Direct naar artikelinhoud

Man van God. En van de KKK

Edgar Ray Killen was in 1964 als lid van de Ku Klux Klan betrokken bij de moord op drie burgerrechtenactivisten. De zaak vormde de basis voor de film Mississippi Burning uit 1988. De dominee overleed op 92-jarige leeftijd in de staatsgevangenis van Mississippi.

De moord op de drie activisten, die destijds in Mississippi campagne voerden om zwarten aan te moedigen om zich in te schrijven als kiezers, schokte veel Amerikanen. Ook droeg de zaak ertoe bij dat het Congres dat jaar de Civil Rights Act aannam, die segregatie en discriminatie op basis van ras, huidskleur, sekse of religie verbood. De moord vormde later de basis voor de speelfilm Mississippi Burning (1988) van regisseur Alan Parker, met onder meer Gene Hackman, Willem Dafoe en Frances McDormand.

De drie activisten James Chaney, Andrew Goodman en Michael Schwerner verdwenen nadat zij door de politie wegens te hard rijden waren gearresteerd in Mississippi. Zij hadden juist een bezoek gebracht aan een kerk die in brand was gestoken door aanhangers van de KKK, omdat het gebouw werd gebruikt om zwarten te helpen zich in te schrijven als kiezers.

Pas na zes weken werden hun lijken gevonden bij een boerderij buiten het dorpje Philadelphia, nadat de toenmalige minister van Justitie Robert Kennedy de FBI naar Mississippi had gesteurd om de zaak te onderzoeken. De drie waren door de Ku Klux Klan opgewacht nadat hulpsheriff Cecil Price de racisten had gewaarschuwd dat ze zouden worden vrijgelaten. De Klan-leden haalden de drie in, sleepten hen uit de auto en schoten hen dood.

In verband met de zaak hield de FBI achttien mensen aan, maar aanvankelijk probeerde een rechter in Mississippi de zaak in de doofpot te stoppen. Pas na tussenkomst van het Amerikaanse Hooggerechtshof kon de rechtszaak in 1967 beginnen. Zeven van de beklaagden werden veroordeeld, maar Edgar Ray Killen, eigenaar van een houtzagerij en in zijn vrije tijd dominee, kwam op vrije voeten. Een van de blanke juryleden weigerde hem schuldig te verklaren. Ze wilde niet geloven dat hij betrokken was bij de moordpartij omdat hij "een man van God" was.

Uiteindelijk duurde het tot 2005 voordat Killen, die na de rechtszaak zijn deeltijds predikantschap hervatte, opnieuw moest terechtstaan voor de moord op de drie activisten. Het heropenen van de zaak maakte deel uit van een campagne van de autoriteiten van Mississippi om het racistische verleden onder ogen te zien. De rechter legde Killen uiteindelijk zestig jaar celstraf op, voor ieder slachtoffer twintig jaar, hoewel hij zelf niet bij de moordpartij aanwezig was. De rechter achtte wel bewezen dat Killen als recruiter van de plaatselijke Klan-afdeling zijn kameraden had opgetrommeld om de drie activisten op te wachten. Ook had hij instructies gegeven om de zaak te verdoezelen.

Nooit spijt betuigd

Spijt heeft Killen nooit gehad van zijn aandeel in de geruchtmakende moordzaak. "Die jongens waren communisten die waren getraind op een communistische school", zei hij volgens The New York Times nog in 1999. Na de moord op Martin Luther King in 1968 zei Killen tegen de politie dat hij diens moordenaar graag zou hebben ontmoet "om hem de hand te schudden". Ook in de gevangenis in Parchman, Mississippi, waar hij zijn laatste jaren sleet, hield hij vast aan zijn racistische denkbeelden.

Killens slachtoffers werden vier jaar geleden door president Obama postuum geëerd met de Presidential Medal of Freedom, de hoogste onderscheiding die aan een Amerikaanse burger kan worden toegekend.