Direct naar artikelinhoud

'Onze sterren zijn uitstalkasten geworden'

Alles in mode evolueert, ook mode zelf. Steeds meer modemensen lijken zich af te zetten tegen de grote modehuizen en grote ketens. De nieuwe onderstroom in de mode kiest voor traag en klein. De komende weken zoekt DM Magazine de gezichten achter die tegendraadse mode op. Vandaag: Jean Colonna, de no-fashion modeontwerper.

Jean Colonna, een tijdgenoot van Martin Margiela en Helmut Lang, was een van de invloedrijkste ontwerpers van de vroege jaren 90. Een vaandeldrager van de Parijse avant-garde.

Van die generatie blijft haast niemand over. Onafhankelijke mode is gemarginaliseerd. De grote luxehuizen hebben alle macht in handen (Margiela, bijvoorbeeld, de ultieme tegenwringer in de modewereld, maakt nu deel uit van het concern van Renzo Rosso, baas van Diesel...). Maar Colonna, die voor het laatst een defilé hield in 2002, is helemaal terug. Echter wel op zijn manier, volgens zijn eigen regels.

Een kleine collectie basics in kasjmier was er al, grotendeels gebaseerd op zijn eigen greatest hits. Onlangs opende hij een eigen winkel, in de Parijse Marais.

"Ik ben nooit echt weggeweest", benadrukt Colonna. "Maar ik heb in 2002 wel gebroken met de conventionele manier waarop ik tot dan mijn werk toonde.

"Ik ben slecht in data. Al weet ik nog wel dat ik in 1989 begonnen ben, in oktober. Een week na mijn eerste show is het IJzeren Gordijn gevallen.

"Toen ik met shows en reguliere collecties gestopt ben, heb ik de deur opengelaten voor projecten met andere merken. Ik heb een half jaar met fotografe Bettina Rheims gewerkt aan het boek Héroïnes, en aan het onlangs verschenen vervolg daarop, Gender. Ik heb kostuums ontworpen voor een ballet. En ik heb gereisd.

"Nepal heeft me onmiddellijk verleid. Ik was er op zakenreis voor een klant, om brei- en weefateliers te bezoeken. Het gaat er daar nog heel artisanaal aan toe, ruw, rustiek. Heel toevallig heb ik daar een fabrikant ontmoet, in een halve ruïne. Ik wilde graag wat voor mezelf experimenteren. Ik heb die man een trui gegeven en hem gevraagd of hij hetzelfde ontwerp in kasjmier kon uitvoeren. Kom morgen terug, zei hij. 's Anderendaags bleek dat hij geweldig werk had geleverd. Toen heb ik op een blad papier op een hoek van een rommelige tafel een debardeur getekend. Kunt u dat voor mij maken? Kom over twee dagen terug, zei hij. En zo zijn we beginnen samenwerken. Het heeft daarna nog meer dan een jaar geduurd om alles juist te krijgen, maar het is gelukt."

"Ik had nooit eerder met breigoed gewerkt. Ik had altijd een voorkeur voor gewone, niet-luxueuze materialen, voor nylons. En plotseling zat ik daar met 100 procent kasjmier, 100 procent zijde. Voor mij was het een uitdaging om aan 'luxe' te doen, om mijn denkwereld te verbinden met een ander universum. En ik ben er snel achtergekomen dat het verhaal gewoon hetzelfde bleef. Het materiaal was anders, maar de vrouw die ik kleedde in mijn hoofd was nog altijd dezelfde.

"Met alleen truien kon ik natuurlijk geen foto's van mijn collectie maken, dus ging ik in mijn archieven op zoek naar broeken. En zo heb ik vastgesteld dat mijn oude werk nog altijd leefde. Mijn ontwerpen uit de jaren 90 waren nog steeds relevant. Dus ben ik begonnen met heruitgaves - twee, drie broeken per seizoen, en enkele jassen die ik een update geef in materialen en kleuren voor vandaag, al naargelang mijn humeur. Zo leeft mijn verhaal dus verder, en misschien lijkt het daardoor alsof ik nooit ben weggeweest.

"Kasjmier heeft me altijd geïnteresseerd. Kasjmier is koppig. Een kasjmieren trui draag je niet als een wollen trui. Je moet zo'n trui rust gunnen. En aanvaarden dat de levensduur ervan relatief kort is. In Nepal is dat het belangrijkste materiaal. Maar ze zijn beter in weven dan in breien. Vandaar ook dat het zo lang heeft geduurd om de machines in die fabriek op punt te stellen, om alles te moderniseren. We hebben gezorgd voor zuiver water, toiletten geïnstalleerd voor de vrouwen, een stuk sociale zekerheid ingevoerd. Dat gezegd, ik heb altijd geweigerd om aan fair trade te doen."

Waarom?

"Omdat ik niet van die term hou. Het is niet meer dan een nietszeggend label. Ik kan garanderen dat de fabriek waarmee ik werk in orde is. De arbeiders worden niet uitgebuit, er worden geen kinderen geëxploiteerd. Maar mijn draad haal ik, zoals bijna iedereen, uit China. Bijna 99 procent van de kasjmier komt daarvandaan. En ik weet niet wat er in China gebeurt. Ik zoek geen label. Ik kom goed overeen met het honderdtal mensen dat er werkt, en met de eigenaar van de fabriek. Hij is opgegroeid in een tweekamerappartement in Katmandoe met vijf broers en zussen. En nu woont hij in een hallucinant kitscherig huis, en rijdt hij in een Volkswagen Touran. Hij heeft het gemaakt, maar hij zal nooit vergeten waar hij vandaan kwam.

"Wat ik ook interessant vind aan dit hele verhaal, is het feit dat het maar weinig met mode te maken heeft. Dat heeft me altijd aangesproken. Toen ik begon te werken wilde ik gewoon kleren maken voor de mannen en vrouwen die van mijn kleren hielden. Het deed er niet toe hoe oud ze waren, of in welke niche ze konden worden geplaatst. Ik deed niet aan marketing."

Marketing was in die periode sowieso veel

minder belangrijk.

"Ja, dat klopt. Kijk, op een bepaald moment, vanaf 1992, ben ik terriblement modieus geworden. Iedereen had het over Colonna. Maar dat interesseerde me niet. Ja, het is goed als je in de bladen staat, want dat betekent dat je meer kopers over de vloer krijgt en dat je kleren vaker gedragen worden. En dat is interessant. Maar in de mode zijn, neen. Ik ben no-fashion. Als je mij nu vraagt of ik opnieuw defilés wil gaan doen, dan weiger ik, want dat is mijn wereld niet. Ik heb er geen zin in, en mijn ego heeft er bovendien geen behoefte aan."

U volgt wel nog alle shows online, las ik.

"Ja, ik blijf graag weten wat er gebeurt in de mode, en dus kijk ik naar style.com op mijn computer. En daar zie ik hoe de mode evolueert, helemaal en raccord met de maatschappij."

Hoezo?

"We leven in een maatschappij waarin schijn alles overtroeft. Waar alles marketing is, en waar er geen plaats is voor improvisatie, of toch heel weinig. Daarmee wil ik niet zeggen dat het vroeger zoveel beter was. Vroeger, dat was vroeger, en vandaag is vandaag. Maar ja, ik kijk dus elke ochtend naar de defilés, waar ook ter wereld. En ik kijk ook naar de foto's van celebrity's en feestjes. Die vind ik even belangrijk als de shows, omdat het modebeeld daar wordt gemaakt.

"En voilà. Ik ben geïnteresseerd in de analyse van mode, meer dan in de mode zelf. Ik ben nieuwsgierig. Maar vraag me nu niet wie ik een goede designer vind, want daar antwoord ik niet op."

Wat zijn voor u de belangrijkste evoluties in de mode sinds 1989?

"Alles is anders. Broeken hebben nog altijd twee pijpen, en jassen twee mouwen, goed, maar de manier waarop mode geconcipieerd wordt is heel anders.

Eerst hebben we het moment gehad dat de mode zich verwijderd heeft van de straat, in het voordeel van de rode loper en de catwalk. En in de leegte die toen is ontstaan hebben zich enkele merken gewrikt die de mode misschien niet kopiëren, maar die er zich wel door laten inspireren met als doel zo veel mogelijk te verkopen - de twee grootste zijn Zara en H&M.

De modewereld heeft zich laten inhalen door de grote ketens. Ze zijn met één voet gestapt in de deur die de mode zelf heeft laten openstaan, en toen ze eenmaal binnen waren, hebben ze de deur dichtgeslagen, en zat de mode met zijn kop tussen de deur en de muur, verbrijzeld."

Is de mode haar macht verloren?

"Ja, de macht van de straat in elk geval. De mode heeft meer macht dan vroeger in de media, meer macht in de wereld van celebrity's. Ik vind dat niet erg. Toen ik nog shows deed, zag ik soms reportages over vedettes in de tijdschriften. Dan zag je x uit haar jacht stappen in mijn kleren, en dan stond er in het bijschrift 'X stapt uit haar jacht in Saint-Tropez'. Op de volgende pagina zag je haar in een avondjurk met pailletten, en daar werd de ontwerper wél genoemd. Ik maakte gewone, alledaagse kleren en daarom werd mijn naam niet geciteerd. En ik nam daar genoegen mee. Tegenwoordig zie je vooral opsommingen. We willen weten welke tas iemand draagt, welke schoenen.

"Zo'n Oscar-uitreiking waar elke actrice van kop tot teen gesponsord is - de jurk, de handtas, de schoenen, de juwelen - dat is toch fascinerend. Onze sterren zijn uitstalkasten geworden. Of ze hun kleren gekregen hebben, of ze betaald zijn om die kleren te dragen, bravo, niet bravo, dat doet er niet toe.

"Ik kijk ook graag naar de manier waarop de mode zich verplaatst als een entiteit, en vase clos. Je kunt de modewereld vergelijken met The Hunger Games, waar je het in kleurloze lompen geklede slavenvolk hebt en daarnaast een soort luchtbel met een hypergestileerde elite. De mode is een universum dat voortdurend zichzelf feliciteert. Ik heb veel bewondering voor mensen die de modeweken volgen. Die zien weken aan een stuk dezelfde mensen op de front rows, zeggen honderden keren dag tegen diezelfde mensen, gaan in hun Mercedes met chauffeur naar 150 feestjes, waar ze opnieuw diezelfde mensen tegenkomen. Ik heb daar niets op tegen, ik observeer alleen.

"De grootste scoop van de vorige modeweek had niets te maken met lange of korte rokken, en ook niets met de kleur van het seizoen - de grootste scoop was dat Kanye West en Kim Kardashian in Parijs waren met hun dochter, en naar welke shows ze gingen, en naar welke feestjes. Dat was blijkbaar interessanter dan de collecties die op de catwalk werden getoond."

En u maakt dus geen deel uit van dat universum?

"Neen."

En u wil dat ook niet.

"Met willen heeft dat niets te maken. Enfin, misschien wel. We spreken niet dezelfde taal. Ik maak producten, en die verkoop ik. Ik kom niet in de media. Mijn voldoening komt uit het feit dat mensen mijn kleren leuk vinden, dat ze verkocht worden."

Waarom bent u destijds gestopt?

"Er hebben verschillende elementen meegespeeld. Ik zag dat de mode aan het veranderen was en wilde niet mee die richting uit.

"Ik had daarnaast een financiële partner die niet genoeg bewoog, en als je niet beweegt in de mode, dan ga je achteruit. Dat geldt trouwens niet alleen voor de mode. Enfin, we trappelden ter plaatse en ik zag dat er geen middelen werden vrijgemaakt om vooruit te gaan. Dat werd ik beu."

Mist u de shows?

"Een show is iets buitengewoons. Tachtig procent problemen, maar de resterende 20 procent doen je die problemen vergeten. Elk defilé is een uitdaging.

"Ik kan niet spreken in naam van andere ontwerpers, maar voor mij is een show iets dat je naar een andere wereld brengt. Door de muziek, de casting, de make-up - je concentreert het beste van jezelf, je visie, in een show van een tiental minuten. Maar bon, ik mis dat niet."

U zocht destijds als een van de eerste ontwerpers, samen met Margiela, naar ongewone plekken voor uw shows.

"Met Martin waren we bij de eersten die shows organiseerden op afgelegen plekken. Mijn shows duurden vijftien minuten, en ik herinner me dat sommige mensen geschokt waren. Hoe durft u mij te laten verplaatsen voor een defilé van een kwartier! Een defilé duurde toen minstens dertig minuten, tegenwoordig nog twaalf. Als je show nu dertien minuten duurt, krijg je het verwijt dat je de mensen voor de gek houdt. Tenzij je een belangrijke adverteerder bent. Dan durft niemand te morren. Ik moet daarmee lachen."

Wat heeft u destijds naar de mode gedreven?

"Mode was van kinds af aan mijn passie. Ik ben geboren in Algerije, en niet in België, zoals iedereen denkt. Dat heeft ooit in een artikel gestaan, en het staat natuurlijk chic om te zeggen dat je deel uitmaakt van de Belgische modescene, maar het klopt niet. Ik ben geboren in Algerije, op mijn tiende ben ik naar Zuid-Frankrijk gekomen en op mijn twintigste zat ik in Parijs. Ik was al relatief oud - bijna 30, denk ik - toen ik mijn eerste collectie presenteerde, en 34 bij mijn eerste defilé.

"Tegenwoordig zijn ontwerpers 20, 22. Mijn eerste job, nadat ik was afgestudeerd van de Ecole de la chambre syndicale de la mode, was bij Balmain. Ik heb twee jaar met meneer Balmain gewerkt. Het was een interessante ervaring, omdat ik al op mijn eerste werkdag kon constateren dat de haute couture eigenlijk niet meer bestond. Het was een doods fenomeen. Voor mensen van mijn generatie, mensen in de straat, betekende couture iets. We volgden de coutureshows, en daarna had je naaisters die kopieën maakten. Er was een correlatie tussen de creatie op de catwalks en de maatschappij, de straat. Toen ik bij Balmain begon, in 1978, zag je de opkomst van de eerste designers, naast de couturiers. Dat was een nieuw fenomeen. Ik heb wel wat geleerd bij Balmain, ik heb geen spijt van die ervaring, maar er gebeurden op dat moment andere dingen. Hij was al behoorlijk oud, maar hij kwam nog elke dag werken, en was heel lucide. Na Balmain heb ik hier en daar gewerkt.

"Op een dag heb ik Michele Montagne ontmoet, toen de persattaché van Helmut Lang en van Martine Sitbon (later ook van Ann Demeulemeester, red.). We zijn goede vrienden geworden, en op een dag vroeg ze me waarom ik niet met een eigen collectie begon. Ik was niet helemaal enthousiast, ik had geen geld, maar zij is blijven aandringen, en zo zijn we begonnen.

"Maria Luisa (Maria Luisa Poumaillou, van de gelijknamige en invloedrijke modewinkel, red.) was niet op die eerste show, maar ze had goede reacties gehoord, is achteraf naar de collectie komen kijken, en heeft meteen gekocht. Later is ook Le Printemps gevolgd. Het was geen gemakkelijk begin. We maakten geen deel uit van de officiële kalender, en stonden niet in de Caroussel du Louvre, waar op dat moment bijna iedereen showde. Dat was toen nog heel moeilijk. 1989 was erg gericht op couture - je had mensen van mijn generatie, zoals Gaultier en Mugler die al gevestigde namen waren, en ontwerpers als Lacroix, heel ostentatief. Het was een periode van groots opgezette, theatrale defilés. En daar kwam ik met mijn show van een kwartier, met kleren en niets anders. Heel puur, al zat er een kracht achter, een energie. Uiteindelijk is het toch nog snel gegaan. De Amerikanen zijn rap gevolgd."

Ik zag onlangs een kalender van 1997, er blijft bijna niemand over van toen.

"Ja, dat is eerder verrassend. Het is verrassend dat deze generatie Fransen er niet in geslaagd is hun succes te verzilveren. Kijk wie er niet meer meedraait: Mugler, Montana, zelfs Gaultier. Ik heb daar een heel persoonlijke mening over - volgens mij zijn onze oude merken een van de belangrijkste redenen voor de neergang van de ontwerpers. De grote merken hebben de hele taart voor zich genomen. In andere landen, waar alles nog moest gebeuren, heb je wel succesvolle jonge merken. Armani of Dolce & Gabbana, dan praat je van een andere generatie dan Dior of Givenchy."

Is dat een vaststelling, of is het jammer?

"Het is zoals het is. Ik heb altijd gezegd, die oude couturehuizen zijn de dood van de creatie in Frankrijk."

Colonna in 1993.

In de jaren 90 stond

Jean Colonna bekend om zijn

rock-'n-roll en edgy stijl.

Het kasjmier is nieuw,

maar de eenvoud blijft in

de nieuwe collectie.

De nieuwe boetiek in Parijs.