Direct naar artikelinhoud

DE GRAUWE & SCHOORS

Topeconomen Paul De Grauwe en Koen Schoors wisselen elkaar af en schrijven over mens, wereld en economie.

De publicatie door de Europese Centrale Bank van een studie over het vermogen van de huishoudens in de eurozone gaf aanleiding tot verwoede discussies in de media. Wat bleek hieruit? De Duitse huishoudens zijn de armste in de eurozone, of liever zo werd de studie vooral in Duitsland, maar ook in Vlaanderen, geïnterpreteerd. De volgende stap was vlug genomen. Der Spiegel titelde: "Arm Duitsland. Zijn de euroreddingsoperaties gerechtvaardigd als de burgers van de ontvangende landen rijker zijn dan de landen die het geld geven?" Het antwoord lag voor de hand.

Wat zijn de feiten? Ten eerste kwam uit de studie van de ECB naar voren dat het vermogen van het modale Duitse gezin inderdaad lager is dan het vermogen van de modale gezinnen in alle andere landen van de eurozone. De ECB publiceerde echter ook het gemiddelde vermogen van de gezinnen. En dat blijkt helemaal niet zo laag te zijn in Duitsland, en zeker niet het laagste van de eurozone. Volgens deze maatstaf situeert Duitsland zich in het peloton. Dit resultaat werd in de meeste media doodgezwegen.

Nochtans levert een vergelijking van het modale en het gemiddelde vermogen belangrijke informatie over de verdeling van het vermogen. Als het vermogen heel ongelijk verdeeld is, dan is het modale vermogen veel lager dan het gemiddelde vermogen. Dit is niet zo moeilijk te begrijpen. Het modale vermogen is het vermogen van het gezin dat exact in het midden van de populatie is gelegen wanneer we de gezinnen van laag naar hoog klasseren. Dus als er 100 gezinnen zijn is dat het vermogen van het 50ste gezin in deze klassering. Bij sterk ongelijke verdeling situeert zich een groot deel van het vermogen bij de gezinnen voorbij de 50. Het gemiddelde vermogen zal dan hoger zijn dan het vermogen van het modale gezin. Hoe groter het verschil tussen modaal en gemiddeld vermogen hoe groter de ongelijkheid. En wat blijkt nu? Duitsland is het land waar dit verschil het grootst is.

De vermogensongelijkheid in Duitsland wordt nog duidelijker als we het modale gezin vergelijken in de top 20 procent van de inkomensverdeling met het modale gezin in de laagste 20 procent. Hieruit blijkt dat dit verschil het grootste is in Duitsland. Het Duitse modale gezin in de top 20 procent heeft een vermogen dat 75 maal groter is dan het gezin in de laagste 20 procent. Ter vergelijking: in België is die verhouding 13, in de zuiderse landen is dit minder dan 10.

De Duitsers zijn dus niet de armsten van de eurozone zoals overal getiteld werd. Er is heel veel vermogen in Duitsland. Dat vermogen zit echter niet bij het modale gezin maar in de hoogste inkomenscategorieën.

Het vermogen van de gezinnen is maar een deel van het vermogen van een land. Vermogen kan ook aangehouden worden door de overheid, vzw's en de bedrijven. De meest alomvattende maatstaf van het vermogen is de kapitaalstock van een land. Daarmee bedoelen we het geheel van gebouwen, fabrieken, machines, infrastructuur... Die stock genereert samen met arbeid het nationaal inkomen. Welnu, als we landen in de eurozone klasseren op basis van de omvang van de kapitaalstock per hoofd van de bevolking, dan zien we dat Duitsland tot de rijkste landen van de eurozone behoort. De zuiderse landen zijn de armste.

De noordelijke landen, inclusief Duitsland, zijn de rijke landen; de zuidelijke landen de armste. Dat wisten we dus. De studie van de ECB is aangegrepen door de tegenstanders van financiële steun om het omgekeerde te beweren.

Als er een probleem is met financiële transfers van Duitsland naar de zuiderse landen dan is dat niet omdat Duitsers arm zouden zijn. Ze zijn dat niet. Het Duitse probleem is intern. Het vermogen van Duitsland is ongemeen ongelijk verdeeld. Het modale gezin blijft in de kou staan. Het grote vermogen van Duitsland is geconcentreerd bij de rijke klasse en de ondernemingen. Die ongelijkheid stelt natuurlijk een politiek probleem. De Duitse regering heeft het bijzonder moeilijk om de modale Duitser te overtuigen solidair te zijn met het Zuiden als er in Duitsland zelf geen solidariteit bestaat tussen rijk en arm, en niemand die ongelijkheid wil aanpakken.