Direct naar artikelinhoud

MARNIX PEETERS

Auteur en freelancejournalist Marnix Peeters (°1965) schrijft vanop zijn berg in de Oostkantons. Zijn nieuwe roman Kijk niet zo, konijntje ligt nu in de boekhandel.

Er belde laatst een man van de gemeente aan om te zeggen dat wij ons frietvet niet in het riool mochten kappen.

Dat zal een vergissing zijn, antwoordde ik, want wij hebben geen frietpot, en dus ook geen vet.

Ik ben zeker van wel, zei de man, waarbij hij een toon aansloeg die twijfelde tussen nors en boos, wat raar is, want het is nogal een zachtmoedige streek en het kan mensen hier weinig schelen wat je zoal in het riool kapt.

Deze man kon het duidelijk niet verkroppen dat wij geen frietpot hebben, want hij werd kwaad en zei dat het, als wij nog één keer betrapt werden, onze beste dag niet zou zijn.

Hij rook naar bier, zei ik tegen mijn vrouw, hij zal zich van huis vergist hebben.

Als je zo'n tafereel, en nog een paar andere waarin je boertig wordt behandeld, met een verborgen camera zou filmen, zei mijn vrouw, en je zou zeggen dat het aantoont hoe lelijk in dit land kaalkoppen worden behandeld, dan zou je iets heel overtuigends kunnen afleveren. Gisteren nog: die dame in het café in Sankt-Vith die ostentatief wegkeek toen je haar groette.

Dat is waar, zei ik. Boeren genoeg overal.

Ik hoop dat iemand straks ook eens zo'n cameraatje monteert op een bejaard Antwerps vrouwtje dat al drie keer het slachtoffer geweest is van een handtasdiefstal, zei mijn vrouw. En infiltreert bij de rotzakjes die er hun liefhebberij van maken om die oude mensen hun levens naar de knoppen te helpen. Dat zie je helaas nooit.

Mijn vrouw werkte vroeger in de regiojournalistiek, en heeft in die hoedanigheid altijd te doen gehad met oude vrouwtjes wier levens naar de knoppen werden geholpen.

Dat zie je wél, zei ik. Eric Goens heeft dat gedaan in Niveau 4. Dat was een onthutsende inkijk in de wereld van vijftienjarige klootzakjes die elke dag misdrijven plegen, worden opgepakt en weer vrijgelaten. Alleen wekt dat - helaas - niet meer de commotie en de verontwaardiging die het verdient. We zijn daar gewend aan geraakt. Dat ons systeem dat toelaat, en dat we er niks op weten te verzinnen. Of het niet dúrven te verzinnen.

Ik vind het wel cynisch, zei mijn vrouw, dat er laatst zo'n schande werd gesproken van die mensen in Tremelo, en dat die Goens overal als een rechtse fluisteraar wordt afgedaan.

Door de Twitter-community, zei ik. Dat is niet 'overal' - dat is juist het tegenovergestelde. Ze denken dat ze een megafoon vasthouden, maar eigenlijk praten ze in hun zakdoek.

Zakdoek of niet, ze blijven moeite hebben met het kiezen van de juiste vijand, zei mijn vrouw. Ze blijven met hun verborgen camera's de randfenomenen filmen. Een Vlaams Belanger die zegt dat er in Tremelo te veel negers rondlopen, dat is niet fraai, maar het is nog altijd veel minder erg dan een dametje van tachtig dat door een losgeslagen straatlul de heup wordt kapotgestampt en de laatste jaren van haar leven achter het raam van een serviceflat moet doorbrengen.