Direct naar artikelinhoud

Fake or Not Fake: onthutsende expo over schemerzone tussen restauratie en vervalsing

'In de kunstgeschiedenis stelt men het vaak simpel: ofwel is een werk echt, ofwel is het vals, maar zo eenvoudig is het niet'

Vlaamse primitieven, moderner dan je denkt

Fake or Not Fake in Brugge is geen gewone tentoonstelling. Er hangen maar zes schilderijen van Vlaamse primitieven en die blijken na grondig wetenschappelijk onderzoek niet erg 'authentiek' te zijn. Moeten we ze nu onoordeelkundige restauraties noemen of beschadigde originelen of vakkundige, bewuste vervalsingen? En zijn die zes het topje van de ijsberg, zijn er nog meer problematische primitieven? Tentoonstellingsmaker Till Borchert: 'Denk je dat de toeschouwer de tentoonstelling in verwarring verlaat? Ja? Goed, dat is de bedoeling.'

Brugge

Van onze verslaggever

Eric Rinckhout

Als een werk van bijvoorbeeld een Vlaamse primitief plotseling een probleem wordt omdat het nogal drastisch gerestaureerd blijkt, verdwijnt het meestal geruisloos in de kelders van het museum. Je hoort er zelden nog iets over. Het Groeningemuseum in Brugge heeft de zaken nu omgekeerd en zes bijzonder problematische primitieven tot onderwerp van een tentoonstelling gemaakt, waaronder een Rogier Van der Weyden en twee van Petrus Christus. Het resultaat is een grensverleggende, onthutsende, verwarring zaaiende en, niet in de laatste plaats, moedige expositie.

Fake or Not Fake, dat morgen in het Groeningemuseum opent, drukt je meteen met de neus op de feiten. In de eerste zaal hangen twee werken van Petrus Christus (vijftiende eeuw), een Annunciatie en De geboorte van Christus, omringd door tientallen uitvergrote fotografische details en resultaten van doorgedreven wetenschappelijk onderzoek. De twee Petrus Christussen zijn nog nauwelijks Petrus Christussen, de een nog wat minder dan de ander. Een voorlopig onbekende restaurateur heeft ooit een poging gedaan de twee zwaar beschadigde schilderijen te 'reconstrueren' en heeft zich daarvoor geïnspireerd op bekend werk van Petrus Christus zelf, van Jan van Eyck en van Antonello da Messina.

Die verwantschappen met bestaand werk van Christus beschouwde men in 1983, toen de Brugse Stedelijke Musea de twee panelen aankochten, een argument pro authenticiteit. Nu blijkt echter, na grondig onderzoek door het gespecialiseerde laboratorium van de Université Catholique de Louvain (UCL), dat beide werken voor 60 à 80 procent 'vals' zijn. Zo heeft De geboorte een vervalste signatuur, hoewel het nog het 'authentiekste' paneel van de twee is. Het hoofd van Maria is oud, dat van Jozef is het werk van de restaurateur, die ook de engelenhoofden voor zijn rekening nam. In De annunciatie zijn de gezichten van Maria en Jozef, het gebouw en het mooie doorkijkje door de open deur allemaal het werk van de 20ste-eeuwse, creatieve restaurateur, die ook de signatuur uitgebreid retoucheerde.

De visuele presentatie in Brugge laat aan duidelijkheid niets te wensen over: op de reproductie van beide panelen duiden grijze zones authentieke delen aan, rode zones zijn nieuwe overschilderingen. Voor de beide Christussen kleurt de kaart bijna integraal rood. De UCL, die alle zes de werken bestudeerde, maakte voor het wetenschappelijke onderzoek gebruik van radiografie, infraroodreflectografie, twee soorten fluorescentie, hout- en pigmentanalyse. Zo'n doorgedreven onderzoek is nodig omdat vaak, met het blote oog, niets ongewoons opvalt.

Dat is zeker het geval voor de vier andere primitieven die onder handen werden genomen door kunstschilder, antiquair en restaurateur Jef Van der Veken (1872-1964), de grondlegger van de restauratie van oude schilderkunst in België. Hij werkte voor de musea in Antwerpen en Brussel, was betrokken bij de restauratie van alle primitieven in het Groeningemuseum en schilderde de kopie van de Rechtvaardige rechters (zie kader).

Van der Veken was een befaamd expert en een buitengewoon restaurateur, wiens aanpak men nu 'deontologisch ontoelaatbaar' zou noemen. Neem De annunciatie uit het Antwerpse Museum voor Schone Kunsten. Dat schilderij is voor twee derde een Van der Veken. Een oude foto die hij in zijn archief bewaarde, geeft een idee van hoe het werk er aanvankelijk uitzag. Van der Veken paste de gezichten, de tegels en de rechterhand van de engel aan, de duif (de Heilige Geest) verwijderde hij. Van een middelmatig werk maakte hij een 'goede primitief', maar daarvoor nam hij verf weg, overschilderde hij weer en bracht hij op ingenieuze wijze craquelures aan. Het werk is vaak tentoongesteld, tot in 1996. Telkens werd als maker de meester van de Baroncelli-portretten vermeld.

In De rust op de vlucht naar Egypte (Groeningemuseum) voegde Van der Veken zelfs voorwerpen en personages toe (Jozef, een ezel, een staf, een mand en een plunjezak) en maakte zo van een madonna met kind een ander tafereel. Voor de Madonna van Rogier Van der Weyden (Museum van Doornik) ging hij nog verder. Hij schraapte grotendeels de originele verf weg, tot op het hout, en schilderde een aantal partijen compleet opnieuw: het kindje Jezus, delen van het gezicht van de Madonna en nagenoeg de hele achtergrond. De overgangen tusen oud en nieuw zijn met het blote oog nauwelijks te zien. Hij imiteerde op onnavolgbare wijze craquelures, slijtage, lacunes én retouches. Van der Veken zei ooit: "Een restaurateur moet ook kunstschilder zijn."

Hoewel de laatste zaal van de expo gewijd is aan zijn fraaie 'neoprimitieve' tekeningen en schilderijen, en er een vitrine met zijn bril, penselen en brieven te zien is, wil Fake or Not Fake niet op Van der Veken focussen maar via hem de problematiek van restauraties en vervalsingen opentrekken. Van der Veken staat voor de courante restauratiepraktijk van zijn tijd.

"In de kunstgeschiedenis stelt men het vaak simpel", zegt Till Borchert, conservator van het Groeningemuseum en maker van de expo. "Ofwel is een werk echt, ofwel vals. Zo eenvoudig is het niet. Fake or Not Fake gaat over een schemerzone. De restauratiepraktijken waren in de jaren twintig en dertig anders dan nu. Nu moeten alle restauraties omkeerbaar zijn. Restaurateurs vonden toen dat ze de werken van primitieven in ere moesten herstellen. Dat gedreven restaureren moet je ook zien in zijn historische context. Soms vraag ik me af of de vernietiging van nogal wat kunstbezit in België tijdens de Eerste Wereldoorlog niet geleid heeft tot een herwaardering van de oude kunst. Generaties restaurateurs waren ook behept met een zekere overmoed: zij vonden dat ze de werken beter maakten."

Wat toen als ethisch en esthetisch verantwoord werd gezien, beschouwen wij nu als deontologische fouten. Het maakt het verschil tussen een reconstructie en een vervalsing, tussen vakmanschap en fraude er niet eenvoudiger op. Kunnen we met onze huidige normen restaurateurs uit het verleden be- of veroordelen?

De vraag is ook wat we met deze problematische werken moeten doen. "Niet wegmoffelen", aldus Borchert. "We moeten kunnen discussiëren over de bescherming van dit soort restauraties. Ze tonen de geschiedenis van het werk. Op onze beurt denken wij dat restauraties zoals wij ze uitvoeren een schilderij alleen maar beter maken. Ook dat is een illusie. Vernietigen we door te restaureren onze bronnen van materiële geschiedenis niet?"

Deze tentoonstelling roept vele vragen op, zoals: hoeveel primitieven zijn in het verleden op vergelijkbare wijze 'gerestaureerd'? "Dit is maar een begin, de eerste stap in een onderzoeksproject", zegt Borchert. Ook Van Eycks beroemde Madonna met kanunnik Van der Paele (Groeningemuseum) is in 1933 door de handen van Van der Veken gegaan, evenals het Lam Gods, dat trouwens door de eeuwen heen veelvuldig gerestaureerd is. Wat zijn daar de gevolgen van? Een grondig onderzoek dringt zich eigenlijk wel op.

Het getuigt in elk geval van moed dat Brugge dit soort project opzet. Het siert ook de musea van Brussel, Antwerpen en Doornik dat ze hebben willen meewerken, want dergelijk onderzoek heeft natuurlijk implicaties: juridisch, financieel en qua aanzien.

Er bestaat een lange lijst met werken die Van der Veken onder handen heeft genomen. Die lijst wordt momenteel, om begrijpelijke redenen, niet vrijgegeven. Maar niet alle werken die hij 'gerestaureerd' heeft, zijn daarom gereconstrueerd, herschilderd en dus deels 'vervalst'. De man was een vakman: er zijn voorlopig geen redenen om aan te nemen dat hij bijvoorbeeld De madonna met kanunnik Van der Paele niet deugdelijk zou hebben gerestaureerd.

Toch ga je op den duur aan alles twijfelen. Hoe zit dat met die andere Van Eycks, Van der Weydens en Memlings? Welke zijn echt, welke niet? En wat betekent dat eigenlijk, authentiek? Borchert: "Denk je dat de toeschouwer de expo in verwarring verlaat? Ja? Goed, dat is de bedoeling."

Fake or Not Fake, van 26 november tot 28 februari, Groeningemuseum, Dijver 12, Brugge, elke dag van 9.30 tot 17 uur, maandag gesloten, 050/44.87.12, www.brugge.be/musea. De voortreffelijke catalogus is een uitgave van Ludion en kost 30 euro.