Direct naar artikelinhoud

Wie doodt elk jaar 8 miljoen mensen?

Elk jaar opnieuw doodt honger in alle stilte 8 miljoen mensen, onder wie 1,5 miljoen kinderen. Het verbaast dus niet dat Unicef dezer dagen uitpakt met een nationale campagne tegen ondervoeding. 'Honger trekt een heel land naar beneden.'

Biafra, Ethiopië, Zuid-Soedan, Somalië, Congo, Mauretanië, Niger...: om de zoveel jaar breekt ergens in Afrika een hongercrisis uit. Toch vormt dit soort rampen maar een beperkt deel van het wereldwijde hongerprobleem. Acht procent van de ondervoede mensen wordt getroffen door een onverwachte noodsituatie. De overige 92 procent leeft ver weg van de camera's in een permanente hongersnood. Het gaat om 805 miljoen mensen. Ze leven vooral in Afrika en West-Azië. Jaarlijks sterven 8 miljoen ervan aan ondervoeding, onder wie 1,5 miljoen min-5-jarigen.

"Honger is altijd een deel van mijn jeugd geweest", vertelt de Congolese auteur Alphonse Muambi, die nu in Den Haag woont maar tot zijn 25ste in zijn geboorteland leefde. "Gelukkig bleef ik zelf van ondervoeding gespaard, maar op de schoolbanken zat ik samen met kinderen die in het beste geval één maaltijd per dag kregen. Ze hadden veel minder energie en vonden het moeilijk om de lessen te volgen. Sommigen kregen na een tijdje ook van die dikke buikjes. Het was niet zo dat rondom mij een echte hongersnood woedde. Er waren gezinnen die wel gevarieerd voedsel konden kopen. Maar veel families waren extreem arm en bij hen werd zelden fruit, vlees of vis gegeten. Het enige wat ze zich konden veroorloven, was maniok. Ze aten dag in dag uit een beetje hetzelfde."

Wortels van het probleem

Steven Lauwerier, Unicef-coördinator in Somalië, was de afgelopen twintig jaar actief in tal van Afrikaanse landen. "Baby's die in de eerste duizend dagen van hun bestaan ondervoed zijn, groeien veel trager en worstelen de rest van hun leven met leerproblemen. Uit onderzoek van hersenen van goed gevoede en slecht gevoede kinderen blijkt dat de hersenactiviteit van de laatste groep lager is en dat die achterstand onherstelbaar is. Het leidt tot slechte schoolresultaten, onderbetaalde jobs, armoede, verzwakte moeders, gevaarlijke bevallingen en uiteindelijk tot nog meer ondervoede kinderen."

Steeds meer beleidsverantwoordelijken beseffen dat het gigantische probleem geen onoplosbaar natuurfenomeen is, ziet Lauwerier. "Honger trekt een heel land naar beneden. Regeringen in landen als Kenia, Tanzania en Ghana maakten de jongste jaren van hongerbestrijding hun prioriteit en gaan ook echt naar de wortels van het probleem. Want honger is veel meer dan een gebrek aan voedsel. De echte oorzaken hebben te maken met landbouwbeleid, infrastructuur om voedsel naar markten te transporteren, gezondheidszorg, onderwijs, hygiëne en zeker ook vrouwendiscriminatie. Zo is er een direct verband tussen ondervoeding en het percentage meisjes in het middelbaar onderwijs. Geschoolde meisjes zijn gezonder, krijgen op latere leeftijd kinderen, hebben meer kans op een beter inkomen en doen meer kennis op om hun kind gezond op te voeden."

Lauwerier benadrukt dat de resultaten van de ommezwaai pas over een langere periode echt zichtbaar zullen worden, maar toch tonen de statistieken nu al een afname van het aantal ondervoede mensen. 800 miljoen mensen is nog altijd gigantisch veel, maar in 2000 waren er nog 900 miljoen slachtoffers, in 1990 een miljard.

Bij die cijfers moet wel een belangrijke kanttekening gemaakt worden, zegt Oliver De Schutter, tot voor kort bijzonder VN-rapporteur voor het recht op voedsel. "Bijna alle vooruitgang werd geboekt in één land: China. Daar werd al in 1985 een cruciale verandering doorgevoerd. Een gedeeltelijke privatisering van de landbouwgrond zorgde ervoor dat kleine boeren hun eigen producten op de markt konden slijten. Een echte omwenteling, want daarvoor werden grond en landbouwproducten als collectief bezit beschouwd. De industriële vooruitgang in de steden maakte dat mensen die van het platteland naar de stad verhuisden vrij gemakkelijk een job vonden, koopkracht creëerden en voedsel konden kopen. En dat was dan weer goed voor de boeren, die hun markt zagen groeien."

Het Chinese voedselmirakel zette zich helaas niet in alle Aziatische landen door, zegt De Schutter. India, een land dat vanwege zijn economische groeicijfers vaak in één adem met China wordt genoemd, is qua ondervoeding een regelrechte ramp. Wereldwijd is het zelfs de onbetwiste nummer één: de helft van de min-5-jarigen kampt met groeiproblemen. Veertig procent van de ondervoede kinderen leeft in India. De Schutter: "India is een ongelofelijke paradox. Sinds 1991 tekent het land jaarlijks 7,8 procent economische groei op, al dertig jaar neemt de graanproductie elk jaar met 4 procent toe. En toch blijft het aantal ondervoede mensen bijzonder hoog. De rijkdom is in de sociale toplaag blijven steken, enkel de grote landbouwbedrijven konden profiteren van de groei. De kleine boeren bleven arm."

Vicieuze cirkels

De tweede grote black spot blijft Afrika ten zuiden van de Sahara. De Schutter. "In die regio blijven de hongercijfers stijgen. Jaarlijks neemt de bevolking met 2,1 procent toe, waardoor per persoon steeds minder gronden beschikbaar zijn. Het grote probleem in die landen is het onvermogen van de overheden om kleine landbouwers te steunen en een echte rurale ontwikkeling door te voeren. Dat alles leidde tot een vlucht van miljoenen mensen naar de stad. Velen vonden er geen baan en kwamen opnieuw in een precaire situatie terecht. Om al die hongerigen toch een beetje te kunnen voeden, begonnen Afrikaanse overheden massaal goedkoop voedsel uit het buitenland in te voeren. Zo ontstond een verslaving aan de internationale markten, en dat zorgde weer voor een nieuwe vicieuze cirkel: lokale boeren konden niet met buitenlandse producenten concurreren, begonnen steeds minder te produceren, migreerden naar de steden, waardoor nog meer voedsel op de internationale markt gekocht moest worden."

Bovendien raken de ingevoerde goederen door de gebrekkige infrastructuur vaak niet in de dorpen. Muambi kan ervan meespreken. "Niet zolang geleden bezocht ik een dorp in de provincie Bandundu (ten oosten van de hoofdstad Kinshasa, KoV). Voor de aanvoer van voedsel uit Kinshasa was dat dorp en zijn omgeving afhankelijk van een brug. Maar die brug was al maanden stuk, waardoor veel producten niet meer arriveerden of veel te duur waren geworden. Gevolg: mensen schakelden over op een eenzijdig dieet, en bijna het hele dorp verviel voor maanden en misschien wel jaren in armoede."

De enige manier om de neerwaartse hongerspiraal tegen te houden, is investeren in lokale landbouwers, zegt De Schutter. "Probleem is dat de Wereldhandelsorganisatie dat niet aanmoedigt en vastzit in de ideeënwereld van de 20ste eeuw. De WHO dwingt ontwikkelingslanden nog steeds om zich te specialiseren in bepaalde landbouwproducten, om die dan op de wereldmarkt te verkopen. Alle handelstarieven moeten verdwijnen, met als gevolg dat goedkoop voedsel uit de VS en Europa de markt overspoelt en lokale landbouwers worden weggeduwd.

"Handel is geen middel meer om de levenskwaliteit van de bevolking te verbeteren, maar is een doel op zich. Iedereen die een Afrikaans land bezoekt, kan dat met zijn eigen ogen zien. Er is zeer veel infrastructuur voor de import-export: havens, luchthavens, wegen of vliegroutes naar de grote productiecentra. Maar er is amper infrastructuur om de oogst van kleine boeren van het veld naar de lokale markten en de grotere steden te vervoeren."

Consumptieobsessie

Ook de westerse consumptieobsessie ligt mee aan de basis van ondervoeding. De Schutter: "Wij Belgen eten ongeveer 90 kilo vlees per jaar. Dertig kilo is nochtans voldoende voor een evenwichtige voeding. Om aan onze vleesbehoefte te voldoen, worden in ontwikkelingslanden enorme oppervlaktes landbouwgrond ingenomen om soja voor veevoeder te produceren. Hetzelfde geldt voor onze biodiesel. Toch wel absurd: opdat wij onze steak zouden kunnen eten en om onze wagens te voeden, verhinderen we dat mensen in bepaalde landen zich gezond kunnen voeden.

"De landbouw-industrie is bovendien verantwoordelijk voor 13 procent van de CO2-uitstoot. Dat is een zeer belangrijke factor voor de klimaatverandering, die in ontwikkelingslanden voor grillige klimaatfenomen zoals droogtes en overstromingen zorgt. Het is absoluut noodzakelijk dat we zowel in het Westen als in ontwikkelingslanden snel overschakelen naar een agro-ecologisch beleid waarbij landbouw en handel minder fossiele brandstoffen verbruiken en het rijke deel van de wereldbevolking minder destructief is voor het arme deel."

Alphonse Muambi treedt De Schutter bij. "Jean Ziegler, die net als meneer De Schutter jarenlang VN-voedselrapporteur was, beschreef honger als een massavernietingswapen. 'Een kind dat sterft van honger, is een vermoord kind', zei Ziegler. En gelijk had hij."