Direct naar artikelinhoud

Een onderbelicht thema

Ondanks de berg non-fictie over het fenomeen laat internetdaten in de literatuur relatief weinig sporen na (met uitzondering van de chicklit). Oké, er wordt natuurlijk wel wat af ge-sms't en ge-What'sappt in hedendaagse romans. Je had bijvoorbeeld ook Emmi & Leo, de in heel Europa succesvolle e-mailroman van de Oostenrijkse auteur Daniël Glattauer. In het boek groeit een doordeweekse e-mailcorrespondentie uit tot een verstrekkend virtueel paringsritueel.

Laten we evenmin de grofgebekte en aandachtshongerige Marie Calloway vergeten, de 25-jarige Amerikaanse schrijfster van wie meer foto's in halve ontklede toestand circuleren dan lezenswaardige geschriften. Ze gaat prat op haar chatboxkwaliteiten om oudere mannen en schrijvers in bed te lokken. In haar gehypete Waar was ik goed voor in jouw leven? serveert ze een plejade aan geile Facebookgesprekken en mails. Houdbaarheid? Wellicht beperkt.

In de Nederlandse letteren ging Christiaan Weijts in Art. 285b en opvolger Via Cappello 23 aan de slag met privacy, internetseks en heetgebakerde videofilmpjes om uit te komen bij YouTube als publieke schandpaal. En bij Arnon Grunberg wordt in zijn laatste roman Het bestand de chatroom aangewend om een pedofiel te klissen.