Direct naar artikelinhoud

Kan theater te ver gaan? Ja dus

Theater kan nooit te ver gaan, dacht ik. Er is verdomme al zo weinig grensverleggend theater. Toch blijken er grenzen te bestaan. In 'No Time For Art' liep ik er met een knal tegenaan.

Laila Soliman presenteerde No Time For Art op Theater aan zee (TAZ) als een documentaire theaterserie waarin ze het publiek confronteert met de gewelddaden van de Egyptische ordetroepen tegen het Egyptische volk voor, tijdens en na de revolutie van 2011. In een eerste deel zitten vier acteurs voor een scherm waarop de Egyptische staatstelevisie de arrestaties bejubelt van de 'criminelen' die de staat trachtten omver te werpen. Intussen doen de vier het relaas van de arrestatie van twee van hun vrienden, die zonder aanwijsbare reden opgepakt, gemarteld, mishandeld, vernederd werden. De verhalen zijn schokkend. Ze verdragen geen franje, ze moeten verteld. Aan een publiek.

Nu loopt er op TAZ een publiek rond dat op een zeldzame en ontroerende manier ontvankelijk is. Tijdens de vorige editie van TAZ zag ik samen met een welwillende zaal Oostendse medioren hoe jonge makers elkaar liefdevol onderkotsten en -pisten. En er is meer dan mentale flexibiliteit. Tien dagen lang al laat zich een groep toeschouwers blijmoedig naar Raversijde rijden om zich een weg te banen door loopgraven - dat alles om het werk te zien van jonge theatermakers. Zo'n genereus publiek is een geschenk. Het verdient een eerlijke maker, die gedachten openbreekt en een gesprek mogelijk maakt. In het tweede deel van No Time For Art wordt het publiek op de meest letterlijke manier deelgenoot gemaakt van Solimans strijd. Het zaallicht gaat aan, er worden brieven rondgedeeld. 'Beste toeschouwer. Wij willen u om hulp vragen.' De toeschouwer wordt uitgenodigd het statement in de brief luidop voor te lezen. "I demand a trial for those responsible for the killing of Mohamed Ibrahim Husein, died in Cairo on February 4th due to gunshot in the face during clashes with the police." Een microfoon gaat rond. Het publiek wordt in de positie van aanklager geplaatst, en leest gedwee de brieven voor. Maar wat is de authentieke waarde van deze 'stemmen', die zich zo aarzelend verheffen onder druk van de dwingende blikken vooraan? Ik vind het goedkope morele chantage. Dat de beschuldigende vinger van de maker de laatste tijd nogal gretig de zaal inwijst - zichzelf niet zelden comfortabel excluderend uit zijn aanklacht - wist ik al. Gelukkig neemt die morele pressie in de meeste gevallen de vorm aan van een status quaestionis, waartoe de toeschouwer zich kan verhouden - of niet. Is dat niet waar theater om gaat: een niet-dogmatische dialoog? In No Time For Art wordt de toeschouwer moreel én fysiek misbruikt om het discours van Laila Soliman kracht bij te zetten.

Ach, je kunt toch gewoon de microfoon weigeren, of weggaan? Neen, want door het voorafgaande eerste deel neemt Soliman ons in een houdgreep. Weggaan, na gehoord te hebben wat we net hebben gehoord, zou gelezen worden als een gebrek aan respect tegenover de getuigenissen. Onmogelijk dus om je in dit tweede deel niet in te schrijven in de dictatuur van de morele verontwaardiging. Maar Solimans tactiek mist doel, in mijn geval toch. Eerder dan me betrokken te voelen, wil ik deze dogmatische voorstelling zo snel mogelijk vergeten. Door te ver te gaan verwijdert Soliman mij verder dan ooit van wat ze me eigenlijk wil vertellen. En dat kan niet de bedoeling geweest zijn.

'No Time for Art' was te zien op 2/8 op TAZ in Oostende.