Direct naar artikelinhoud

Sinn Féin-leider opgepakt dankzij Boston Tapes

Bij de uitvaart van IRA-lid Brendan Hughes, zes jaar geleden in Belfast, was Gerry Adams een van de kistdragers. Hoewel ze ruzie kregen, wilde de Sinn Féin-leider zijn laatste eer betuigen. Wat Adams toen niet wist was dat Hughes een belastende getuigenis over hem achterliet bij de Universiteit van Boston.

Dat 'oral history'-project van Boston College is nu een geschenk voor de politie.

De arrestatie van de 65-jarige Adams, woensdagavond in Belfast, is een direct gevolg van de 'Boston Tapes'. Hughes, bijgenaamd 'The Dark', had tegenover de academische onderzoekers verklaard dat Adams kort voor kerst 1972 opdracht had gegeven om de 37-jarige Jean McConville te vermoorden. Het verboden Ierse Republikeinse Leger verdacht de moeder van tien ervan, later bleek dat ten onrechte, een informant van de Britse overheid te zijn. Onder toeziend oog van haar schreeuwende kinderen werd ze uit haar flat in Belfast gesleept. Het was de laatste keer dat ze hun moeder zagen.

De terroristen brachten McConville, een weduwe, naar de Ierse republiek waar ze op een strand werd mishandeld, doodgeschoten en begraven. In 2003 werden de stoffelijke resten van de huismoeder opgegraven.

Adams heeft altijd ontkend lid van IRA te zijn geweest, laat staan dat hij bij deze afrekening betrokken was. Twee jaar geleden, echter, werd zijn naam al genoemd in verband met deze zaak, door de inmiddels overleden Dolours Price. Zij fungeerde die winterdag als chauffeur. En Adams was de baas, zo beweerde ze. Ook deze onthulling maakte deel uit van de Boston Tapes.

The Belfast Project in Boston, de meest Ierse stad van de Verenigde Staten, ving aan in 2001. Het was een idee van de journalist Ed Moloney en de historicus Anthony McIntyre, een voormalig IRA-lid dat achttien jaar heeft vastgezeten. McIntyre staat bekend als criticus van Sinn Féin, Adams en het vredesproces. Voor paramilitairen als Hughes en Price, was het de kans hun kant van het verhaal te belichten. Pas na hun dood zouden hun woorden worden geopenbaard. Het project was bedoeld om de pijnlijke geschiedenis van The Troubles vast te leggen, niet om geschiedenis te schrijven.

De academische vrijheid en het idee van catharsis zouden botsen met het streven van de Noord-Ierse politie om moorden uit het verleden op te lossen. Dat geldt zeker voor de liquidatie van McConville, een van de gruwelijkste episoden uit de Noord-Ierse burgeroorlog. Enkele jaren geleden berichtte een Ierse krant dat Price haar betrokkenheid had toegegeven tijdens de gesprekken. Dit leidde tot een verzoek aan de Amerikaanse autoriteiten om achter de opnames of de weergaven van de interviews aan te gaan. Boston College weigerde, maar moest na een rechtszaak inbinden.

Niemand vreest de 'gesproken geschiedenis' meer dan Adams. In het verleden is deze afgevaardigde jin het Ierse parlement (toevallig voor het graafschap Louth, waar McConville de dood vond) regelmatig gearresteerd, maar dit keer is het menens. Dat de politie, net voor de verkiezingen, deze opzienbarende stap heeft gezet lijkt erop te duiden dat men sterk bewijs bezit. De opgenomen beschuldigingen van Hughes en Price zijn niet genoeg, temeer omdat de twee niet meer nader kunnen worden gehoord. Vandaag moet justitie beslissen of het echt zal vervolgen.

Kwetsbare vrede

Het gebruik van de Boston Tapes zal ook de discussie doen oplaaien over amnestie en strafrechtelijke vergelding, over het handhaven van de kwetsbare vrede en de gevoelens van de nabestaanden.

Dat speelde ook bij de recente rechtszaak tegen John Downey, de Ier achter de Hyde Park-aanslagen van 1982 waarbij zeven militairen omkwamen. Deze stukgelopen zaak bracht een verholen amnestieregeling voor IRA-leden aan het licht waar Downey abusievelijk in bleek te zijn opgenomen. Er gaan nu geluiden op om amnestie uit te breiden naar de Britse militairen die in januari 1972 veertien katholieke demonstranten hadden doodgeschoten tijdens Bloody Sunday.