Direct naar artikelinhoud

Bij Japanse kernramp kwam dubbel zoveel radioactiviteit vrij als gedacht

Er is op 11 maart en in de dagen daarna 36.000 tetrabecquerel aan radioactief cesium-137 vrijgekomen door de kernramp in Fukushima. Volgens de Japanse regering ging het om 15.000 tetrabecquerel. Een aardbeving en tsunami vernielden de Dai-ichi-kerncentrale in Fukushima, in noordoostelijk Japan.

De discussie over de hoeveelheid radioactiviteit die daarbij vrijkwam woedt al maanden. De bevolking is kwaad omdat sussende berichten over stralingsgevaar, de toestand in de centrale en in de regio en over de impact op de gezondheid, nadien onderschattingen bleken.

De voorlopige onderzoeksgegevens van Andreas Stohl van het Noorse Instituut voor Luchtonderzoek doet daar nu nog een schepje bovenop. Een wereldwijd netwerk van sensoren heeft sinds de catastrofe op 11 maart de hoeveelheden cesium 137 in de atmosfeer gemeten. Die stof blijft decennia lang straling afgeven en is in verband gebracht met bepaalde kankers.

Volgens Stohl, wiens onderzoek op de site van vakblad Atmospheric Chemistry and Physics staat, heeft de Japanse regering in zijn schattingen enkel rekening gehouden met neerslag in Japans gebied, niet met wat is weggeblazen over zee. Het onderzoek stelt dat de 36.000 tetrabecquerel aan cesium 137 die in de atmosfeer is gekomen, 40 procent is van wat er bij de ramp in Tsjernobyl vrij kwam. Ongeveer 2 procent kwam neer aan land buiten Japan, een vijfde in Japan zelf. De rest is in de Stille Oceaan terecht gekomen.

Stohl stelde ook vast dat de uitstoot van cesium 137 plots zakte nadat medewerkers in de getroffen centrale water waren beginnen sproeien op het koelbad met de gesmolten brandstofstaven in een reactor. Eerder hadden de Japanse instanties gezegd dat het onmogelijk was dat er uit dat koelbad cesium 137 kon vrijkomen. Deze week bleek uit Frans onderzoek dat de hoeveelheid radioactieve deeltjes die ter hoogte van Fukushima in zee belandden, de hoogste concentratie is ooit gemeten.