Direct naar artikelinhoud

'Huispersoneel krijgt eindelijk rechten'

Binnenkort krijgen de 300 à 400 miljoen mensen die wereldwijd als huispersoneel werken heuse arbeidsrechten. Of tenminste, dat valt af te leiden uit de goedkeuring van de allereerste Conventie voor Huispersoneel in Genève. 'Het is een ware overwinning', zo zegt de Vlaamse zuster Jeanne Devos, die zelf al een kwarteeuw ijvert voor de rechten van huispersoneel in Mumbai, India.

Met 396 stemmen voor, 16 stemmen tegen en 63 onthoudingen werd de Conventie voor Huispersoneel gisteren op de jaarlijkse plenaire zitting van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) goedgekeurd, na twee weken van uitvoerige debatten. Jeanne Devos, die sinds 1963 in India woont en daar in 1985 een vakbond voor huispersoneel stichtte, zat bij de besprekingen op de eerste rij.


"Het was soms moeizaam en moeilijk en de diversiteit tussen alle betrokken groepen in de hele wereld is behoorlijk groot. Maar het is tegelijk formidabel dat een strijd die in de sloppen van Mumbai begon, helemaal tot op de plenaire zitting van het ILO kon worden gestreden", zegt ze met zichtbare tevredenheid. "Als je het mij vraagt, is de tekst erg goed, hij kon bijna niet beter."

Wat betekent deze conventie, die nu nog de 183 landen moet worden geratificeerd, concreet voor de honderden miljoenen huisbediendes in de wereld?

Devos: "Eindelijk worden zij erkend als normale werknemers, met onvervreemdbare rechten. Dat betekent dus dat er een arbeidscontract moeten worden afgesloten, dat een minimumloon moet worden uitbetaald, dat minstens een dag rust per week moet worden voorzien, dat er recht is op vrije tijd, dat er een systeem van sociale zekerheid moet worden uitgebouwd zoals dat voor de overige arbeiders geldt. En daarnaast is er nog de specifieke aandacht voor huispersoneel dat het slachtoffer werd van kinder- of mensenhandel."

Een kwarteeuw geleden zette u in Mumbai de eerste vakbond voor huispersoneel op. Wat is er in de tussentijd veranderd?

"De grootste winst ligt in het feit dat de mannen, vrouwen en kinderen die als huispersoneel aan het werk zijn nu als werkkrachten mogen bestaan. Vroeger werden ze gezien noch gehoord, laat staan in enig opzicht bereikt. Denk aan de 45 miljoen kinderen die in India als huispersoneel werken, zelfs Unicef was niet met hen bezig. Ze staken zogenaamd nu en dan een handje toe en werden daarvoor royaal gecompenseerd met het feit dat ze eten kregen en een dak boven hun hoofd.

"De Conventie die nu is goedgekeurd geeft al deze mensen een naam, waardigheid, rechten, een identiteit. Daar kun je iets mee, evengoed in termen van eigenwaarde als inzake collectieve solidariteit. Stellen dat mensen een minimumloon en een rustdag moeten krijgen, betekent hen keuzes geven, hen in staat stellen contact te hebben met de buitenwereld. Dat laatste is ook erg belangrijk in de strijd tegen het seksueel misbruik of alle vormen van slavernij waarvan huispersoneel vaak het slachtoffer wordt."

Een goede Conventie is op zich een dode letter. Alles staat en valt met de controle op de naleving ervan en in tal van landen wringt juist daar het schoentje. Corruptie en slecht bestuur hollen het beleid uit. En toch bent u erg optimistisch.

"Ja. Ik ben het helemaal eens met wat u zegt, maar tegelijk is het zo dat de goedkeuring en ratificering van een conventie als deze een gigantisch politiek signaal is. Hiermee krijg je de publieke opinie mee, en dan komt het erop aan om ook over een belangenvereniging te beschikken die voldoende druk uitoefent om overheden aan hun engagementen te herinneren.

"We zagen het overigens al met de invoering van het minimumloon in India: neen, niet iedereen krijgt het meteen, maar de publieke opinie is voor en de deelstaatoverheden nemen maatregelen. Dat is wat deze conventie betreft overigens ook het geval: nog voor India de conventie effectief ratificeert, stellen zij beleidsplannen op waarin ermee wordt rekening gehouden, in de wetenschap dat dat onder meer een goed internationaal imago oplevert."

Welke zijn volgens u de resterende pijnpunten?

"Er is momenteel geen wettelijke bescherming voor het huispersoneel, wie geluk heeft, krijgt een goede werkgever, wie pech heeft, komt in de hel terecht. Er is een ontzettend grote afhankelijkheid en het mag dan zo zijn dat het aantal kinderen onder het Indiase huispersoneel is gehalveerd, in de kleinere provinciesteden bestaat de praktijk achter gesloten deuren nog steeds. De fundamentele, veralgemeende verandering zal nog wel enige tijd op zich laten wachten. Dat zagen we met de Conventie van de rechten van het kind (november 1989, CV) evengoed. Maar twintig jaar na datum is er een flinke weg afgelegd. Dat zal nu evengoed zo zijn."