Direct naar artikelinhoud

In Afrika profiteren vooral rijken van ontwikkelingshulp

Hulpprogramma's voor extreem arme Afrikaanse landen helpen vooral rijken vooruit. De arme bevolking heeft er doorgaans weinig aan, zo blijkt uit onderzoek van een journalistenteam.

Het waren ogenschijnlijk grote, succesvolle hulpprogramma's, met geld van de Wereldbank of westerse landen. Veelal gaat het om noodplannen of steun voor de wederopbouw na conflicten. Maar die fondsen belanden doorgaans in de zakken van regeringscommissarissen, terwijl de lokale, noodlijdende bevolking er niets aan heeft.

"Zodra deze 'big men' het contract in handen hebben, rennen ze ermee weg naar hun eigen dorp of stad om het daar uit te voeren. Of niet", vertelt Sidi Beh, een journalist uit Ivoorkust. Onder de vlag van het African Investigative Publishing Collective ging hij na wat de resultaten zijn van die hulpprogramma's. Hun bevindingen zijn gepubliceerd door Knack.

Kapotte waterputten

Het onderzoek gaat vooral om grote hulpprojecten in Oeganda, de Democratische Republiek Congo, het township Kibera in Kenia, het westen van Ivoorkust en het noordwesten van Kameroen.

De verhalen variëren van geld voor herbossing waarvan geen enkele boom wordt teruggevonden tot waterputten waarvan slechts de helft effectief geleverd wordt, en dan nog kapot. Kritische auditeurs riskeren door de overheid afgestraft te worden, een boer wil niet getuigen uit vrees voor 'hekserij'.

Woonprogramma's die miljoenen dollars kosten brengen dure huizen voort die enkel beschikbaar zijn voor rijke mensen. Of krotten die leegstaan en soms gekraakt worden.

Nochtans wordt al jaren gewaarschuwd voor dit soort praktijken, door pakweg de Universiteit van Glasgow, maar ook door de Wereldbank zelf, die in 2003 schreef over "de versterking van privilege met donorgeld". Toch zouden ze blijven kiezen voor partners op hoog niveau omdat het makkelijker is, ook administratief.