Direct naar artikelinhoud

Koloniale dwaasheid, Europese zelfmoord

Enkele illusies die van WOI een verschrikkelijk bloedbad maakten

We denken altijd dat de oorzaken van de Eerste Wereldoorlog in Europa lagen, waar het ergste bloedvergieten plaatsgreep en de grootste vernielingen werden aangericht. Maar verscheidene illusies die de grote machten snel de oorlog in dreven, ontstonden in verre uithoeken van de wereld.

De grootste illusie was uiteraard dat de overwinning snel en eenvoudig zou zijn. "Voor de bladeren vallen, zullen jullie weer thuis zijn", zei de Duitse keizer Wilhelm II tegen zijn troepen. Het Duitse strijdplan was dat Frankrijk in 42 dagen uitgeteld zou zijn. De geallieerden waren niet zo arrogant, maar hadden er vertrouwen in dat de triomf een kwestie was van maanden, niet van jaren.

Een tweede illusie van velen die in 1914 trots het strijdtoneel betraden, was dat zij zouden schieten op de vijand. Een vijand die bovendien niet terug zou schieten, althans niet heel doelgericht. Hoe verklaar je anders het feit dat de meeste soldaten aan beide zijden geen metalen helm droegen? En dat miljoenen Franse infanteristen en Oostenrijks-Hongaarse cavaleristen felle rood-blauwe strijduniformen droegen?

In het begin van de oorlog trokken de troepen aan beide zijden massaal op over open terrein alsof er geen mitrailleurs en machinegeweren bestonden: bajonetaanvallen door de Fransen en horden jonge Duitsers die arm in arm verbaasde Britse soldaten tegemoet marcheerden. De Britten zouden in de jaren daarop heel wat vergelijkbare manoeuvres uitvoeren.

Voorsmaakje

Hoe ontstonden die illusies? Ze waren het gevolg van de manier waarop de generaals lukraak eerdere oorlogen selecteerden om lessen uit te trekken. De belegering van Petersburg, Virginia, in de Amerikaanse burgeroorlog bijvoorbeeld had hen iets geleerd over loopgravenoorlogen - en het gevoel van wat het betekent onder vuur te liggen van een vroege voorganger van het machinegeweer, het Gatlinggeweer. Een ander voorsmaakje van zowel de loopgravenoorlog als de kracht van het machinegeweer kregen ze door een studie van de belegering van Port Arthur (nu Dalian in China) tijdens de Russisch-Japanse oorlog van 1904-1905.

Zij die Europa de Eerste Wereldoorlog inloodsten vonden het natuurlijk comfortabel om precies daar te gaan kijken waar veldslagen vlot gewonnen werden. Naar strijdtonelen waar de vijand telkens weinig vuurkracht bleek te hebben. In 1914 had Europa al veertig jaar geen grote oorlog meer gehad. Behalve de Russen hadden de meeste officieren die ooit een veldslag van dichtbij beleefden, dat gedaan in onevenwichtige koloniale oorlogen in Afrika en Azië.

Erich von Falkenhayn bijvoorbeeld, hoofd van de Duitse generale staf in de eerste twee jaren van de oorlog, had deel uitgemaakt van de internationale troepenmacht die in 1900 de anti-Westerse Bokseropstand in China had neergeslagen. Een andere veteraan van die campagne was Robert Nivelle, later de Franse bevelvoerder over het westelijke front. Hij stond aan het hoofd van het offensief in 1917 waarbij 120.000 Franse soldaten sneuvelden of gewond raakten.

Joseph Joffre, Nivelles voorganger, had gediend in Indochina en Madagaskar en had een expeditie door de Sahara aangevoerd om Timboektoe te veroveren. De meeste Britse generaals hadden gediend in de kolonies; toen de oorlog uitbrak waren meer Britse soldaten actief in India dan op de Britse eilanden.

Koloniale oorlogen duurden zelden lang, omdat het Franse, Duitse en Britse leger moderne geweren, machinegeweren en mobiele artillerie konden inzetten. Ze beschikten bovendien over stoomboten en spoorwegen om manschappen en wapens te verplaatsen. De Afrikanen en Aziaten beschikten meestal niet over deze troeven.

In 1898 waren tal van Britse officieren (onder wie Winston Churchill) die later in Europa zouden vechten aanwezig bij de slag om Omdurman in Soedan. De 50.000 Soedanezen tegenover hen waren gewapend met speren, zwaarden en verouderde geweren. In een paar uur tijd schoten de zes Maximmachinegeweren van de veel kleinere Brits-Egyptische troepenmacht een half miljoen kogels af. Er waren 11.000 doden en 16.000 gewonden. De slag besliste in minder dan een dag de oorlog.

Mirakelgeweer

Het miraculeuze nieuwe geweer is "een wapen dat speciaal ontworpen is om een barbaarse en halfbeschaafde vijand de daver op het lijf te jagen", schreef het Army and Navy Journal. De Europeanen waren zo in de wolken over de macht die het machinegeweer hen over koloniale rebellen gaf, dat het nooit in hun hoofd opkwam na te denken over wat ze moesten doen als het wapen op henzelf gericht zou worden.

Een andere illusie die in 1914 aan beide kanten leefde, was dat vooral de cavalerie het zou moeten doen. Was een carrière in de cavalerie niet al tweeduizend jaar lang het pad naar militaire glorie? In de Cavalry Club op Piccadilly Circus in Londen en haar tegenhangers in Parijs, Berlijn, Sint-Petersburg en Wenen keken officieren gretig uit naar meer van hetzelfde. Bij de eerste Duitse invasies van België en Frankrijk werden acht cavaleriedivisies met meer 40.000 paarden ingezet - de grootste macht die ooit was ingezet in West-Europa.

Britse ruiters chargeerden in Omdurman en deden dat nog veel spectaculairder anderhalf jaar later in een ander koloniaal conflict, de Boerenoorlog. Te midden van een stofwolk veroorzaakt door duizenden galopperende paarden drongen de Britten zowat ongehinderd door de linies van de Boerentroepen die de stad Kimberley in het huidige Zuid-Afrika belegerden. "Een mijlpaal in de cavaleriegeschiedenis", volgens The Times. "Een enorm succes", stond te lezen in het rapport van de Duitse generale staf over de slag.

De bevelhebber en de stafchef van de betrokken cavalerie - toen goede vrienden maar later bittere rivalen - waren John French en Douglas Haig. Vijftien jaar later zouden de twee elkaar opvolgen als bevelvoerders over het westelijke front. Ook al leerde Haiguit het bloedbad in België en Frankrijk duidelijk een paar lessen over geïndustrialiseerde oorlogsvoering, toch zag hij er zoals veel generaals tegen op zijn illusies uit het koloniale tijdperk op te geven. Tot helemaal op het einde hield hij drie Britse cavaleriedivisies klaar, en zelfs acht jaar na de oorlog lobbyde hij nog altijd voor het in stand houden van de cavalerie. "Vliegtuigen en tanks zijn slechts hulpmiddelen voor man en paard", schreef hij.

Geen enkele van de militaire experts in de Boerenoorlog leek in de gaten te hebben dat een eenvoudige defensieve maatregel de grootse charge bij Kimberley had kunnen stoppen: prikkeldraad. Aan het westelijke front in 1914 betekende dat, samen met het machinegeweer, de teloorgang van de cavalerie en van andere illusies.

© The New York Times