Direct naar artikelinhoud

Help de biseksueel uit de kast

Nu vrijdag (Bi Visibility Day) worden de minst zichtbare leden uit de lgbtq-groep in het licht gezet. Terecht, want biseksuelen zijn vrij onbekend én onbemind. Maar zouden we in een ideale wereld het woord biseksualiteit nog wel nodig hebben?

Biseksuelen hebben geen al te beste reputatie. Ze zijn gulzig. Ze kunnen niet kiezen, ze lijden aan een niet in te dijken experimenteerdrift. De vooroordelen komen ook uit de homo-gemeenschap zelf: ze durven niet uit de kast te komen, of komen de sekstoerist uithangen in homoseksuele middens om dan toch te kiezen voor een partner van het maatschappelijk meest wenselijke geslacht.

Ook jongeren vinden dat hele bi-ding maar niets: meisjes doen het om de aandacht te trekken van hitsige gasten, vinden ze, bij jongens is het helemaal onzichtbaar. Biseksualiteit wordt, kortom, zelden als een authentieke seksuele identiteit geregistreerd.

Geen wonder dat, volgens recent Nederlands onderzoek, mensen met biseksuele gevoelens vaak verzwijgen op wie ze vallen. Bijna 60 procent van de biseksuelen verstopt de seksuele voorkeur op het werk. De helft van de mannen met biseksuele gevoelens spreekt daar met niemand over. Ter vergelijking: maar 3 procent van de homoseksuele mannen doet dat. Bij vrouwen valt het beter mee, maar toch: 14 procent van de vrouwen met biseksuele gevoelens heeft het aan niemand verteld, tegenover 2 procent van de lesbische vrouwen.

Ander onderzoek laat zien dat biseksuele jongeren een lagere zelfacceptatie hebben dan homoseksuele jongeren. Drie kwart van de homoseksuelen voelt zich helemaal geaccepteerd, tegenover maar de helft van de biseksuelen.

Toch zijn ze met vrij veel: zo'n 2 procent van de Belgische bevolking noemt zichzelf biseksueel - ter vergelijking: 1,3 procent noemt zich homo of lesbisch. En zij die zich niet zo noemen, maar wel zo gedragen, zijn nog talrijker. Nederlands onderzoek laat zien dat 6 procent van de mannen en 15 procent van de vrouwen zich enigszins of evenveel aangetrokken voelt tot de eigen sekse. Volgens diezelfde cijfers heeft 10 procent van de mannen en 12 procent van de vrouwen al seks gehad met zowel mannen als vrouwen.

Er zijn dus veel meer mensen die in hun gedrag of verlangen biseksueel zijn, dan mensen die zich bewust als biseksueel identificeren. Want ja, wanneer noem je jezelf biseksueel: er zijn immers oneindig veel gradaties van seksuele interesse in hetzelfde geslacht. Wanneer je op een bezopen avond met iemand van hetzelfde geslacht in bed bent gestruikeld? Wanneer je gedetailleerde fantasieën hebt over die ene collega? Wanneer je als vrouw in een lange relatie met een man zit, maar tijdens het masturberen al eens aan een vrouw denkt?

Tussen wal en schip

Ook in de populaire cultuur blijven biseksuelen ontstellend afwezig. Terwijl zelfs in een populaire soap als Thuis homo's en een transgender worden opgevoerd, stamelen de meeste mensen 'Sharon Stone in Basic Instinct', wanneer ik ze vraag naar een biseksueel personage - een ijskoude seriemoordenaar, een seksueel roofdier.

Daardoor blijft biseksualiteit natuurlijk vrij onzichtbaar: zo'n 34 procent van de bevolking geeft aan geen biseksuelen kennen.

Dat alles maakt het uit de kast komen als biseksueel lastig. Mensen hebben het moeilijk met de ambiguïteit van de geaardheid. Je bent immers nooit zeker waar zo'n biseksueel zin in heeft, wie weet voelt hij of zij zich plots tot je aangetrokken. En kunnen ze eigenlijk wel meestrijden voor homorechten? Biseksuelen kunnen makkelijk doen alsof ze hetero zijn en weten dus niet écht hoe het voelt om gediscrimineerd te worden.

Homo's en lesbiennes, die toch ook nog steeds te kampen hebben met de nodige vooroordelen, zijn stukken minder wars van zelfdefinitie dan mensen die biseksueel gedrag vertonen. Terwijl homoseksualiteit een ware identiteit geworden is, een heuse cultuur met verschillende subculturen, organisaties, clubs, boeken, films en hoogdagen, blijft de biseksueel weifelend achter. Er is nauwelijks een biseksuele cultuur, geen kapstok om een identiteit aan op te hangen.

Veel biseksuelen voelen zich dan ook verloren: in vergelijking met homo's of lesbiennes hebben biseksuelen meer psychische klachten, maken ze vaker seksueel grensoverschrijdend gedrag mee, zijn ze eenzamer en proberen ze vaker een einde aan hun leven te maken.

Toch is seksualiteit niet altijd zo intrinsiek verbonden geweest met identiteit. De categorieën hetero- en homoseksueel zijn een 19de-eeuwse creatie. Zo rond 1870 kregen wetenschappers een niet in te dijken interesse voor wat zij 'seksuele afwijkingen' noemden. Verschillende perversies kregen ineens een label: sadisme, masochisme, fetisjisme, necrofilie, bestialiteit en dus ook homoseksualiteit.

Biseksualiteit stond toen nog niet in dat lijstje. De term bestond al, maar werd gebruikt om een psychologische geslachtsverwarring aan te geven. In de psychoanalytische kringen van Freud stond 'biseksualiteit' dus voor vrouwen die zogenaamd mannelijke trekken vertoonden, zoals agressiviteit en ambitie, of, mannen die onder als vrouwelijk omschreven karaktereigenschappen te lijden hadden, zoals zorgzaamheid of volgzaamheid. Biseksuele individuen liepen volgens Freud meer risico om homoseksueel te worden, maar konden met therapie ook op het lichtende pad van de normale seksualiteit gebracht worden.

In de late 19de eeuw werd de term door de Duitse psychiater Richard von Krafft-Ebing voor het eerst gebruikt zoals we ze nu kennen: mensen die zich tot beide geslachten aangetrokken voelen. Met het categoriseren van de perversie 'homoseksualiteit', ontstond ook een nieuw normaal: heteroseksueel. Een gezonde, eenduidige heteroseksualiteit werd dus een belangrijk onderdeel van de persoonlijke identiteit.

Toch toonde pionier van de seksuologie Alfred Kinsey in de jaren 50 van de 20ste eeuw al aan dat seksualiteit niet zo strikt te classificeren valt. Kinsey stelde vast dat verlangen zich op een spectrum bevindt; strikte heteroseksualiteit en strikte homoseksualiteit bevonden zich aan de uiteinden, maar daar tussenin vond hij nog vijf gradaties. Aangezien Kinsey enorme verschillen in individueel verlangen optekende, zou je kunnen stellen dat zelfs zijn afbakenen van die vijf gradaties ook arbitrair is.

Bovendien, stelde Kinsey vast, kan je verlangen behoorlijk wat veranderen tijdens je leven. Zijn inzichten waren een verademing voor mensen die niet in de knellende mal van de heteroseksualiteit pasten. Vroege homorechtenactivisten grepen Kinseys bevindingen dus aan om te stellen dat de strikte maatschappelijke grens tussen 'gezonde' heteroseksualiteit en 'deviante' homoseksualiteit voortkwam uit een maatschappelijke angst voor het ambigue, het biseksuele en het androgyne dat volgens hen in iedereen schuilt.

Maar dat argument zette politiek weinig zoden aan de dijk. Homoseksuelen trokken zich dus steeds vaker terug in hun strikt homoseksuele subcultuur. Homoseksualiteit werd een tegencultuur, een even sterke identiteit als heteroseksualiteit. Wij zijn mannen die van mannen houden, vrouwen die op vrouwen vallen, aanvaard ons! Dat is een heldere, makkelijk uit te leggen vlag waarachter je een emancipatiestrijd kunt voeren. Met resultaat: homoseksualiteit werd in het Westen uit het strafwetboek geschrapt en niet meer als psychiatrische aandoening gezien. Ondertussen mogen mensen van hetzelfde geslacht zelfs op veel plaatsen huwen.

Grijze zones

Die verwarrende biseksuelen, die de makkelijk uit te leggen binaire categorieën uitdagen, zijn ergens onderweg uit de boot van de homobeweging gevallen, al kregen ze in de jaren 90 wel twee lettertjes uit het holebi-acroniem toegeworpen. Biseksuelen tonen zo misschien net de zwakte van de op veel plaatsen geslaagde emancipatiestrijd van de homobeweging: om zich te bevrijden, bouwden homoseksuelen een eigen identiteit. Dat is begrijpelijk: zichtbaarheid is een belangrijk politiek instrument op weg naar emancipatie. Maar die identiteit hangt ook vast aan het denken in strikte seksuele categorieën, onderverdelingen die zijn opgelegd door dokters en denkers uit andere tijden, die classificeerden om te kunnen uitsluiten.

Mensen die zich niet als heteroseksueel identificeren, lijken tegenwoordig steeds vaker lak te hebben aan die eenduidige, homoseksuele identiteit. Zelfs het woord biseksueel heeft voor sommigen afgedaan, net omdat 'bi' de al te strakke indeling in twee geslachten impliceert. Daarom noemen ze zich liever panseksueel, of queer; een parapluterm voor 'niet heteroseksueel en/of niet cisgender'.

Personen van hetzelfde geslacht neuken de laatste jaren ook steeds vaker met elkaar, zomaar, zonder er al te veel woorden of gedachten aan te besteden. Volgens recent Amerikaans onderzoek gaf in de jaren negentig 4,5 procent van de mannen aan met minstens één man geslapen te hebben, in 2014 was dat al 8,2 procent. Vrouwen die andere vrouwen bespringen, zijn in dezelfde periode gestegen van 3,6 naar 8,7 procent.

Cijfers die het onderzoek van Lisa Diamond ondersteunen, een psychologe die heel haar carrière wijdde aan het onderzoek naar seksuele fluïditeit: haar ouder onderzoek liet overtuigend zien dat de seksuele voorkeur van vrouwen in de loop van hun leven sterk kan veranderen: van homo over hetero naar biseksueel en terug, in welke volgorde dan ook. Recent toonde ze aan dat hetzelfde geldt voor mannen. "Ik denk dat onze categorieën van homo versus hetero versus biseksueel alle belangrijke nuances daartussen niet vatten", vat ze haar onderzoek samen.

'Ik zie mezelf niet als homo, denk ik. Ik ben nu gewoon samen met Jude', zegt Willem, een personage uit My Little Life, de verpletterende bestseller van Hanya Yanagihara. Voor die uitspraak krijgt hij, een bekende filmster die eerder in zijn leven veel en graag vrouwen bevree, veel drek over zijn hoofd. De homobeweging vindt hem een lafaard, die halverwege de kast blijft aarzelen om zijn carrière niet op het spel te zetten.

Toch leiden velen een leven zoals dat van Willem: ze hebben zonder veel nadenken relaties met mensen van een bepaald geslacht, tot een passant van hetzelfde geslacht zich naar hen toe zuigt. En ondertussen of daarna blijven ze ook geïnteresseerd in personen van hetzelfde geslacht.

Om mezelf als voorbeeld te nemen: ik weet niet precies hoe ik mijn seksuele identiteit definieer, en dat is een bewuste keuze. Ik kan wel met veel fanfare aankondigen dat ik biseksueel ben geworden, maar eens ik me in die identiteit genesteld heb, laat ik mezelf misschien niet meer toe om daar op terug te komen, om vervoerd te worden door de glibberigheid van mijn verlangen. Seks en relaties zijn, kortom, meer iets wat ik doe, dan iets wat mijn identiteit bepaalt.

Toch is zo'n dag van de biseksualiteit, een geaardheid die nog niet eens echt een identiteit is geworden en dat misschien niet eens meer hoeft te worden, nog van belang. Mensen die met meer dan één geslacht slapen, roepen zowel bij homo's en bij hetero's verwarring en afkeer op en maken zich daarom nog weinig kenbaar. Die bi-fobie is een symptoom van onze al te sterke fixatie op seksualiteit als een stevig verankerd deel van onze identiteit. Maar daar heeft de werkelijkheid, die altijd morsiger is dan we zouden willen, lak aan: in de praktijk wordt volop zowel met hetzelfde als het andere geslacht gevreeën. Dat laat zien dat strikte categorieën voor het grootste deel van de individuen niet werken, net zoals een broek van gemiddelde lengte niemand écht goed past.

Zowel hetero's als homo's zouden meer oog kunnen hebben voor de morsigheid van individuele seksualiteit, voor alle grijze zones tussen hetero en homo in. Want geen vakje moeten kiezen, voelt als ware vrijheid.

bivisibilityday.com