Direct naar artikelinhoud

Hoe Mario Draghi weegt op ons pensioen

Ivan Van de Cloot is hoofdeconoom van Itinera, executive professor aan de Antwerp Management School en auteur van De rekening moet kloppen.

Opnieuw valt er, met het faillissement van de Oostenrijkse Heta-bank, een slachtoffer van de tomeloze geldcreatie door de Europese Centrale Bank. De 1.100 miljard euro die ECB-voorzitter Mario Draghi en de zijnen bijpompen in ons monetaire stelsel zorgt er immers voor dat een aantal schuldeisers zijn verplichtingen in Zwitserse frank niet kan nakomen. Ook onze eigen schandaalbank Dexia is overigens voor 400 miljoen euro blootgesteld aan de Oostenrijkse bank, zodat het geldbeleid ook in ons land schade aanbrengt.

Dit kan voor velen (ten onrechte) een ver-van-mijn-bedshow lijken, maar het 'kortwieken' van de aanvullende pensioenen - zoals De Morgen het noemde - is dat al veel minder. Zeven op de tien werknemers genieten van een aanvullend pensioen via de zogenaamde tweede pijler. Nu dringt het zelfs bij de laatste verzekeraar door dat de traditionele rendementen van 3,75 en 3,25 procent - respectievelijk op de bijdrage van werknemer en werkgever - onhoudbaar zijn in de huidige context van gratisgeldbeleid door de centrale bank. Bovendien beseft men dat deze financiële repressie, waarbij de rente kunstmatig laag wordt gehouden, nog lang kan aanhouden.

Ingrijpen in de aanvullende pensioenen dringt zich al jaren op, en nu gaat de regering uiteindelijk toch optreden. Pensioenminister Daniel Bacquelaine (MR) tovert met name het Zwitserse model uit zijn hoge hoed (DM 17/3). In het Alpenland kan de rente op aanvullende pensioenen jaarlijks worden bijgestuurd na advies door een onafhankelijke expertencommissie in functie van wat haalbaar is. In eigen land bestaat er echter een dermate groot wantrouwen tegenover de overheid dat het niet evident zal zijn om iedereen te overtuigen dat zulks zal gebeuren in het algemeen belang, eerder dan in het voordeel van deze of gene belangengroep.

Een interessante optie is in elk geval het vaste rendement alleen te behouden tot een bepaald plafond. Op die manier behoudt men vooral de aantrekkelijkheid voor bescheiden inkomens die nog onvoldoende zijn vertegenwoordigd in het stelsel.

Sommigen zien vandaag zelfs geen reden om de rente op de tweede pijler aan te passen, omdat wettelijk gezien de werkgevers toch moeten bijpassen indien de verzekeraars met tekorten worden geconfronteerd. Dit gaat evenwel niet zomaar op. Het gevolg zou zijn dat werkgevers geen nieuwe contracten meer opmaken met werknemers. Dit ondergraaft uitgerekend de doelstelling om naast de wettelijke pijler ook een aanvullend pensioen uit te bouwen, iets wat ons land al lang vooropstelt.

Manifeste leugen

Is dit alles geen bewijs van het risico van een 'kapitalisatiestelsel' waarbij het pensioen wordt gespaard door het individu zelf (en niet langer zoals in een repartitiestelsel, waar men rekent op de volgende generatie voor de financiering van de pensioenrekening van de vorige generatie)? Een genuanceerd antwoord is hier op zijn plaats.

De druk op het aanvullend pensioen bewijst om te beginnen de ongewenste neveneffecten van het beleid van geldcreatie door de centrale bank. Ten tweede verkijkt men zich voor een stuk op de werkelijke krimp van het reële rendement omdat de inflatie vandaag ook veel lager uitvalt. Waar het finaal op aankomt, is immers werkelijke koopkracht. Ten derde weet niemand vandaag hoeveel de rente binnen twintig jaar zal bedragen.

Ten slotte is het een manifeste leugen te beweren dat het wettelijk pensioenstelsel geen risico met zich meebrengt. Dit is in de eerste plaats een politiek risico: de generatie van de babyboomers heeft massaal gewerkt en bijgedragen. Alleen is de politiek zo kortzichtig geweest om het surplus van de bijdragen van die cohorte niet op te sparen. Geen beter bewijs daarvoor dan de huidige staatsschuld van 400 miljard euro.