Rosanne Hertzberger zet de wetenschap op haar plaats: ‘Ze mag elke waarde en elk gevoel niet vervangen’

'In de wetenschap houden verouderde ideeën lang stand. Gewoon omdat we ze prettig vinden.' © Linelle Deunk
Rik Torfs

In haar nieuwe boek zet Rosanne Hertzberger de wetenschap op haar plaats. ‘Wetenschap is te belangrijk om zich almachtig te wanen.’

Op de campus van de Vrije Universiteit Amsterdam, aan de Gustav Mahlerlaan, ontmoet ik Rosanne Hertzberger in het O2-gebouw. Geen idee waarom het zo heet. Het heeft de naar minimalisme neigende keurigheid van het hedendaagse, succesvolle universiteitsgebouw. Geen franjes, oerdegelijk. Zoals de wetenschap zelf. Al jaagt buiten, tussen hoge torenmuren, geniepig de ongehoorzame wind. Het gesprek met Hertzberger gaat over wetenschap. Omdat ze wetenschapster is. Dat is niet uitzonderlijk, zo zijn er veel. Ook omdat ze over de positie van wetenschap nadrukkelijk nadenkt, wat eigenaardig genoeg uitzonderlijker is. Van haar verschijnt deze maand een boek: Het grote niets. Het gaat over niets minder dan de wetenschap, waarvan ze houdt en die ze vurig verdedigt maar waarvan ze tegelijk – niet vanzelfsprekend in onze tijd – de beperkingen ziet.

Waar ik voor bid, is voor mij even intiem als hoe ik seks heb met mijn echtgenoot.

In uw boek onderzoekt u of de vier kentheoretische dwalingen die Francis Bacon (1561-1626) als gevaren voor een adequate wetenschapsbeoefening zag ook vandaag nog gelden. Die gevaren zijn: de mens die zichzelf als de maat der dingen ziet, de subjectiviteit van ieders perspectief wanneer hij naar de wereld kijkt, de kuddegeest, het blind varen op de mening en het oeuvre van gezaghebbende figuren. Is Bacon nog steeds actueel?

Rosanne Hertzberger: Absoluut. Onze subjectiviteit, bijvoorbeeld, speelt ons onverminderd parten. We willen overal een patroon in zien, omdat wij het voor onszelf nodig hebben. Pas op, de wetenschappelijke methode is echt, ze is een grote vooruitgang, zorgt voor kennis. Maar ze legt die kennis in handen van de mens, een irrationeel wezen. Want irrationeel zijn en blijven we, ondanks al onze wetenschappelijke vooruitgang. We beseffen het niet altijd of verdringen die gedachte. De mens is nu eenmaal gemaakt om zichzelf te bedriegen. Ook in de wetenschap houden verouderde ideeën lang stand. Om emotionele redenen. Gewoon omdat we ze prettig vinden.

Zoals?

Hertzberger: Zoals de ideeën van Richard Dawkins. In zijn boek The Selfish Gene (1976) gaat hij uit van de gedachte dat de evolutie het gevolg is van genen die in competitie zijn met elkaar. De sterkste overleeft, de zwakkere gaat ten onder. Ondertussen is die stelling al lang wetenschappelijk weerlegd. Zeker, competitie speelt een rol in de evolutie. Maar ze is maar een onderdeel van het verhaal. De belangrijkste evolutionaire stap, endosymbiose, ging over samenwerking, versmelting zelfs.

Waarom blijft het beeld van competitie dan overeind?

Hertzberger: Dawkins’ theorie sloot, bij haar verschijning in de tweede helft van de jaren zeventig, goed aan bij de opkomst van het marktdenken – greed is good – en bij de nieuwe kracht van de algoritmes. Sowieso hebben informatici de biologie sterk beïnvloed, en de focus op DNA en ‘code’ is daardoor te groot geworden. In de sociale psychologie en sociale wetenschappen is dat patroon ook sterk aanwezig.

Prachtig zijn uw passages over meditatie. U bent er verre van mild voor, terwijl ze zo’n positieve, wijze, onschadelijke reputatie heeft. Succesvolle bedrijfsleiders zijn er vaak wild van. Ze is voor hen vaak een statussymbool, een bewijs van diepgang.

Hertzberger: Meditatie, in de westerse wereld, is uit haar verband gerukt. Ze heeft niets meer te maken met wat ze in de oosterse traditie was, met bovennatuurlijke aspecten van het leven dus. Vandaag heeft ze op zichzelf geen betekenis meer. Ze is integendeel een verheerlijking van het ik geworden. Sterk, eigenlijk: het boeddhisme streefde immers naar zelfloosheid, de weg die naar het nirwana leidde, de onbeweeglijkheid, het niets. Dat is ver weg. Een man als Jack Dorsey, ceo van Twitter, is iemand die zich aan zulke ontspoorde meditatie overgeeft. Hij reduceert het menselijke lijden tot zijn eigen lijden, mediteert enkel over zichzelf, staat voor het extreme egocentrisme en narcisme van onze tijd.

U bent evenmin een onvoorwaardelijke fan van Silicon Valley. Een volkomen atheïstisch bastion, waarin je in het weekend wel als een otter verkleed naar een technofuif mag gaan, maar liefst niet naar een kerkdienst. Het beeld komt uit een stuk van Caroline McCarthy voor Vox.

Hertzberger: Silicon Valley is een eigenaardig verschijnsel. Steve Jobs geloofde tijdens zijn leven meestal in God, er waren wel onderbrekingen. Vandaag zou hij een vreemde eend in de bijt zijn. Ze zoeken daar in Silicon Valley wel naar zingeving door bijvoorbeeld opnieuw met lsd te experimenteren. Geestverruimende middelen zijn welkom. Maar God komt niet in beeld.

Ze missen ook iets anders, vind ik. Californië heeft mooie plekken. Maar dat geldt nauwelijks voor Silicon Valley. De huizen die technologische genieën in Mountain View of Palo Alto laten optrekken, munten doorgaans uit in lelijkheid en slechte smaak. Esthetiek is duidelijk geen prioriteit voor al die grote geesten. Dat heeft ze met religie gemeen. Maar wat zou Silicon Valley eigenlijk tegen God hebben, volgens u?

Hertzberger: Misschien is het atheïsme in Silicon Valley toeval, zoals het toeval is dat net in Arabische landen veel olie werd gevonden en oliemagnaten dus vaak moslims waren. We denken te gemakkelijk dat er voor alles een verklaring moet zijn. De programmeurs van Silicon Valley behoren allemaal tot eenzelfde subcultuur, lijken op elkaar, geloven sterk in algoritmen. Dat geeft een zeker comfort. Misschien volgen ze onbewust wat iedereen vanzelfsprekend vindt: de kuddegeest waar ook Francis Bacon het over had.

U gelooft heel erg in de wetenschap als onze meest solide bron van kennis. Ze is onmisbaar. Daarover laat u geen enkele twijfel bestaan. Tegelijk bent u kritisch, ziet u zwakke punten die haar bedreigen.

Hertzberger: Zeer zeker. Een groot pijnpunt is het gebrek aan replicatie van eerder gedaan onderzoek. Het kan vaak niet met succes worden herhaald, waardoor het waardeloos of irrelevant wordt. Zo is er een probleem met het – uiterst waardevolle, laten we daarover duidelijk zijn – kankeronderzoek: in de helft van de gevallen is replicatie onmogelijk. Toch wordt dat op een wankele basis gestoelde onderzoek gepubliceerd. Het staat zelfs in de meest prestigieuze tijdschriften die we hebben. Het is nu eenmaal scoren geblazen in de wetenschappelijke wereld, publicaties zijn een hefboom voor toekomstige financiering.

Nog andere factoren bedreigen de wetenschap. De strenge academische hiërarchie, die vaak langdurig is en het geld naar gevestigde onderzoeksgroepen laat vloeien. De bikkelharde competitie die van de universiteiten, hoeveel vrouwen er ook aanwezig zijn, een masculien bastion maakt, ondanks alle retoriek. De talrijke prijzen, bijvoorbeeld in het kankeronderzoek, die een extra bedreiging vormen, omdat ze de ijdelheid van onderzoekers strelen en mikken op direct succes. De academische helden ook, die de kracht van het gezagsargument zoals Francis Bacon dat formuleerde duidelijk illustreren. Wie iets gezegd heeft – Nobelprijswinnaar zus of zo – wordt een argument op zichzelf, afgezien van de inhoud ervan.

Jack Dorsey, ceo van Twitter, geeft zich over aan ontspoorde meditatie. Hij reduceert het menselijke lijden tot zijn eigen lijden.

Zelf ben ik een open kitchen scientist. Ik ben voor totale transparantie. Wat ik bijvoorbeeld geweldig vind: twee mensen die hetzelfde onderzoek verrichten, los van elkaar. En het resultaat tegelijkertijd publiceren. Daar zit meer kracht in dan in de obligate peer review, waarbij iedereen andermans publicaties leest en beoordeelt omdat zulks nu eenmaal nodig is om het systeem draaiende te houden.

Een gedachte waarmee u ongetwijfeld haaks staat op de tijdgeest: u vindt dat de wetenschap haar plaats moet kennen. Dat haar een meer bescheiden rol toekomt dan vandaag het geval is. Dat kun je in België in de heersende intellectuele kringen nauwelijks zeggen zonder een degradatie naar een lagere afdeling te riskeren. De wetenschap is juist de laatste reddingsboei waaraan onze samenleving zich vastklampt.

Hertzberger: De wetenschap moet inderdaad haar plaats kennen. Ze is onmisbaar voor het verwerven kan kennis. Ze is uitstekend uitgerust om hypothesen te testen. Maar ze heeft niet het laatste woord. Ze brengt problemen in kaart, zoals klimaat of migratie, maar reikt zelf de oplossing niet aan. Het publieke debat mag niet verworden tot een wetenschappelijk debat. Het dient te gaan over waarden, ideeën, morele opties, waarbij de wetenschap enkel ondersteunend werkt. Niet de norm is.

Kun je zeggen dat de verwetenschappelijking van het maatschappelijke debat tegelijk voor zijn verschraling zorgt?

Hertzberger: Zeker. Plotseling is het debat geen debat meer. Over waarden kun je van mening verschillen. Over wetenschap veel minder. Als alle argumenten ‘wetenschappelijk’ zijn, is iemand die er een verschillende mening op nahoudt geen andersdenkende meer, maar een minder intelligent persoon. Iemand die het nog niet begrepen heeft. Een domoor. En wie voert er nu een ernstig debat met domoren?

In dezelfde lijn schrijft u: ‘Iets is niet meer goed, deugdzaam, fijn, lekker, rechtvaardig of moreel juist, maar gezond, duurzaam of veilig.’ Meetbaar, dus.

Hertzberger: En dat vind ik erg. Vooral omdat mensen kennis vaak verwarren met achterliggende waarden. Moet alles duurzaam zijn? Goed dat je af en toe ook iets kunt weggooien. Veilig? Alsof het nemen van enig risico per definitie verkeerd is. Gezond? Terwijl je er kunt voor kiezen wat ongezonder, en misschien daardoor iets korter te leven. Die sluimerende verwetenschappelijking van het maatschappelijke discours juich ik zeker niet toe. We moeten iets gewoon lekker of fijn kunnen vinden zonder dat daar meteen een ‘wetenschappelijk’ label hoeft op te plakken. Het waardeoordeel mag niet verdrongen worden door de wetenschap.

U schuwt in uw boek de ferme standpunten niet. Zo ziet u in het grote, haast totale vertrouwen op de wetenschap nihilisme.

Hertzberger: Als wetenschap elke waarde, elk gevoel vervangt, is dat zeker zo.

Donald Trump, die enkel met zichzelf bezig is, beschouwt u als een nihilist. De Europese intellectuele elite zal die stelling met plezier onderschrijven. Maar ook wie een absoluut geloof koestert in de wetenschap beschuldigt u van nihilisme, omdat goed en kwaad worden vervangen door gezond of ongezond, veilig of onveilig. Vaak zijn die mensen felle tegenstanders van de Amerikaanse president. Woedt in

Amerika, en wellicht ook bij ons, een strijd tussen twee

verschillende soorten nihilisten? Een stammentwist?

Hertzberger: Misschien wel. Het gaat in beide gevallen om mensen die geen mening hebben, geen idealen buiten de individuele vrijheid. Is dat erg? Ik weet het niet. Nihilisten bemoeien zich niet met anderen. Ze zijn misschien wel de eersten die geen oorlogen meer voeren. Van Barack Obama kon je op dat punt minder zeker zijn dan van Donald Trump. Die zie ik Iran niet meteen aanvallen bijvoorbeeld, niet uit goedheid, maar uit nihilisme. Waarom zou hij zich met de hele wereld bemoeien als hij het zelf goed heeft en een groter ideaalbeeld ontbeert over hoe anderen moeten leven of welke mensenrechten belangrijk zijn? Tegelijk sluit ik niet uit dat we over enige tijd een overheersende macht, zoals Amerika dat gedurende vele decennia was, hard zullen missen.

Hebt u zelf talent voor nihilisme?

Hertzberger: Het zou me nooit lukken, nooit. Ik heb een diepe afschuw van de leegte. Die ligt me niet. Er zijn te veel slechte krachten aan het werk in onze samenleving. Nihilisten kan dat weinig schelen. Neem het gigantisme waarover econoom Geert Noels het in zijn jongste boek heeft. Machtsconcentratie. Een groot bedrijf dat door een nog groter wordt overgenomen. De nihilist vraagt zich af wat daarmee dan mis zou zijn, niets toch? Terwijl in die machtsconcentratie een radicaal verlies van elke menselijke maat schuilgaat, een verlies dat niemand, geen enkele wetenschapper precies in kaart kan brengen. Zoals een nihilist ook weinig oog heeft voor de bedreiging van privacy. Of voor een verminderde vrijheid van religie. Waarom de besnijdenis niet verbieden of vaccinatie verplichten tegen al die irrationele trends in, zullen nihilisten zeggen. Ze willen geen gedoe met die dingen.

Toen u in het televisieprogramma Zomergasten zat, weigerde u te antwoorden op de vraag of u gelovig was. Te intiem, vond u. In uw boek noemt u nog een tweede reden om erover te zwijgen: wie gelooft, wordt meteen in een hokje geplaatst. Negatieve reacties blijven niet uit. Dat tweede argument begrijp ik, want in seculiere stedelijke milieus werkt religie statusverlagend. Het eerste argument begrijp ik iets minder. Waarom die extreme terughoudendheid over uw eigen overtuiging? Terwijl volgens mij het religieuze steevast oplicht in wat u schrijft.

Hertzberger: Het heeft met mijn joodse traditie te maken. Spreken over geloof wordt er weinig gedaan. Dat is bij christenen anders. Zij hebben een directer geloof. Een gelovige jood heeft daar meer moeite mee. Wij hebben geen messias. God is meer afwezig, blijft wat op een afstand. Een rechter is hij, een helper ook. Maar geen naaste. Met dat uitgangspunt wordt het meteen veel moeilijker om over geloof of God te spreken. Daarom gaat het voor mij over iets heel persoonlijks. Waar ik voor bid, is voor mij even intiem als hoe ik seks heb met mijn echtgenoot.

Op die manier praat u er nu toch over.

Hertzberger: Religieuze rituelen herhaal je steeds weer. Bij Pesach zingen kinderen een liedje: waarom is het vandaag anders dan andere avonden (‘Mah Nishtanah’)? Ja, waarom? Soms doe je iets om een reden die je niet altijd hoeft te verklaren. De mens is niet enkel wetenschap, Francis Bacon noemde hem niet ten onrechte irrationeel. Dat zal hij altijd blijven. Het geldt ook voor atheïsten. Ze juichen voor een sportteam, vieren hun verjaring, leggen bloemen op het graf van hun moeder. Ook atheïsten hebben thuis allemaal een kast vol afgodsbeelden staan.

Misschien is dat wel een opluchting, denk ik dan. Dat wij niet die eindelijk volkomen redelijk geworden wezens zijn in de allerbeste der tijden.

Hertzberger: Zeker. Al leven we ondertussen wel in een goede tijd, met meer mensen dan in andere culturen die van de welvaart mee kunnen genieten. De Europese samenleving is behoorlijk egalitair, dat vind ik mooi. Maar laten we niet neerkijken op andere beschavingen. Wij zijn niet de norm voor de hele wereld.

Doen wij aan intellectueel kolonialisme?

Hertzberger: In ieder geval bepalen wij, de westerse wereld, nog steeds de krachtlijnen van de hedendaagse wetenschapsbeoefening. En zijn het westerlingen die maar moeizaam begrijpen dat andere volkeren niet seculier zijn. ‘Nog niet seculier’, woorden die een heimelijk superioriteitsgevoel bevatten. Wij onderschatten onze eigen irrationaliteit. Misschien moeten we maar zelfkritischer worden. Wetenschap is te belangrijk om zich almachtig te wanen.

Rosanne Hertzberger

– 1984: geboren in Rotterdam

– Studie Life Science & Technology aan de TU Delft en de Universiteit Leiden. Promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam. Postdoc aan de afdeling Microbiologie van Washington University

– Sinds 2009 columnist bij NRC Handelsblad

– 2017: publiceert Ode aan de e-nummers: waarom e-nummers, kant-en-klaar-maaltijden en conserveermiddelen ons leven beter maken

– 2019: Publiceert Het grote niets: hoe de wetenschap onze idealen om zeep hielp

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content