De rechtbank van Jeruzalem gaf Shakir, een Amerikaans staatsburger, tot 1 mei om het grondgebied te verlaten, nu zijn beroep tegen zijn uitwijzingsbevel werd afgewezen.

In mei vorig jaar had de rechtbank zijn uitwijzing uitgesteld, nadat HRW beroep had aangetekend tegen de beslissing van het ministerie. In zijn mededeling zei de rechtbank dinsdag dat het “bewezen” was dat Shakir “publiekelijk blijft oproepen tot een boycot van Israël, terwijl hij tegelijkertijd (Israël, red.) vraagt om zijn deuren te openen”.

De minister van Strategische Zaken Gilad Erdan reageerde tevreden op de beslissing, en gaf te kennen dat zijn ministerie de belastende elementen aanleverde om Shakir aan te klagen. “BDS-activisten moeten beseffen dat er een prijs moet worden betaald voor hun activiteiten tegen Israël en zijn burgers”, aldus de minister.

De BDS-beweging, waarbij BDS staat voor ‘Boycot, Desinvesteringen en Sancties’, is een wereldwijde campagne om een einde te maken aan de bezetting van de Palestijnse gebieden en de mensenrechtenschendingen door Israël. De Israëlische regering verzet zich hevig tegen elke vorm van boycot, en nam in 2017 een wet aan die BDS-activisten de toegang tot Israël verbiedt.

HRW ontkent dat zijn directeur de BDS-beweging steunt, en kondigde dinsdag aan naar het Hooggerechtshof te zullen trekken. Tom Porteous, viceprogrammadirecteur bij de organisatie, zei in een verklaring dat het vonnis een “nieuwe en gevaarlijke interpretatie van de wet” is, omdat het kritiek op bedrijven die op de Westelijke Jordaanoever opereren gelijkstelt aan het boycotten van Israël.