Direct naar artikelinhoud

‘Een eendagsvlieg worden, dat is mijn grootste vrees’

Deze zomer ontkwam niemand aan de Belgische danshit ‘Alors on danse’. Lang niet kwaad voor ‘de meest deprimerende zomerhymne ooit’, zoals een Britse krant begin mei nog blokletterde. ‘Ik kan me mijn muziek eigenlijk ook nauwelijks voorstellen op een zweterig feestje in Ibiza’, geeft zanger Stromae (25) vandaag zélf toe. Al voegt hij er in één adem aan toe dat het overweldigende succes volgens hem perfect te verklaren is. ‘De kracht van ‘Alors on danse’ zit ’m in de herkenbaarheid. Geef toe: zijn we uiteindelijk niet allemáál sociale gevallen?’ Door Gunter Van Assche / foto alex vanhee

Toch had ook de half Belgische, half Rwandese rapper niet kunnen voorspellen dat ‘Alors on danse’ in heel Europa bovenaan in de hitlijsten zou prijken. Met een slome hiphopbeat, een levensmoeë saxofoon en een sombere tekst over werkloosheid, uitzichtloosheid en jezelf bewusteloos dansen leek Paul Van Haver - zoals Stromae echt heet - op papier ook weinig overlevingskans te maken, in het uitgaansleven noch in de charts. Mis dus!

Nog voor Stromae de European Border Breakers Award in ontvangst mocht nemen voor zijn grensoverschrijdende ‘tube’, riep Kanye West zich al uit tot bekendste fan, en stoomde hij in één ruk een remix van ‘Alors on danse’ klaar. Begin november sloot ook celebrity blogger Perez Hilton zich aan bij West, en koos burgemeester Patrick Janssens tijdens de opening van Music For Life speciaal Stromaes hit om de inzamelactie te beginnen. Arno bracht onlangs dan weer ‘Putain Putain’ met zijn piepjonge poulain in de Botanique.

Voor cijferfetisjisten hebben we overigens net zo goed een bot: zo stond ‘Alors on danse’ zes weken onafgebroken op nummer één in de Europese Billboard, kreeg de song een hitnotering in zo’n vijftien Europese landen (in Duitsland was het overigens de eerste Franstalige nummeréénhit sinds ‘Joe Le Taxi’ uit 1988!), kon Stromae zowat 300.000 fans achter zich scharen op Facebook, en werd zijn hit anderhalf miljoen keer legaal verkocht. Van Havers artiestennaam levert op zijn beurt 2,9 miljoen zoekresultaten op bij Google, en een nonchalante berekening leerde ons dat de clip bij zijn hit intussen ruim twintig miljoen keer bekeken werd - op YouTube alléén. Dan tellen we er de ontelbare officieuze filmpjes trouwens voor het gemak niet eens bij.

En voor we het zouden vergeten: liefst zesmaal werd Van Haver genomineerd voor de MIA’s. Met zo’n succesverhaal is het een kwestie van tijd voor dit bastaardkind van Jacques Brel en Faithless volgelingen baart.

Werd je intussen al geconfronteerd met buitenlandse epigonen, die jouw succes dunnetjes proberen over te doen?

Stromae: “In het publiek merk ik wel steeds vaker vlinderdasjes op, en keurig geklede jongens. Maar om die vestimentaire keuze nu precies op mijn conto te schrijven... Ik ben niet de uitvinder van etiquette, hè.

“Wat copycats betreft, moet ik dan weer in eigen boezem durven kijken. Ik heb het buskruit niet uitgevonden: mijn dansmuziek is een mengelmoesje van de 80’s en 90’s, waarbij alles kan en mag. Geen idee dus of ik andere artiesten beïnvloed, dan wel zélf een epigoon ben.”

Eerder op het jaar noemde je jezelf ‘een maestro van twee frank’. Ik hoop dat je tenminste mooiere complimenten krijgt in het buitenland?

“Er gaat geen dag voorbij zonder dat de naam Jacques Brel passeert. Dan zie je me direct glimmen natuurlijk. (lacht) Hij blijft natuurlijk onnavolgbaar. Steeds vaker hoor ik ook “good old fashioned rave-pop” vallen. Tja, het kind moet een naam hebben zeker.

“Of ik die complimenten koester? Hoe voorgekauwd dit ook mag klinken, maar voor mij telt alleen het gejuich tijdens mijn concerten. Dat is het ultieme schouderklopje. Verder wil ik mezelf niet interessant maken. Of volop grieten binnendoen.” (lacht)

Dat brengt ons naadloos bij je optreden in Gent. Nadien zag ik een tiental meisjes letterlijk zwérmen rond je.

(lacht) “Ik zou liegen als ik beweer dat ik daar helemáál onbewogen onder blijf. Maar die aandacht is fijn zonder meer. Ik ben helemaal niet zo bezig met dat aspect van beroemdheid.”

‘Noem me één artiest die niet om aandacht smeekt, en ik toon je een leugenaar’, zei Nick Cave onlangs.

“En toch! Toen ik in Montréal speelde, kwam er achteraf een jong meisje bedelen om een handtekening. Geen probleem, zei ik. En hop, daar kroop haar rokje helemaal omhoog. (lacht) Ze wilde haar dijen gesigneerd zien en vond er niets beter op om dan maar mijn hoofd tussen haar enkels te klemmen.

“Op zich struikel ik daar niet over (lacht), maar als zulke dingen elke dag zouden gebeuren, mag je elke vorm van beroemdheid voor mijn part hebben. Ik snap het concept van handtekeningen geven of vragen ook niet helemaal.”

Ben je niet bang om een one hit wonder te worden? In alle eerlijkheid: zo’n gigantische Europese hit evenaar je wellicht nooit meer.

(zucht) “Dat besef ik ook. Maar wil ik dat ook wel? Met die vragen worstel ik: word ik een eendagsvlieg of niet? Heb ik het in mij om een degelijke carrière uit te bouwen, waarin mijn muziek serieus genomen wordt? Gelukkig merk ik dat ‘Te Quiero’ en ‘House’Llelujah’ ook een goede beurt maken bij een groot publiek.

“Op het eind van de dag gaat het mij dáár alleen om: ik wil een stevig oeuvre opbouwen, waarbij ‘Alors on danse’ de kers op de taart mag zijn. Misschien klinkt dit heel onbescheiden, maar ik denk dat ik het in me heb om in dat opzet te slagen.”

Hoe weet je dat zo zeker?

(geheimzinnig) “Ik heb één belangrijke troef.”

Hou ons vooral niet in spanning.

(lacht) “Mijn grootste troef is dat ik iets te vertellen heb. Als de muziekgeschiedenis je al iets leert, is het dat de storytellers overblijven als het kaf van het koren wordt gescheiden. Zeker in de wereld van de dance, waar heel wat acts onderhevig zijn aan de waan van de dag.

“Over mijn teksten waak ik dan ook heel streng: ik heb geen probleem met artiesten die nietszeggende hits scoren, maar voor je het weet ben je niets meer dan een geestige novelty act. Wanneer ze je kunstje beu zijn, spuwen mensen je vervolgens massaal uit. Wegwerppop is niet wat ik op het oog had, toen ik aan dit avontuur begon.”

Ik las dat Kanye West ‘Alors on danse’ zou willen opnemen in het Engels.

“Dat is niet waar!”

Hoe zit dat dan?

“Ik wilde de song zélf in het Engels brengen, omdat ze daar schijnbaar op zaten te wachten in de Verenigde Staten en Engeland. Maar ik ben een perfectionist, en die vertaling békte gewoonweg niet lekker. Dan liever géén radiohit aan de andere kant van de oceaan. Als ik al iets heb opgestoken van mijn helden, is dat je jezelf nooit mag verloochenen. Mijn moeder, die mijn grootste heldin is - schrijf dat maar op! - heeft me die woorden ook altijd op het hart gedrukt. Je moet aan het eind van de dag in de spiegel durven kijken.”

Heb je Kanye West überhaupt ontmoet?

“Nee. Volgens mij komt daar ook heel wat gedoe bij kijken: voor je het weet moet je langs een entourage ter grootte van een half leger om iemand de hand te schudden. Voor mij volstond al lang zijn compliment. En ik vond zijn remix ook oprecht heel knap bedacht.”

Je stelt je muziek op je debuut Cheese voor als een religie, maar ook als een roesmiddel én als enig middel voor escapisme. Die boodschap hamer je er in je shows ook in.

“Ik geloof dan ook dat muziek je meest favorabele drug, geloof en vluchtmiddel kan zijn. Ik spuit, slik, smoor of snuif niet, en ondanks een opleiding bij de jezuïeten hecht ik geen geloof aan de Bijbel. En ik ben een geboren pessimist. (lacht)

“Weet je, ik wil geen grote boodschappen brengen, maar ik vind het wél belangrijk om meningen te ventileren in mijn muziek. Zeker in dansmuziek, waar het cliché blijft bestaan dat het oppervlakkig genot verschaft.”

Je hebt een filmopleiding afgemaakt. Vertaalt zich dat naar je muziek?

“Ik denk automatisch in beelden. Zo is ‘Alors on danse’ ook ontstaan. Je merkt aan de clip dat tekst en beeld helemaal op elkaar afgestemd zijn: ze versterken elkaar heel erg. Dat zou wel eens de reden kunnen zijn waarom al het jonge grut zo massaal afstemde op YouTube: die herkenbare beelden heffen elke taalbarrière op.

“Maar verder is mijn filmopleiding van weinig belang. Ik ben film gaan studeren om geluidsman te worden. En om mijn moeder gerust te stellen.” (lacht)

Ze vreesde voor een zoon in de muziekwereld?

“Precies. En ik vond dan weer dat ik méér kansen maakte om mijn muzikantendroom te realiseren als ik wat meer technische bagage had. Iedereen gelukkig! Mijn broer, die graficus is, zet zijn schouders trouwens onder het visuele aspect van Stromae: hoezen, foto’s...”

Je acteert wel bijzonder natuurlijk in de clip van 'Alors on danse'. Erg overtuigend voor een snotneus van 25, die volgens mij nog niet zoveel tegenslagen kende.

“Het is belangrijk dat een artiest een acteur is.”

Ik hoorde een toneelregisseur eens zeggen dat ‘acteurs leugenaars zijn met een scenario’.

“Euh... Absoluut. (lacht) Al zie ik dit niet als een leugen. Illlusie is een beter woord. Je moet mensen durven meesleuren in jouw illusie. Dát is wat acteurs doen, net als verhalende muzikanten.”

Als je optreden in de Botanique nochtans iets bewees, dan is het dat je veel belang hecht aan het principe ‘niets in de handen, niets in de mouwen’.

“Ook waar. Daarom betrek ik mijn publiek ook in ‘les leçons de Stromae’: ik leg tijdens een show vooraf haarfijn uit hoe ik een song opbouw - dat neemt gelukkig nooit veel tijd in beslag, want mijn songs zijn aardig eenvoudig. (lacht)

“Waarom dat nodig is? Ik bekijk het zo: ik neem geen orkest in de arm, maar een keyboard en een laptop - daar zitten mijn nepmuzikanten in! Als je op die manier muziek maakt, kun je maar beter open kaart spelen. Anders kun je net zo goed een fraudeur zijn, een playback-act! Dan lieg je tegen mensen die betalen om een artiest écht aan het werk te zien.”

We nemen afscheid van Stromae. Over zijn moeder spreekt hij over het algemeen in de tederste bewoordingen, maar over zijn vader rept hij meestal met geen woord. “Die is gestorven tijdens de genocide van Rwanda”, klinkt het. “Maar je zult me daarover niet horen janken - ik heb hem nooit gekend.”

Ook met zijn roots in Afrika heeft hij blijkbaar weinig op: “Sinds ik er malaria kreeg, ben ik nooit meer teruggeweest.”

Wat hield hij dan wél over aan zijn Afrikaanse roots? “De liefde voor de beat misschien?”, twijfelt hij even. “Maar in feite vóél ik me gewoon geen Afrikaan. Ik ben een Belg in de puurste zin van het woord - een mengelmoes van invloeden en origines. Klinkt het niet, dan botst het maar.” (lacht)