Direct naar artikelinhoud

Vlaams-Nederlands akkoord over Gentse zeesluis

De toegankelijkheid van de Gentse haven voor grote zeeschepen via het kanaal van Gent-Terneuzen gaat aanzienlijk verbeteren. Dat is te danken aan de bouw van een grote diepe zeesluis in het Nederlandse Terneuzen. Daarover hebben Vlaams minister van Mobiliteit Hilde Crevits (CD&V) en haar Nederlandse collega van Transport Melanie Schultz van Haegen gisteren een akkoord bereikt. De nieuwe sluis vervangt de oude versleten Westsluis.

De komende zes maanden worden de financiële details uitgewerkt. Een constructie van publiek-private samenwerking (pps) wordt niet uitgesloten. Tegen de zomer wordt een ontwerpakkoord verwacht. Dat moet uitmonden in een definitief politiek akkoord.

Daan Schalck, de gedelegeerd bestuurder van het Gentse Havenbedrijf, is heel tevreden: “We weten nu dat er enkel nog over één type sluis wordt onderhandeld en er staat een strakke timing op de gesprekken over de financiering.”

Voor de klanten van de haven van Gent, zoals Sidmar, Volvo en de uitbaters van de petroleum-, kolen- en graanterminals, is dat goed nieuws. Met een grote zeesluis wordt het over tien jaar - de sluis zou in 2020 in gebruik genomen worden - mogelijk schepen van 366 meter lang, 49 meter breed en 15 meter diep zonder problemen naar de haven van Gent te loodsen. Nu is dat 265, 37 en 12,5 meter. Volle ertsschepen voor Sidmar moeten nu een deel van hun vracht voor de sluis overladen op kleine lichters, wat een dure zaak is.

Ook voor de verdere ontwikkeling van het Kluizendok, de toekomstige motor van de Gentse haven, is een grote zeesluis van levensbelang.

De kosten worden geraamd op 650 miljoen à 1 miljard euro, afhankelijk van de risico’s en de extra kosten die in rekening worden gebracht. Verwacht wordt dat Vlaanderen daarvan 80 procent betaalt, omdat Gent de meeste baten heeft, Nederland 20 procent.