Direct naar artikelinhoud
Aanslagen Parijs

Aanslagen Parijs: Belgen leggen laatste puzzelstukken van Frans onderzoek bij mekaar

Aanslagen Parijs: Belgen leggen laatste puzzelstukken van Frans onderzoek bij mekaar
Beeld ANP

Dat al het onheil uit België kwam. Dat ze terroristen daar laten begaan en dat de Belgische veiligheidsdiensten een lachertje zijn. Zo weerklonk de Franse kritiek na het bloedbad van 13 november 2015 in Parijs. Maar nu het onderzoek naar die terreur is afgerond, blijkt wel dat de laatste puzzelstukken door Belgische speurders zijn samengelegd.

Vier lange jaren heeft het gekost, het onderzoek naar de grootste moordpartij in de naoorlogse Franse geschiedenis. Een moordpartij waarbij 130 mensen stierven door aanslagen aan het Stade de France, de concertzaal Bataclan en verscheidene horecazaken. Aanslagen die opgeëist werden door de Islamitische Staat (IS). Het speciale antiterroristische parket van Parijs heeft zopas een assisenproces tegen twintig verdachten gevraagd. Het motiveert die vraag in een meer dan vijfhonderd pagina’s tellende eindvordering, die Het Laatste Nieuws heeft kunnen inlezen.

De meeste namen waren voorspelbaar en hun rol genoegzaam bekend. Salah Abdeslam voorop, het enige overlevende lid van het terreurcommando. Maar er zijn te elfder ure ook nog enkele mysteries ontsluierd — over cruciale figuren achter de schermen, van wie de identiteit heel lang onbekend is gebleven. Dat geldt voor de Syriër die een tijd als bommenmaker in ons land verbleef. Hij arriveerde enkele dagen vóór Abdeslam de nodige ingrediënten ging kopen – in de vorm van vijftien liter zwembadreiniger – en zijn DNA zat op de explosievengordels van de broers Abdeslam.

Die bommenmaker stond te boek als Abu Mahmoud, Yassine Noure en Ahmad Alkhald – maar al die namen bleken vals. En hij wist aan het gerecht te ontsnappen door nog vóór de terreur terug te vertrekken naar Syrië. Dat hij in 1992 in Aleppo werd geboren als Omar Darif, weten de onderzoekers nog maar sinds 18 april 2018. Belgische speurders spraken die dag met een Syriër die de oorlog is ontvlucht naar ons land. Hij woont nu in een dorp in Vlaanderen en vond werk in een bakkerij. Zelf heeft hij niets te maken met IS, maar er zitten wel verwanten van hem bij de terroristische groep.

Schoenenverkoper

Toen hij daarover als getuige werd verhoord, herkende hij een foto van de bommenmaker. Die bleek sinds jaar en dag bevriend met één van zijn radicale verwanten. Ze woonden allebei in Tall Rifaat, een Syrisch stadje halverwege Aleppo en de grens met Turkije. Voor zover de vluchteling in België zich kon herinneren, werkte Omar Darif daar als schoenenverkoper. En de Belgische getuige benoemde ook een tweede man, voor wie het Franse gerecht pas twee maanden geleden een bevel tot aanhouding uitvaardigde en die nu tot de twintig verdachten voor het bloedbad in Parijs behoort.

Die tweede man van wie de Belgische getuige een foto herkende, is Obeida Aref Dibo – een Syriër die voor de training van de aanslagplegers zou hebben gezorgd. Hij was de speurders al bekend onder de schuilnaam Abu Walid, bekleedde een leidende rol in het departement van IS dat aanslagen beraamde en was in 2013 in een video van de terreurgroep te zien. Zijn pseudoniem kwam vorig jaar ook in een Duitse rechtbank ter sprake. Daar bekende een jonge Syriër die in een asielzoekerscentrum opgepakt was, dat Abu Walid hem voor terreur naar Europa uitgestuurd had.

Het absolute sluitstuk van het Franse onderzoek is de rol die Oussama Atar in het complot zou hebben gespeeld. Atar is de Marokkaanse Brusselaar die in 2005 in Irak werd gevat toen hij ging vechten tegen de Amerikanen, in 2012 terug naar België kwam en het jaar nadien naar de Syrische oorlog vertrok. Het Franse gerecht ziet hem al lang als meesterbrein. Maar veel bewijzen waren er niet dat Atar de mysterieuze Abu Ahmed is, naar wie de aanslagplegers zelf als hun leider verwezen.

Die identificatie is vooral gebaseerd op de verhoren van Adel Haddadi, een Algerijn die onderschept werd vóór hij een aanslag kon plegen. Haddadi bekende dat hij daarvoor uit Syrië kwam – en dat het Abu Ahmed was die hem persoonlijk op weg had gestuurd. Toen hem tien foto’s werden getoond, pikte hij die van Atar er wel uit. Maar zeker was hij niet en een kompaan die Abu Ahmed ook ontmoette, zei stellig dat het niét de Brusselaar was.

Gewaagde gok

Ook hier schoten Belgische speurders te hulp met een nieuwe aanwijzing. Toen zij de teruggekeerde Syriëstrijder Mehdi Aïda ondervroegen, bevestigde die dat Oussama Atar zichzelf Abu Ahmed liet noemen – en dat er in Syrië wel degelijk verteld werd dat Atar te maken had met de Parijse terreur. Dat alles volstond voor het Franse parket om Atar te willen vervolgen als leider van complot. “Het is een uitgemaakte zaak”, zo stelt de vordering, “dat hij een centrale rol had in het plannen van aanslagen.”

Of die bewering stand zal houden tijdens een proces, valt echter te betwijfelen. De getuigenis van Aïda is eigenlijk slechts ‘van horen zeggen’ en toen hij terug naar België kwam, stond Atar al wijd en zijd als het vermeende brein bekend. Het zou dus best wel kunnen dat Aïda de speurders naar de mond heeft gepraat. In andere onderzoeken – van Italië tot Irak – komt er óók een Abu Ahmed voor als grote aanslagplanner van IS. Maar daar wordt die steevast als een Algerijn geïdentificeerd.

Het lijkt dus een gewaagde gok van het Parijse parket om uitsluitend op Atar te mikken als het grote brein. Eerder zijn er in die rol ook zeker drie Fransen genoemd: de jihadveteranen Abdelnasser Benyoucef en Boubaker El-Hakim en de gewezen legionair Abdelilah Himich. Geen van hen staat op de lijst van twintig namen, wellicht omdat er tegen hen al helemaal geen bewijzen bestaan. In de praktijk maakt het niet zo veel uit, want ze zouden ondertussen allemaal gesneuveld zijn. Dat geldt ook voor Atar, Dibo en Darif. Maar het proces, dat staat gepland in 2021, kan dus eindigen zonder antwoord op de vraag wie het bloedbad op gang heeft gebracht.