gevaarlijk element. Kinderen weten niet wat ze mogen vertellen, begrijpt u? Toen de school door een berucht Duits officier als hoofdkwartier werd ingenomen en later een Joodse klasgenoot verdween, werd de situatie nog gevaarlijker. In die tijd bracht hij voor de vorm enige tijd in de psychiatrie door. Op die manier kon hij zijn Studio's runnen. Hij nam tientallen mensen in dienst om ze te vrijwaren van dienst of vervolging. Maar goed, in de psychiatrie heeft hij zijn tijd nuttig besteed door kennis te maken met mensen die oprecht gestoord waren. Dat heeft een rol gespeeld in de karakters die hij later schiep.

"Los daarvan: Marten bracht zijn leefwereld niet naar onze woonkamer. Ik kende niet zozeer hem, als wel zijn werk. Na de oorlog kregen we thuis stapels kranten uit heel Europa waarin zijn creaties verschenen. Boeiend. Het Tom Poes-weekblad vond ik als elfjarige erg leuk, maar ik kon me niet indenken dat hij daaraan meewerkte.

"Mijn relatie met hem is gegroeid, maar tot mijn achttiende jaar was er geen echt contact. Hij was er zelden, en wat mij betreft: ik was introvert, geen spraakwaterval of iemand die interesse toonde in zijn medemens."

Toch hebt u later wel met uw vader samengewerkt.

"Als copywriter heb ik ooit reclamecampagnes geschreven voor grote merken. Ik was niet slecht in mijn job. Dat zag ook Marten. Op een gegeven moment vroeg hij me of ik een van zijn nieuwe tekenaars kon bijstaan in het maken van scenario's. Ik heb mezelf de wetten van de strip aangeleerd door naar Martens werk te kijken. Ik was toen al wat meer geïnteresseerd in strips, zeker toen mijn moeder thuiskwam met een Kuifje-album. Wat een openbaring. Ik had al veel Amerikaanse strips gezien, maar een strip als Kuifje, met afgewerkte lange verhalen, was nieuw voor me. Ik vind het nog steeds doods getekend, maar de verhalen en karakters vond ik geweldig. Idem voor Marten, die met de Klare Lijn werd geconfronteerd. Hij laakte het gebrek aan schaduw, diepte en arcering, maar prees de plot en karakters.

"Marten en Phiny gingen vaak met vakantie naar Ierland. Daar ontmoetten ze mensen die betrokken waren bij de eerste tv-uitzendingen in dat land. Er was behoefte aan vaklieden die tv-spots konden maken. Marten stelde voor dat ik er een studio zou opzetten. In 1962 heb ik dat gedaan, maar het liep mis. Drie jaar later zijn Phiny en Marten naar Ierland geëmigreerd, net als ik en mijn gezin. Daar is een soort van samenwerking ontstaan waarbij ik met hem Kappie, Koning Hollewijn- en Panda-verhalen besprak. Tijdens die sessies ontdekte ik dat hij een briljante verteller was. Hij vertrok nooit vanuit het dagelijks leven. Grapjes vertellen kon hij absoluut niet. Maar hij stak een grens over om terecht te komen in een andere wereld en van daaruit verslag uit te brengen. Hij had daarbij veel geleerd van Oliver Hardy en Stan Laurel. Hun humor tref je aan in zijn verhalen."

Hoe zou je Marten Toonder in enkele woorden omschrijven?

"(denkt lang na) Zijn productiefste jaren waren toen hij samen met mijn moeder in Ierland woonde. Zijn beste werk dateert ook van die tijd. Marten was toen twee personen. Naarmate hij meer en meer aan Tom Poes werkte, gleed hij steeds vaker af naar die andere wereld. Als mens was hij steeds minder aanwezig. Phiny toonde toen haar geweldige vermogen om zich daaraan aan te passen. Ze bood hem structuur. Tot tien uur 's morgens boog Marten zich over zijn kranten en de post. Daarna ging hij naar zijn werkkamer om precies om één uur naar de woonkamer af te zakken voor de lunch en om halfdrieweer te gaan werken. Marten omschreef zoiets als eten als hinderlijk. Het stoorde hem in zijn bezigheden: vertoeven in zijn eigen droomwereld, met zijn eigen droompersonages. Je kon hem moeilijk asociaal noemen. Het was ook geen eenzame figuur. Maar echte vrienden maakte hij niet, hij had alleen enkele goede kennissen. Anderen omschreven Marten wel als hun vriend, zonder dat hij dat gevoel bij hen bevestigde."

En toch slaagde hij er in via zijn dierenfiguren vaak in om op meesterlijke wijze de psychologie van de mens te benadrukken.

"Achteraf gezien vermoed ik dat hij autistische trekjes had. Dat bleek vooral vanaf 1986 toen de Bommel-saga was afgelopen en hij zich niet meer kon verbergen achter dat excuus om zich naar zijn werkkamer te begeven. Vier jaar nadat hij met Bommel stopte overleed Phiny. Pas toen werd hij op een ruwe manier geconfronteerd met de realiteit. Hij was volkomen hulpeloos. Hij wist niet eens hoe hij een cheque moest uitschrijven. Is dat niet vreemd? Hij maakte een fantastisch verhaal over het bankwezen, Heer Bommel en de Bovenbazen, en leidde jarenlang een heuse studio waar zo'n vijftig artiesten aan strips en films werkten. Maar hoe bankiers precies werkten, dat wist hij niet. Toen viel op hoe 'gesplitst' hij wel was. Rond die tijd begon hij aan zijn biografie, en later hertrouwde hij. Helaas, zijn tweede vrouw stierf enkele maanden later.

"Marten heeft zich nooit echt prettig gevoeld in onze wereld. Hij was een verslaggever uit een andere wereld. Wat heer Bommel ervoer, dat was allemaal zo werkelijk, zo reëel voor hem, dat hij het op papier kon zetten. Daarbij speelde zich in zijn hoofd een film af die hij op om het even welk moment kon 'bevriezen' om dat beeld te tekenen. Ik ga je een illustratie tonen die het allemaal perfect weergeeft. (toont de cover van een boek waarop Marten Toonder tekenend tegen een boom zit, terwijl Tom Poes en Olivier B. Bommel hem voorbijlopen. Achter Toonder zelf verbergt zich een magiër) Kijk, je ziet hoe Tom Poes zich omdraait naar die vreemde snuiter van een auteur, terwijl heer Bommel hem sust met de woorden 'niets van aantrekken, ik ken die mens, ik heb er zelfs enkele karaktertrekken van'. De magiër op zijn beurt lijkt mijn vader in te fluisteren wat hij moet tekenen, alsof hij een informant is van een andere wereld.

"Marten beschikte over buitengewone krachten. Dat kan ik niemand uitleggen, maar dat was wel mijn overtuiging. Het voelde aan alsof hij kon werken met natuurgeesten en -krachten. Hij kon ze op een of andere manier oproepen."

Hergé zei ooit: 'Kuifje, dat ben ik.' Marc Sleen beweert over Nero hetzelfde. Vertelde Toonder dat hij Bommel was?

"Marten omschreef heer Bommel als een 'persoonlijk archetype'. Als een voortvloeisel van zijn eigen persoonlijkheid dus. De andere figuren in de Bommelsaga waren voor hem universeel en hadden eigenschappen die iedereen wel ergens in zich meedraagt. Maar het is zeker zo dat Marten en Bommel gelijkenissen hadden. De twijfel achter het gezegde 'als je begrijpt wat ik bedoel' deelden ze. Beiden hadden een zeker snobisme, stonden onwennig tegenover kinderen en deelden een afkeer voor tegenspraak. Op andere punten stonden ze lijnrecht tegenover elkaar. Bommel was vaak ondernemend, zocht het avontuur op, wilde misstanden uit de weg helpen. Marten trad nooit zo op. Hij zocht en vond de avonturen in zichzelf."

De expo in het Belgisch Stripcentrum loopt van 8 februari tot 23 september. Zandstraat 20, Brussel. www.stripmuseum.be