Direct naar artikelinhoud

Seks, drugs & vinyl

In de nieuwe HBO-reeksVinylvertelt regisseur Martin Scorsese het verhaal van de muziekscène in het New York van de jaren 70. Jimi Hendrix en de Stones kregen concurrentie van drie door seks en drugs aangezwengelde genres: punk, disco en hiphop. Een overzicht van dat onheilige triumviraat!

Punk New York in de vroege seventies was niet de glanzende metropool die we vandaag kennen: het was een vuile, grauwe, zieke stad vol getto's, criminaliteit en gevaar. Heroïne overspoelde de straten en cocaïne was te koop in kruidenierszaken. De assistent van Andy Warhol liet ooit optekenen: "Soms kwam ik om twee, drie uur 's nachts thuis en dan waren twee bendes messengevechten aan het houden, met vuilnisbakdeksels als schilden". Walter Hills geweldige filmThe Warriorsstelt het voor zoals het was. Downtown, in de Bowery en rond de legendarische club CBGB, werd de punk geboren.

Een voordeel van alle armoede, was dat de huur, zeker voor artiesten, spotgoedkoop was. Lower Manhattan werd een mekka voor misnoegde studenten, avontuurzoekers en amateurs van de vrije liefde. The Velvet Underground, die zongen over het bestaan aan de rand van stad en maatschappij, trok nog meer misfits en outcasts aan, maar het was een groepje uit Queens dat pas écht met alle aandacht ging lopen: The New York Dolls.

De Dolls waren een androgyn stelletje ongeregeld: stevig gemaquilleerde late tieners/vroege twintigers waarover het establishment bij voorkeur moord en brand schreeuwde. De eerste echte punkers ook. Zij stonden voor "attitude, angst en woede, uitgedrukt op haast primitieve wijze," volgens een van de Ramones, die zich naar hen modelleerden. De jeugd van NY ging door de rooie en gelijksoortige bands kwamen als onkruid uit de vervallen gebouwen gekropen.

Television bijvoorbeeld, de geraffineerdste aller punkbands. Omdat The New York Dolls het Mercer Arts Center als basis had, wilde Television óók zoiets. Meer uit armoede dan wat anders, viel hun oog op het schrale kot CBGB, origineel bedoeld voor bluegrassgroepjes: een kleine concertruimte met een langgerekte bar omringd door neonborden, waarin elke vierkante centimeter was afgeplakt met graffiti en stickers. Het zou het hoofdkwartier van punk in Amerika worden.

Wie kwam er zoal langs? Patti Smith, met haar beatgedichten op rockbegeleiding, vaste klant David Bowie, en Debbie Harry, die toen nog met het prille Blondie Motown-covers bracht. CBGB was een symbool van de tegencultuur, een ontmoetingsplaats voor mensen die nergens anders een stek vonden. Talking Heads waren er. En de Ramones: de enige CBGB-band die écht van New York was. Hun missie: het geraffineerde gepingel van Jimi Hendrix en Eric Clapton wegvagen met tweeminutensongs die niets om het lijf hadden behalve het broodnodige.

'A punk' betekende toen zoveel als een stuk uitschot, een schoffie. In '71 werd het woord voor het eerst op de muziek geplakt, in '75 werd het onsterfelijk toen het bladje Punk - met een beroemde cover van de Ramones - op de markt kwam. Toen Patti Smiths albumHorsesontplofte, begon de muziek ook het grotere culturele bewustzijn binnen te sijpelen.

DISCO Disco, een genre volledig opgetrokken uit glitter en olifantenpijpen, maakte een gelijkaardige evolutie door: het ontstond bij de verschoppelingen Downtown - de laagsten van de laagsten - sijpelde dan door naar midden Manhattan en veroverde van daaruit de wereld. Eind jaren 70 zaten de straten in wandelafstand rond Broadway en 8th Avenue vol met hippe vogels: daar huisde de legendarische Studio 54, waar Andy Warhol, Elizabeth Taylor, Grace Jones, Michael Jackson en Elton John elkaar voor de voeten liepen.

Het begon in de staart van de jaren 60, toen de emancipatie van de homogemeenschap zorgde voor de opkomst van de clubcultuur. Na de Stonewall Riots in 1969 (gevechten tussen de politie enerzijds en homo's en travestieten na de ontruiming van homobar Stonewall Inn) kregen holebi's meer rechten en was het wettelijk toegestaan om met mensen van hetzelfde geslacht te dansen (!), waarop er in de goedkope lofts alsmaar meer dansfeestjes werden georganiseerd. Iederéén kwam daarop af. The Loft was het populairst: een dansclub en melting pot van culturen waar geen alcohol werd verkocht, maar wel gedanst werd op alles van rock-'n-roll over Afrikaanse ritmes en R&B tot Latijns-Amerikaanse genres.

In de slipstream van The Loft kwam het nog méér extravagante The Gallery, met als motto 'the music never stops': in plaats van hele platen achter elkaar te spelen, werden hier kortere stukjes van verschillende liedjes aan elkaar gemixt. Dat was de oorsprong van de dj; The Gallery wordt hier en daar zelfs aangeduid als de eerste discotheek.

Maar het ultieme danswalhalla moest nog komen, en arriveerde na het wereldwijde megasucces van de filmSaturday Night Fever, met John Travolta, en vooral de soundtrack van de Bee Gees die daarbij hoorde. Het onsterfelijke Studio 54 sloeg in '77 haar deuren open.

Het moet een overrompelende plek zijn geweest: vrouwen liepen er rond met schmink, gigantische plateauzolen en desgewenst een kont met pluimen erin. Mannen waren er te zien met weinig meer dan een string en beenwarmers aan. Iedereen pakte cocaïne binnen als was het bloemsuiker en om gepijpt te worden, moest je op het balkon zijn. In de eerste maand na de opening vierde Bianca Jagger - vrouw van - er haar verjaardag: voor de gelegenheid kwam ze binnengereden op een wit paard.

Hoe donker en zwartgallig CBGB was, zo kleurrijk en extravagant was Studio 54. Aan de buitenkant was disco de antithese van de punk, maar in se stelden ze hetzelfde voor: een verlangen naar iets nieuws, naar het uitbreken uit een keurslijf, naar het volgen van een eigen levenspad, allemaal in een stad die eigenlijk maar weinig perspectieven bood. New York was straatarm, dus bood Studio 54 - en disco - ongelimiteerde glamour. De schaduwzijde: uiteindelijk mochten alleen de coolste, beroemdste en mooiste mensen binnen. Zeker níét: zwarten.

"Wij hoopten dat Studio 54 zou afbranden", aldus Chuck D. van Public Enemy. In 1979 gingen de deuren weer dicht.

HIPHOP Was het al gevaarlijk toeven in Lower Manhattan, dan was de Bronx een half - nee, een héél - oorlogsgebied: in de loop der jaren was het een zwart getto geworden, waarin tientallen bendes, zoals de Black Spades, de Ghetto Brothers en de Savage Skulls, elkaar bevochten om terrein, drugs en street cred. De stadsplanning was totaal fout gelopen, en de grondwet had niks in te brengen tegen de wet van de straat. Her en der stonden gebouwen in brand: door de bendes, of vanwege verzekeringsfraude. 'South Bronx Is Burning', was een populaire krantenkop.

Jongens die opgroeiden in de Bronx, kenden niks anders dan de Bronx: de bohemiens van CBGB waren hen al even vreemd als de discokikkers in Studio 54. En in de gesloten gemeenschap begon er langzaamaan een nieuwe, opwindende cultuur te bloeien.

De vroegste sterren van de hiphop waren de buurt-dj's, die grote geluidssystemen kochten en buiten hun plaatjes gingen draaien voor iedereen die wilde luisteren. DJ Kool Herc was de grote aansteker. Hij combineerde de harde breaks van oude funkplaten - James Brown vooral - om nummers te maken die bestonden uit niks dan hoogtepunten. Grandmaster Flash perfectioneerde de techniek; zij waren de eersten die van de muziek een alternatief maakte voor het bendeleven.

De straatcultuur was evenwel rijker dan muziek alleen: graffiti, b-boying (breakdance) en rappen waren al even belangrijk. Al die elementen werden virtuoos gecombineerd door de grote Afrika Bambaataa, een overtuigde Black Spade die het bendeleven gedag zei nadat een vriend werd doodgeschoten door de NYPD. Hij stichtte de Zulu Nation als een jongerengroep die cultuur beloofde in plaats van geweld. Zijn block parties, geïnspireerd op Kool Herc, waren erop gebrand om het vechten een halt toe te roepen: hij was ervan overtuigd dat muziek het wilde beest in een mens kon temmen. De Bronx moest weer de Bronx worden, niet een verzameling ministaatjes - gescheiden door dode straten - die elkaar naar het leven stonden.

Uiteindelijk wáren het ook die gedeelde culturele waarden die de Bronx weer min of meer samenbrachten - al is de geschiedenis complexer dan dat - en zelfs wisten te exporteren naar daarbuiten. Via graffitikunstenaars als Basquiat en vroege 12"-singles als 'Rapper's Delight' van The Sugarhill Gang sijpelde hiphop binnen bij de blanke culturele elite van Manhattan en, later, de wereld.

Op een gegeven moment bestonden de drie genres naast elkaar. Fab 5 Freddy reisde naar Downtown - op de treinen die zijn tags droegen - en ontmoette Warhol, terwijl Blondie (die zich met 'Heart of Glass' ook al aan disco had gewaagd) de Bronx ging verkennen. Tegen dat de jaren 80 er kwamen, bruiste New York onder de destabiliserende, wilde invloed van één grote jeugdcultuur: hiphop, punk en disco waren stuk voor stuk manieren voor een verloren generatie om zichzelf een smoel te geven.

AanVinylnu om dat gevoel te vatten.

'Vinyl' is vanaf 15 februari exclusief te bekijken op Play More van Telenet.