Direct naar artikelinhoud

Een dag uit het leven van een tv-omroeper

Omroeper (m/v) zijn, het lijkt zo simpel. Hoe vullen - of liever: vulden - die mensen in godsnaam hun dag? En hoe kondig je voor de duizendste keer het weerbericht aan? 'Staan is echt niet gemakkelijk als je niets mag vasthouden.'

"Woensdag passeerde ik Birgit Van Mol aan de Medialaan. 'Ach', zei ik. 'Ach', antwoordde Birgit. En dat was het." Jo De Poorter heeft dan net gehoord dat de VRT de omroepsters voorgoed afvoert. De job waarmee De Poorter, Van Mol en vele anderen in een ver verleden hun eerste stapjes zetten in medialand. Maar nieuwe tijden en zo.

Een job ook waarbij u wellicht al eens heeft gedacht dat het wel erg makkelijk verdienen is: even lief lachen naar de camera, tekstje opdreunen over plotwending 347 in Thuis en hop, weer naar huis. Zeg dat eens tegen een (voormalig) omroeper: ze zullen u vertellen over lange dagen en verplichte vrolijkheid, ook als de maag opspeelt of het lief net is gaan lopen. En je moet aan een rist eisen voldoen.

De Poorter somt ze even op: "Standaardtaal spreken, een brede kennis hebben en op de hoogte zijn van de actualiteit, een gelijkmatig uiterlijk, in staat zijn om prikkelende teksten te schrijven en verbinding kunnen maken met de kijker." Ter verduidelijking: een gelijkmatig uiterlijk betekent een symmetrisch gelaat, niet extreem aantrekkelijk of lelijk. En de kijker de hand reiken kun je leren. "Het is als autorijden, al moet je wel een bepaalde gevoeligheid hebben. Op een dag als vandaag kun je niet om het mooie weer heen. Je hoeft er niet over te praten, maar verwijs er even naar. Zo geef je de kijkers het gevoel dat je in dezelfde wereld leeft als zij."

Lynn Wesenbeek, de allereerste omroepster bij VTM, hield naar eigen zeggen van de job. Al vond ze de repetitiviteit best moeilijk. "Elke avond opnieuw een originele bindtekst verzinnen voor Familie, dat was lastig."

Verboden te wiebelen

Martine Prenen kent haar werkschema nog vanbuiten. "Ik kwam 's middags aan op de Reyerslaan, zodat ik tijd had om alle programma's te bekijken. Dan teksten schrijven die triggeren zonder te veel te verklappen. En als we taalfouten maakten, kregen we een vriendelijke maar vlammende mail van onze taaladviseur."

Reken daarbij nog een uitgebreide sessie bij de make-upafdeling en wat overleg, en dan pas begint het echte werk. De Poorter: "Ik zou het geen kernfysica noemen, maar er komt wel wat bij kijken. De kijker ziet vooral heel veel dingen niet. Maar het moet er makkelijk uitzien, dat is een teken dat je het goed doet."

Daarbij hoort vooral het vermogen om de illusie van spontaniteit te creëren, een talent dat weinigen gegeven is als er camera's aan te pas komen. "Ik vond dat zo moeilijk", vertelt Sabine Appelmans, die kortstondig een poging waagde. "Ik moest doen alsof ik het aan een vriendin vertelde, dat was de belangrijkste tip. Niet vanzelfsprekend als je alleen voor een camera staat. Ook al omdat je nauwelijks mag bewegen. Wiebel wat met je hoofd en iedereen heeft het gezien. Alles wordt zo uitvergroot: hoe staat ze, wat heeft ze aan, wat doet ze met haar handen?"

Die handen blijken wel vaker een probleem. "Staan is echt niet makkelijk als je niets kunt vasthouden. Maar je moet je schouders ontspannen en je handen mogen zeker niet in je zakken", knikt De Poorter. Tenzij je Andrea Croonenberghs heet, die mag haar duimen nonchalant in haar broekzakken steken. Haar collega's haken kuis de handen in elkaar.

Voetenwerk

Pionier Terry Van Ginderen - beter bekend als Tante Terry - leerde noodgedwongen de kunst van het improviseren. Omroepers waren toen een bittere noodzaak, ze moesten de kijker bezighouden terwijl in de studio snel van decor werd gewisseld.

"Soms duurde dat timmeren langer dan voorzien, en dan moest je je plan trekken. Ik heb veel moeten babbelen. Tot de studiomeester eindelijk klaar was om de pancarte met daarop 'even geduld aub' omhoog te houden."

Tussen haakjes: de omroepsters werden regelmatig ingeschakeld om andere klusjes op te knappen. Zoals bekende mensen zoeken die rondliepen op Expo 58, en die dan snel meesleuren naar de geïmproviseerde studio op het terrein, zodat de uitzending niet stilviel.

"In mijn tijd moest je ondertussen ook nog eens de autocue bedienen met je voet", zegt Martine Prenen. "En dan maar zorgen dat je niet te hard duwde op dat pedaal, want dan ging je tekst veel te snel." Autocue lezen blijkt ook een stiel apart. "Je leest, maar de mensen mogen dat niet zien. Je ogen mogen niet van links naar rechts bewegen. Dus leerden we naar het midden van de tekst kijken, maar tegelijk ook links en rechts. Het gebeurde ook wel eens dat een collega stiekem snel een grappige zin in de autocue typte. Stond je daar mooi, live op televisie."

Ook vervelend: de kriebel in de keel of een niesbui tegenhouden. Prenen: "Het ergste was die keer dat ik de Clinton-tapes moest aankondigen. Ik zat in de studio te wachten op een signaal, en moest erg plassen. Toen heb ik het heel benauwd gehad." Jo De Poorter leerde met scha en schande dat een omroeper nooit of te nimmer naar de studio mag rennen, ook al dreigt hij te laat te komen. "Een omroeper buiten adem is erger dan geen omroeper."

Vandaag, het moet gezegd, lijkt stressbestendigheid toch net wat minder essentieel: de aankondigingen worden op voorhand opgenomen, dus een verspreking of een kleine blaas hoeven niet te leiden tot blinde paniek. Eva, Andrea, Saartje en Geena schrijven nog steeds zelf hun teksten, maar ze krijgen wat meer hulp dan vroeger: de eindredactie houdt een oogje in het zeil en de dames worden uitgebreid gebrieft, zodat ze niet herhalen wat alvast op Facebook is aangekondigd.

Het lastige aan de job blijkt evenwel het vele wachten. Omdat de omroepsters destijds het volk live toespraken, moesten ze ook blijven tot een uur of één. Tot het laatste programma afgelopen was, en de kijker nog een goedenacht wensen.

Vingers draaien

Tot een uur of acht, negen hadden de omroepers de handen vol met teksten waaraan nog geschaafd moest worden en stonden ze regelmatig voor de camera. Daarna was het vingers draaien. "Tot één uur 's nachts alleen in dat bureautje zitten, wachten tot je naar huis kon: dat waren lange avonden", herinnert Appelmans zich nog. "Tegen de tijd dat je weg kon, was er bijna niemand meer in het gebouw."

Prenen doodde de tijd met films kijken of lezen, Sabine De Vos nam zelfs haar strijk mee. "Sommige mensen slaagden erin een dutje te doen tussen de presentaties door", lacht De Poorter. "Ik kan me geen namen herinneren, maar ik heb verhalen gehoord van mensen die wakker gemaakt moesten worden omdat ze bijna op antenne moesten."

En toch was het een vermoeiende job, zegt hij. "Nu ja, in de koolmijnen was het zwaarder. Maar het was niet makkelijk om dagen na elkaar in dat omroepkamertje te zitten. Elk half uur moet je jezelf oppeppen, zodat je fris en monter voor de camera staat. Zenuwachtig was ik niet, maar ik voelde altijd wel een zekere spanning. Die lange uren, die energiepieken: na zo'n dag kon ik altijd goed slapen."

Of hij het eigenlijk een leuke tijd vond? "Nee, helemaal niet! Het was een heel eenzame job, er komt niemand anders aan te pas. Veel werk ook, voor weinig resultaat. Ik ben er bovendien veel te ongeduldig voor." Van Wesenbeek: "Andrea en ik zijn tegelijk begonnen, ik bij VTM, zij bij de VRT. Ik vind het wel straf dat ze nog steeds bezig is. Ze doet daarnaast wel andere dingen, en dat is nodig ook. Omroepen alleen is nogal dun."

Daartegenover staat een dikke, vette 'maar'. Als gastvrouw of -heer van de televisieavond genieten omroepers een uniek voorrecht: elke avond wandelen ze meermaals menig huiskamer binnen, als die buurjongen of het nichtje dat af en toe eens binnenspringt. "Nog steeds verbaast het mij welke impact je als omroepster hebt", zegt Wesenbeek. "Zeker bij oude of alleenstaande mensen." Prenen: "Mensen voelen zich op hun gemak in je buurt, alsof je al jaren een bekende van het gezin bent. Een dame vroeg me ooit om advies over haar pensioen, of ze belden ons op bij de VRT om te klagen over een bepaald programma. Ik denk dat oudere mensen de omroepers zullen missen."

400 keer 'Tik Tak'

Omroepers, niemand kijkt ernaar en toch heeft iedereen het gezien als het niet goed zit. We luisteren vaak maar met een half oor, en mopperen met onze huisgenoten over hun vestimentaire keuzes of rare bindteksten. "Er wordt over je gepraat", weet De Poorter. "Bij mij was het mijn haar: als het wat langer was, vonden vrouwen dat romantisch, als ik het liet knippen, dan was het niet goed. Ik stond daar niet bij stil, mensen willen niet dat je verandert. Zodra ze je in hun hart hebben gesloten, moet je altijd hetzelfde blijven."

En dat schijnt een bijzondere band te creëren tussen omroepers. Zoals de zucht die De Poorter en Birgit Van Mol deelden toen ze wisten dat het voorgoed voorbij was. En zoals dat etentje in Antwerpen om de twintigste verjaardag van Andrea Croonenberghs als omroepster te vieren. "We waren allemaal samen, al die generaties omroepers bij elkaar. Dat was heel bijzonder", mijmert De Poorter. "Je hebt iets gedeeld, je was een heel specifiek onderdeel van het televisievak. Voor bijna iedereen was dat het begin van een lange carrière, in dat omroephok hebben we het vak geleerd. We koesteren goede herinneringen, ook al is dat niet per se terecht."

"Ik heb de val van de Berlijnse Muur aangekondigd, het Songfestival en 400 keer Tik Tak. Televisiemakers zochten me om hun programma's aan te prijzen, want ik besliste of en wat ik er over zou vertellen. Je spreekt de kijkers toe voor en na het nieuws, je voelt dat je tussen belangrijke dingen staat, waar mensen aandacht voor hebben. En soms straalt dat op jou af."