Direct naar artikelinhoud

Europees Hof worstelt met hoofddoekverbod

In twee zaken bij het Europees Hof ligt het verbieden van hoofddoeken op de werkvloer voor. In het ene geval luidt het advies 'pro een verbod', in het andere geval 'contra'. Later dit jaar moet het Hof een keuze maken.

Een Franse moslima die in dienst was als softwareontwikkelaar, is ten onrechte door haar bedrijf ontslagen vanwege het dragen van een hoofddoek. Het ontslag van Asma Bougnaoui vormt een geval van "onrechtmatige directe discriminatie", zo oordeelt de Britse Eleanor Sharpston, advocaat-generaal bij het Europese Hof van Justitie.

Haar oordeel is opmerkelijk, omdat een Duitse collega, advocaat-generaal Juliane Kokott, in een vrijwel identiek geval van een Belgische moslima onlangs juist de kant van de werkgever had gekozen.

Later dit jaar zullen de rechters van het Europees Hof van Justitie moeten kiezen tussen de twee tegengestelde adviezen. In uitzonderingsgevallen staat het Europees recht ongelijke behandeling van werknemers toe. De vraag is of het dragen van een hoofddoek zo'n uitzondering is.

Voor Sharpston is het zonneklaar dat dit niet zo is. Zij vindt dat het Franse softwarebedrijf Micropole haar werkneemster had moeten toestaan haar haar met een hoofddoek te bedekken. Maar in werkelijkheid kreeg projectingenieur Bougnaoui, die nog geen jaar in dienst was, in 2009 het verzoek "de volgende keer geen hoofddoek" te dragen, omdat het bij een klant, een verzekeringsbedrijf, tot "ongemak" had geleid. Haar weigering bracht het Micropole-management tot de conclusie dat Bougnaoui "haar taken niet kon vervullen".

Maar Sharpston stelt dat de vrouw haar werk als projectingenieur wel degelijk even goed met hoofddoek kon doen.

Een hoofddoek kan ook worden afgedaan, vindt daarentegen advocaat-generaal Kokott. "Terwijl een werknemer zijn geslacht, huidskleur, etnische afkomst, seksuele voorkeur, leeftijd of handicap niet bij binnenkomst kan achterlaten, kan er wel worden verwacht dat hij of zij de uitoefening van zijn religie op de werkvloer matigt."

Kokott komt op voor bedrijven die "religieuze en ideologische neutraliteit" willen nastreven. Of dat met een hoofddoekverbod mag, hangt in haar ogen af van de omstandigheden. In een callcenter is daar geen voldoende reden voor, vindt zij, omdat werknemers daar niet direct met klanten in contact komen. Maar wanneer er wel van direct klantcontact sprake is, mag een bedrijf tot een verbod overgaan. En dus was het Belgische beveiligingsbedrijf G4S gerechtigd tot het ontslag van haar receptioniste Samira Achbita.