Direct naar artikelinhoud
DM Zapt

Als Koen De Bouw uit zijn vel springt, is dat straffe kost

Koen De BouwBeeld Joris Casaer

Robin Broos zet deze week de blik op oneindig. Vandaag: fictie met Koen De Bouw.

Als tiener kruiste ik hem eens in de Parijsstraat in Leuven. Vanuit een familiair gevoel zei ik spontaan ‘dag’, waarop hij ongemakkelijk knikte en zijn sleutels op de grond liet vallen. Pas toen viel mijn frank (er waren nog franken): dit is die man van tv, die kent me helemaal niet. We werden allebei rood en liepen verder.

Koen De Bouw maakt nu eenmaal deel uit van het meubilair. Alsof hij in elke die naam waardige Vlaamse fictiereeks of -film opduikt. Maar let op, op een positieve manier. Meestal gaat elke nieuwe Vlaamse serie gepaard met hetzelfde gezucht. Zijn dat nu alweer dezelfde acteurs? Dat is toch die van die onnozele West-Vlaamse wietreeks? Heb ik die gisteren al niet op VTM gezien? Is er nu werkelijk niemand anders die een fatsoenlijke rol kan neerzetten?

(Toegegeven, dat is redelijk logisch: Vlaanderen is een zakdoek groot. Talent kan niet zo dik gezaaid zijn. Maar zouden de Denen of Zweden dat ook denken bij elke nieuwe nordic noir met Lars Mikkelsen?)

Bij De Bouw is dat om een of andere reden anders. (Allicht net als bij Lars Mikkelsen.) Alsof zijn deelname een keurmerk is, dat zelfs een productie van Jan Verheyen enigszins verteerbaar maakt. (Laat ons beleefd blijven en hier niet over De premier beginnen.)

“Ik vind hem altijd wat emotioneel afgevlakt overkomen”, zei een kameraad gisteren op café. En daar ben ik het mee eens, tot op zekere hoogte. De Bouw speelt zijn personages met de sérieux van hun hoedanigheid. Hij ís de autistische professor T., de pas gescheiden Willem Hendrickx in Los zand of – never forget – Lou Swertvaeghers in Thuis

Daarom ben ik vorige week beginnen te kijken naar het nieuwe Grenslanders op Eén. Intussen heb ik het bijna integraal uitgekeken op VRT NU, terwijl ik er niet eens zo wild van ben. Halfweg begon ik me af te vragen: waarom blijf ik eigenlijk kijken? Toen heb ik beseft: ik zie Koen De Bouw graag bezig. Vooral als hij roept.

Roepen?, denkt u nu. De Bouw speelt toch zelden boosaardige personages? Klopt. Maar als hij uit zijn vel springt, is dat straffe kost. Geloofwaardig, met veel emotie. In deze nieuwe zondagavondfictie vooral uit frustratie, in de context waarin zijn vrouw hem onredelijk behandelt. Maar zelfs in het kolderieke Safety First werkte het, toen hij een persiflage van zichzelf speelde en radeloos zijn oude schoolmakker Luc toeriep.

Roepen kan De Bouw als geen ander. Behalve professioneel zijn rollen spelen, natuurlijk. En oké, misschien doet hij dat soms wat emotioneel afgevlakt, net zoals wij zelden in de gang staan te dansen bij een opsteker. Maar eens goed geloofwaardig roepen? Dat is voor mij dé definitie van héél groot acteertalent.

Grenslanders, zondag om 21 uur bij Eén.