Direct naar artikelinhoud

Na Erdal: het blunderboek van de Staatsveiligheid

De spectaculaire ontsnapping van de Turkse terroriste Fehriye Erdal is geen geïsoleerd incident of een eenmalige blunder van de Staatsveiligheid. De affaire past in een lange rij flaters en missers van een ontredderde inlichtingendienst die al meer dan tien jaar in een diepe malaise verkeert.

Georges Timmerman

Hoeveel vertrouwen mogen we nog hebben in de Belgische geheime diensten? Hoe efficiënt is de Staatsveiligheid eigenlijk? Het enige instrument waarover de buitenwereld beschikt om dat te beoordelen zijn de jaarverslagen van het Comité I, dat in opdracht van het parlement toezicht houdt op de werking van de inlichtingendienst. De rapporten die het Comité I de laatste tien jaar heeft gepubliceerd, zijn op dit gebied niet geruststellend. Een bloemlezing van de strapatsen van Jansen & Janssen.

Zelfs de activiteiten in ons land van de vroegere KGB, de gevreesde geheime dienst van de voormalige Sovjet-Unie, werden door de Staatsveiligheid niet afdoende in de gaten gehouden. In 1993 verscheen er in de VS een boek gebaseerd op de verklaringen van KGB-overloper Vassili Mitrokhin, waarin het bestaan van geheime KGB-opslagplaatsen met zendapparatuur in ons land werd onthuld. Die opslagplaatsen werden inderdaad ontdekt en ontmanteld door het gerecht.

Pas drie jaar later raakte de Staatsveiligheid, via de Belgische pers, op de hoogte van het bestaan van Mitrokhin. Uit een gesprek met een verantwoordelijke van de studiedienst van de Staatsveiligheid bleek dat die "geen weet had van de weerklank die deze zaak vanaf 1993 in andere landen had gevonden in de media". Kortom, de Belgische contraspionage had zitten suffen en had zelfs niet de bestaande open bronnen geraadpleegd. Op een reeks gedetailleerde vragen over deze zaak kreeg het Comité I geen antwoord. Officiële verklaring: geen.

De arrestatie van Erdal was niet het gevolg van intensief speurwerk, maar van stom toeval. In september 1999 was er brand uitgebroken in een appartement in Knokke. Het was de politie die ontdekte dat de huurders in het bezit waren van wapens, valse papieren, explosieven en radiomateriaal. Een van de huurders was Erdal, die door het Turkse gerecht werd gezocht voor medeplichtigheid aan een driedubbele moord op de Turkse industrieel Ozdemir Sabanci, diens medewerker en zijn secretaresse.

De Staatsveiligheid wist van niets en had met die arrestatie niets te maken. Sterker nog: de dienst minimaliseerde het gevaar van de aanwezigheid van de extreem linkse groep DHKP-C in ons land. "De Staatsveiligheid wijst erop dat de DHKP-C door de Turkse overheden weliswaar wordt beschouwd als een terroristische organisatie, maar dat deze beoordeling moet worden genuanceerd met betrekking tot Europa", antwoordde de dienst in 2001 aan het Comité I. "Telkens wanneer ze publieke acties ondernemen (betogingen, uitdelen van pamfletten, feesten...) zien de militanten er immers op toe dat ze de wetgeving van de gastlanden naleven."

De in Knokke aangehouden groep, zo wist de Staatsveiligheid, werkte in de clandestiniteit, dus buiten de structuren van de DHKP-C. Conclusie: de geheime dienst wist van niets. "Uit geen enkel element blijkt dat de Staatsveiligheid voor de interventie van de politie beschikte over informatie betreffende deze specifieke gebeurtenissen", meldde het Comité I. Officiële verklaring: "Tekort aan personeel."

De Staatsveiligheid weigerde in 2000 botweg op te treden tegen een illegale handel met valse visa en identiteitsdocumenten in Belgische ambassades, onder meer in Sofia en elders. Er bestonden nochtans ernstige aanwijzingen van corruptie van Belgische diplomaten, die relaties onderhielden met de Russische georganiseerde misdaad en met de Bulgaarse geheime dienst.

Johan Leman, de vroegere baas van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding (CGKR) dat zich in een aantal zaken burgerlijke partij had gesteld, maakte zich hierover boos. "Ik kan niet begrijpen waarom de diensten van de Staatsveiligheid hun feitelijke dossierkennis niet hebben doorgegeven aan de gerechtelijke instanties", schreef Leman in een brief aan de minister van Justitie. Officiële verklaring: "De Staatsveiligheid kan niet optreden in het buitenland."

De Staatsveiligheid saboteerde het gerechtelijk onderzoek naar de smeergeldaffaire van Tractebel in Kazachstan. Voor het verwerven van een contract voor de exploitatie van een gaspijp had Tractebel 64 miljoen euro aan commissielonen betaald aan dubieuze zakenmannen uit de entourage van de Kazachse president Nazarbajev. Mogelijk was een deel van het geld in de vorm van kickbacks teruggevloeid naar Belgische kopstukken.

Blijkbaar beschikte de Staatsveiligheid over informatie die kon leiden naar de identiteit van de ontvangers van die geheime commissies. Maar toen het Brusselse parket in het kader van dit onderzoek informatie opvroeg bij de Staatsveiligheid, ging de dienst dwarsliggen en weigerde de gevraagde gegevens af te geven. Daarop besloot de Brusselse onderzoeksrechter Van Espen de documenten in beslag te laten nemen en liet hij een huiszoeking uitvoeren bij de Staatsveiligheid.

Dat leverde niets op, want Godelieve Timmermans, de toenmalige chef van de Staatsveiligheid, maakte in 2001 voor het eerst gebruik van een nieuwe wet waarmee ze via de rechtbank de inbeslagname wist te verhinderen. Officiële commentaar: "Deze juridische primeur mag geen precedent worden."

De schaduwoperatie van het Belgische echtpaar Nabil Sayadi en Patricia Vinck uit Putte, een koppel dat door Amerikanen verdacht wordt van financiering van het terreurnetwerk Al-Qaeda, liep volledig in soep. Op verzoek van de CIA begon de militaire inlichtingendienst Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid (Adiv) in 2003 het echtpaar te schaduwen.

Maar de Adiv moest de operatie voortijdig stopzetten omdat Sayadi de vaste post had ontdekt vanwaar de geheimagenten zijn doen en laten observeerden. Hij had ook de nummerplaten genoteerd van de dienstwagens van de Adiv. Dat de operatie mislukte, was volgens de Adiv de schuld van de Staatsveiligheid. Die had het echtpaar voordien al geschaduwd, maar had de militaire collega's daarvan niet op de hoogte gebracht en zou cruciale operationele informatie hebben achtergehouden. Officiële verklaring: "De samenwerking tussen beide diensten liet te wensen over."

Werd de Arabisch-Europese Liga (AEL) van Dyab Abou Jahjah via een trafiek van bloeddiamanten uit Afrika gefinancierd door extremistische organisaties als Hezbollah of de Islamitische Jihad? De Staatsveiligheid beweerde van wel en dus begon het Antwerpse parket eind 2002 op basis van die bewering een onderzoek naar het Antwerps-Libanese import-exportbedrijf Soafrimex. De Staatsveiligheid had immers ook ontdekt dat een broer van Abou Jahjah bij die firma als bediende werkte.

De speurders van de afdeling economische en financiële criminaliteit (Ecofin) van de gerechtelijke dienst van het arrondissement Antwerpen vond na maandenlang onderzoek enkel aanwijzingen van grootschalige fiscale fraude, maar geen spoor van bloeddiamanten of illegale financiering van de AEL. Officiële verklaring: "De Staatsveiligheid heeft een vergissing gemaakt."

In 2001 werd tijdens een officieel bezoek aan Brussel van Robert Mugabe, de president van Zimbabwe, een demonstrant onder de ogen van de Staatsveiligheid en voor de tv-camera's door de lijfwachten van Mugabe in elkaar geslagen. De ongewapende man protesteerde in de lobby van een hotel tegen het repressieve beleid van Mugabe tegen homo's. Leden van de Staatsveiligheid, meer bepaald van de dienst Persoonsbescherming die instaan voor de veiligheid van buitenlandse vips, keken toe en deden niets.

Volgens het Comité I "valt het te betreuren dat ze van de slagen aan de demonstrant geen ambtshalve aangifte deden bij de gerechtelijke overheden". De video van het incident wordt gebruikt als lesmateriaal voor de opleiding van de afdeling close protection. Officiële verklaring: "De Staatsveiligheid heeft haar taak correct en succesvol volbracht."

Op 13 mei 2001 zou er in België een geheime vergadering hebben plaatsgevonden van leiders van de Baskische terreurbeweging ETA. Die informatie was afkomstig van de Baskische minister van Binnenlandse Zaken. Hoewel de Staatsveiligheid al sinds 1975 alle ETA-sympathisanten in ons land in het oog hield en hierbij nauw samenwerkte met de Spaanse geheime dienst, wist ze niets over een dergelijke topvergadering.

De Staatsveiligheid verklaarde aan het Comité I dat de dienst "voorlopig niet de minste informatie had verzameld op basis waarvan men geloof zou kunnen hechten aan dit gegeven". Officiële verklaring: "De Spaanse zusterdienst heeft bevestigd dat het om onbevestigde persberichten gaat, met als eerste bron minder kwaliteitsvolle Spaanse kranten."

Hoewel de Staatsveiligheid moet instaan voor de bescherming van het economisch en wetenschappelijk potentieel van ons land, had de dienst geen enkele belangstelling voor het spraaktechnologiebedrijf Lernout & Hauspie, zo bleek in 2002. Na het ophefmakende faillissement van L&H werd duidelijk dat diverse buitenlandse inlichtingendiensten veel belangstelling hadden betoond voor het bedrijf. Mogelijk werd de ondergang van L&H zelfs georchestreerd door het Pentagon en de Amerikaanse geheime diensten. Het Comité I kon enkel vaststellen dat de Staatsveiligheid geen enkele rapport had opgesteld over de zaak. Officiële verklaring: "Gebrek aan middelen."

In 2003 was er de rel over Soetkin Collier, de zangeres van de folkgroep Urban Trad. Als gevolg van een uitgelekt rapport van de Staatsveiligheid over het extreem rechtse verleden van de zangeres kon ze niet deelnemen aan het Eurovisiesongfestival. Het lek zat overigens niet bij de Staatsveiligheid, maar bij een van de ministers aan wie geheime dienst had gerapporteerd.

Er was geen enkele indicatie dat het extremistische verleden van Collier een actueel veiligheidsrisico kon betekenen, al was het wel waarschijnlijk dat het bekend raken van het politieke verleden problemen kon opleveren voor de deelname van Collier aan het songfestival. De Staatsveiligheid kreeg andermaal een tik op de vingers van het Comité I: "De dienst moet erover waken om niet nodeloos particulieren, zelfs als ze bekend zijn om hun extremisme, bloot te stellen aan de belangstelling van andere overheden als dat niet vereist is in een hoger belang." Officiële verklaring: "De informatie was grotendeels juist, maar onvoldoende genuanceerd."

Eind 2004 vuurde een inspecteur van de Staatsveiligheid tijdens de nachtdienst met zijn dienstwapen op een collega. Het incident had plaats in de kantoren van de dienst in het North Gategebouw in de Brusselse Noordwijk. De kogel miste rakelings doel. Beide agenten hielden aanvankelijk hun mond over het voorval. Pas enkele dagen later besloot de man op wie geschoten werd zijn chef in te lichten. Collega's hadden hem ervan overtuigd dat het nodig was om de schietpartij te melden, ter bescherming van de andere agenten. Het Brusselse parket besloot de inspecteur te vervolgen wegens poging tot doodslag, slagen en verwondingen en bedreiging.

De zaak leek aanvankelijk in de doofpot te worden gestopt, maar werd op vraag van minister van Justitie Laurette Onkelinx (PS) onderzocht door het Comité I. Onkelinx moest het nieuws over de schietpartij vernemen in de krant en besloot de chef van de Staatsveiligheid, Koen Dassen, op het matje te roepen. "Het is duidelijk dat het hier gaat om een disfunctie", stelde Onkelinx, "al was het maar inzake de doorstroming van informatie vanuit de Saatsveiligheid naar mijn kabinet. De administrateur-generaal heeft me verzekerd dat er speciale maatregelen werden getroffen tegen de agent die het schot heeft gelost en dat hij zijn dienstwapen heeft moeten inleveren."

Als gevolg van het schietincident werd duidelijk dat er geen regels bestonden over wie een wapen mag dragen en wie niet. Enkele maanden later besloot Dassen dat alle agenten hun dienstwapen moesten inleveren. Officiële verklaring: geen.

Nog vers in het geheugen ligt de EPSI-affaire, die eind januari de aanleiding was voor het gedwongen ontslag van Dassen als chef van de Staatsveiligheid. Op 15 juli 2004 ontving de Staatsveiligheid een alarmerende nota van de VS-ambassade in Brussel. De CIA waarschuwde ervoor dat een Iraanse onderneming pogingen ondernam om een isostatische pers te kopen bij de Belgische firma EPSI. De Amerikaanse dienst vroeg om de export van "gevoelige uitrusting voor de Iraanse raketprogramma's" vanuit België te verhinderen en deed hiervoor een beroep op de Belgische regering.

Pas twee maanden later, op 6 september, stroomde die waarschuwing eindelijk door naar het adviesorgaan voor niet-verspreiding van kernwapens (Canvek), dat de regering adviseert over dergelijke exporten. Maar de informatie was gebrekkig. Een hoofdcommissaris van de Staatsveiligheid verklaarde op een vergadering "dat hij beschikte over informatie, beschermd door het beroepsgeheim, waaruit bleek dat een exporteur zou pogen het toezicht op de uitvoer van kernmaterialen te omzeilen". De naam van de firma, noch het land van bestemming werd genoemd.

De Amerikanen, zenuwachtig geworden omdat ze merkten dat er niets met hun informatie gebeurde, besloten een tweede waarschuwing te sturen, dit keer rechtstreeks aan de douane. Op 28 oktober bezorgde een attaché van de US Customs bij de VS-ambassade in Brussel een nota aan de douane, waarin stond dat EPSI op het punt stond nog diezelfde dag een isostatische pers naar Iran te versturen. Pas op deze datum kreeg de douane dus volledige informatie en kon ze gerichte maatregelen nemen. De vijf douanekantoren die gewoonlijk door EPSI werden gebruikt voor de uitvoer van hun producten, kregen meteen het verzoek het konvooi tegen te houden.

Toch wist EPSI op 3 november de pers uit te voeren. Het transport ging per vrachtwagen de grens over via het douanekantoor van Eynatten (dat normaal nooit door die firma werd gebruikt en dus ook niet was verwittigd) en arriveerde bij Iran Aircraft Industry in Teheran. Het Comité I tilde bijzonder zwaar aan de zaak, temeer omdat de Staatsveiligheid had geprobeerd om de blunder weg te moffelen. Bovendien had Dassen aan minister Onkelinx foute informatie gegeven, zodat ze op haar beurt foute informatie had verstrekt aan het parlement. Officiële verklaring: "De dienst is onbetwistbaar in gebrek gebleven en gaf blijk van een gebrek aan efficiëntie."