Direct naar artikelinhoud
Handel

Hoe een uit de hand gelopen hobby een administratieve nachtmerrie wordt: ondernemers getuigen over Kafka

Luc De Potter is een ambachtelijk producent van confituur, perensap en likeur, en dat leidt tot een administratieve nachtmerrie.Beeld Wouter Van Vooren

De administratieve rompslomp waarmee ondernemers geconfronteerd worden, neemt alleen nog maar toe, blijkt uit een analyse van zelfstandigenorganisatie Unizo. Ondernemers spreken over ronduit belachelijke regels.

Waar hebt u eens zin in? Een stukje Gadus morhua, of toch maar Psetta maximus? Uw vishandelaar zal u graag adviseren bij uw keuze voor respectievelijk dat stukje kabeljauw of de tarbot. Meer zelfs, sinds een nieuwe Europese richtlijn moet die vishandelaar die Latijnse wetenschappelijke naam van de vis verplicht vermelden. Dat, en nog veel meer.

Wim Van Beek is vishandelaar-traiteur in Turnhout. Hij werd zelf nog maar onlangs op de hoogte gebracht van de nieuwe Europese richtlijnen tijdens het bezoek van een inspecteur van de FOD Economie aan zijn zaak De Weerelt. “Wie als vishandelaar verse waren etaleert, moet van Europa naast de naam van het product, de logische productprijs en de prijs per kilo ook de Latijnse benaming van de vissoort vermelden”, schetst Wim Van Beek. “Voorts moet ook het vistuig waarmee het product is gevangen en het vangstgebied voortaan vermeld worden.” Komt de Pleuronectes platessa (of de pladijs) uit Denemarken, dan wel Nederland. Wordt hij gevangen met boomkorren of sleepnetten, pulskor, Schotse of Deense bodemzegen, of geankerde kieuwnetten? 

In vishandel De Weerelt in Turnhout moeten de prijskaartjes worden aangepast, want de Latijnse benamingen van de vissoorten ontbreken.Beeld RV

“Serieus, daar heeft de consument toch niks aan? Maar het zorgt wél voor een hoop extra werk”, zucht Van Beek. Er worden steekproeven georganiseerd, door de FOD Economie, en er staan boetes tot – hou u vast – 10.000 euro op het niet naleven van deze richtlijn, waarvan het nut verre van duidelijk is. 

Het is maar een greep uit de vele verzuchtingen bij ondernemers. Uit de jongste Unizo-enquête blijkt dat bij 50 procent van de leden ‘administratieve rompslomp’ een van de domeinen is die hen het meest dwarszitten. Een oud zeer dat maar niet weg te werken lijkt, maar wel kosten met zich meebrengt. 

‘1 euro bij, 3 euro weg’

Uit onderzoek van het Federaal Planbureau blijkt dat de totale kosten van de administratieve lasten in België tussen 2014 en 2016 met 2,3 procent zijn gestegen, en dat die stijging volledig is toe te schrijven aan een lastenvermeerdering voor de kmo’s. “Dit heeft niet enkel een invloed op de ondernemerszin, maar minstens even belangrijk, ze zijn nefast voor de competitiviteit van onze ondernemingen”, zegt Filip Horemans van Unizo. De organisatie pleit er dan ook voor dat de administratieve rompslomp structureel wordt afgebouwd. 

“De conditio sine qua non voor administratieve vereenvoudiging is dat het bovenaan op de politieke agenda staat en het een brede basis krijgt in de regeerakkoorden”, luidt het. Unizo wil daarom een ‘1 euro erbij, 3 euro weg’-regel, zowel op regionaal als federaal niveau. “Het idee: administratieve lasten voor een ondernemer kunnen gekwalificeerd worden als een kost. Welnu, elke euro extra aan nieuwe lasten moet worden gecompenseerd door minstens drie euro aan vermindering in bestaande lasten.” 

Er moet meer werk worden gemaakt van impactanalyses, zodat het beleid beter kan inschatten welke de gevolgen zijn van concrete maatregelen van ‘hogerhand’. De redelijk stompzinnige visregel waarmee Wim Van Beek en zijn collega’s worden geconfronteerd is daar een mooi voorbeeld van. “Aangezien administratieve lasten ook hun oorsprong op Europees niveau kunnen vinden, moet België voortaan ook zelf impactanalyses doorvoeren van Europese wetgeving,” zegt Horemans.

Wetgevend kluwen

Maar niet enkel Europese regeldrift is afstompend, ook de eigen nationale wetgeving is op veel terreinen nog voor verbetering vatbaar. Zo loopt Luc De Potter met zijn project ‘De Fruytenier’ als ambachtelijk producent van confituren, perensap, likeur en appelmoes tegen het wetgevend kluwen aan. Wat eigenlijk een uit de hand gelopen hobby is, wordt een administratieve nachtmerrie. “Het federale voedselagentschap voorziet een vereenvoudigde procedure voor kleinschalige producenten zoals wij”, zegt De Potter. “Maar voor wat de accijnsverplichtingen betreft, moeten wij dezelfde grootschalige en omslachtige procedure doorlopen als de grote likeurproducenten.” 

En dat leidt tot absurde toestanden. Zo moest de man een volledig plan van zijn huis indienen, met aanduiding waar de ‘productie’ precies gebeurde. “Wij maken zo’n 30 tot 40 liter perenlikeur, op jaarbasis. Gewoon in de keuken, maar dat levert voor accijnzen een procedureel probleem op.” Gevolg: de keukentafel is de plaats waar de likeurproductie gebeurt. Terwijl het linkergedeelte van de bureauruimte officieel als accijnsinrichting voor fruitsappen geldt. 

Ondernemer Luc De Potter.Beeld Wouter Van Vooren

Daarenboven moet er ook een verpakkingsheffing worden betaald, omdat ze werken met glazen flessen. De procedure voorziet in een soort van geautomatiseerd rekeningsysteem, dat de dagelijkse verkopen opvolgt. “Maar wij produceerden hooguit 52 liter perensap in de voorbije twee jaar. We verkopen dus vaker dagen niet dan wel. En het automatisch systeem is daar niet op voorzien.” 

Na twee jaar moest een verpakkingsheffing worden betaald van 5,47 euro. Het zou grappig zijn, mocht Luc De Potter er echter geen boete van 250 euro bovenop hebben gekregen, net omdat het automatisch systeem niet aangepast is voor kleine producenten als hij. “Op deze manier is het echt wel ontmoedigend om verder te blijven doen”, zucht De Potter, die het woord ‘kafkaiaans’ in de mond neemt. “Het zijn typische illustraties van het feit dat er op zijn zachtst gezegd nog heel wat efficiëntiewinsten te boeken vallen, zelfs in tijden van digitalisering”, zegt Horemans.