Direct naar artikelinhoud

Betaalbaarheid van de vergrijzing

De nieuwe Vlaamse en federale regering sluiten best een pact. Apart gaan we er niet geraken.

In 2040 gaat één euro op drie naar sociale uitgaven zoals pensioenen en verzorging, zo leert de Studiecommissie voor de Vergrijzing ons in haar nieuw jaarverslag. Tegelijk wordt de budgettaire kost van vergrijzing acuter. Zo ligt er een verschil van liefst 2 procent bij de totale sociale uitgaven in 2040 ten opzichte van de vorige schattingen. Moeten we nu massaal panikeren?

"Neen, want in het debat komt één ding te weinig aan bod: de betaalbaarheid van de vergrijzing hangt af van de economie en van de koers van onze bedrijven. En die willen best groeien. Maar dat kan niet zonder dat de nieuwe regeringen ook in actie schieten. En ja, graag snel."

Bibliotheken vol zijn er al geschreven over prognoses voor de betaalbaarheid van de pensioenen. Al dertig jaar slaan politici en academici ons om de oren met waarschuwingen en berekeningen. Regering na regering zou het probleem oplossen. Quod non. En telkens, ook nu weer, kijkt men vooral naar de demografie: hoeveel ouderen zijn er, en hoeveel jongeren? Daarmee vergeten we het meest cruciale aspect. Met name dat de betaalbaarheid van de vergrijzing vooral zal afhangen van de sterkte van onze economie en van de bedrijven binnen twintig jaar. Als het bedrijfsleven in dit land binnen twintig jaar niet veel meer voorstelt, dan zal de vergrijzing - wat de demografie ook is - niet betaalbaar zijn.

De cijfers zeggen alles. Vandaag is er één gepensioneerde per twee werknemers. Als we niets doen, is er tegen 2060 één gepensioneerde per 1,2 werknemers. Vandaag staat wie werkt een deel van zijn koopkracht af aan wie niet werkt. Dit hangt niet alleen af van hoe groot die actieve bevolking is (zoals de meeste vergrijzingsspecialisten aanstippen) maar ook van de economische activiteit die er op dat moment in België is. Werken er binnen twintig jaar veel actieven in sterke en productieve bedrijven, dan kan er veel koopkracht geproduceerd worden en die kan op dat moment deels verdeeld worden onder de economisch inactieve gepensioneerden. Zijn de bedrijven zwak, dan zal er veel minder koopkracht geproduceerd worden en is er een verarming.

Wereldspelers

Die link tussen economische bedrijvigheid en betaalbaarheid van de pensioenen moet sterk zijn. Aanvullende pensioenen kunnen daarom net een zeer goed middel zijn om die betaalbaarheid te versterken. Via een tweede en derde pijler moeten we net investeren in de bedrijven van de toekomst of in het uitbouwen van de bedrijven van vandaag tot wereldspelers. Onderliggend ontzeg je je vandaag wat koopkracht en herinvesteer je die in het toekomstig productiepotentieel van morgen. En binnen twintig jaar krijg je dan een deel van die productie van die bedrijven terug, in de vorm van koopkracht.

Laten we daarom het derdepijlerpensioensparen uitbreiden en de koppeling met investeringen in bedrijven (van de toekomst) nog explicieter te maken. Alleen sterke bedrijven kunnen ervoor zorgen dat er in de toekomst voldoende koopkracht van de actieve naar de niet-actieve bevolking doorgegeven kan worden.

De vergrijzing zal dus alleen betaalbaar zijn als we binnen twintig of dertig jaar veel sterke bedrijven hebben in Vlaanderen die veel mensen tewerkstellen. Als het bedrijfsleven nog verder afkalft, is de vergrijzing niet betaalbaar omdat er te weinig jobs en toegevoegde waarde zal zijn in Vlaanderen. We tellen voldoende sterke bedrijven en heel wat bedrijven gaan een mooie toekomst tegemoet.

Alleen moeten we het omgevingsklimaat voor die ondernemingen sterk verbeteren, zo niet verschuiven ze hun groei naar andere landen. Lasten op werk, energiekosten en de administratieve lasten mogen dus niet langer hoger of zwaarder zijn dan in de buurlanden. Ook het onderwijs moet een tandje bijsteken om de aansluiting met de arbeidsmarkt te vinden. Net omdat we met minder mensen voor meer mensen gaan werken, moeten onze arbeiders, ingenieurs en verplegers toppers in hun vak zijn.

Grieks drama

Bijna vier op de vijf mensen zijn bang dat zij of hij het als gepensioneerde zullen moeten doen met te weinig geld. Professor emeritus Jef Vuchelen heeft het ons voorgerekend. Als we niets veranderen, zullen we het wettelijk pensioen jaarlijks met 15 procent moeten verminderen. Een Grieks drama, letterlijk. Niets doen is dus niet langer een optie.

De nieuwe Vlaamse en federale regering sluiten dus best een pact over de vergrijzing. De regeringen gaan immers moeten samenwerken. Apart gaan we er niet geraken. Twee procent groei, voldoende begrotingsoverschotten in de overheidsfinanciën, meer mensen langer aan het werk in een 45-jarige loopbaan, en een versterking van alternatieve pensioenvorming: dat hebben we nodig.

Nederland toont dat het kan. De maatregelen die de regering daar heeft genomen, werpen hun vruchten af. De verwachtingen zijn dus hooggespannen. De inzet is dan ook fors: het behoud van onze sociale welvaartsstaat. Kunnen we er nu eindelijk aan beginnen?