Direct naar artikelinhoud
DM Zapt

We zijn er. We hebben het dieptepunt bereikt

Slager Ann Vandenbrande staat de pers te woord naar aanleiding van de schietpartijen in Antwerpen. ‘Waar gaan we naartoe?’, vraagt ze zich luidop af.Beeld vrt

Kris Kuppens zet deze week de blik op oneindig. Vandaag over een te vaak voorkomende overpeinzing. 

Of ze bang is, wil de journalist van en voor Het journaal van donderdagmiddag weten. Ja, dat is ze. Om haar antwoord en angst kracht bij te zetten, maakt ze de ruimte tussen haar duim en wijsvinger zó klein dat zelfs een vlammetje van De Warmste Week het er benauwd van zou krijgen, terwijl ze zegt: “Mijn man en ik staan zó ver van het huilen.” Aan het woord is Ann. In het dagelijkse leven helpt Ann mensen aan een schel roze rol – ‘Mag dat met of zonder gezichtje zijn mevrouw?’ – hanteert ze met een indrukwekkende precisie haar spatel voor 150 gram preparé en snijdt ze, steeds vergezeld van een glimlach en een dankuwel, plakken hesp, eps of ham, naargelang. Maar vandaag staat ze de pers te woord, want er is geschoten in de straat van haar keurslagerij Vermote.

“Waar gaan we naartoe?”, vraagt Ann zich luidop af. Een originele overpeinzing is dat niet en meestal zit er voor de gesprekspartner niets anders op dan exact dezelfde woorden nog eens te herhalen – vaak voorafgegaan door een zucht, een ‘ja’ of een ‘tja’, respectievelijk als teken van tegemoetkoming of relativering. In sommige gevallen wordt de gekende frase onthaald op oogballengerol waarmee de aanhoorder aangeeft het over een andere, ietwat lichtere boeg te willen gooien, zoals daar zijn: het weer, Kamp Waes of de spuuglelijkheid van sommige kerstversieringen, om maar wat te noemen.

Het is ook zonder meer de favoriete verzuchting van mijn vader. Meermaals per dag, steeds vaker. Soms zit hij vast in een eindeloze herhaling ervan. Soms smokkelt hij er ter variatie een ‘toch’ in. Geen bediening aan de loketten meer in zijn bank? ‘Waar gaan we naartoe?’ Het gazon dat dra niet meer gewoon gazon mag zijn? ‘Waar gaan we toch naartoe?’ Niet meer met zijn auto de stad in kunnen rijden? Juist ja, meer van hetzelfde. En telkens grijpen zijn handen dan naar zijn hoofd. Een antwoord verwacht hij niet.

Ann van keurslagerij Vermote geeft wél en zelf antwoord op haar eigen zonet gestelde vraag. Eerder verrassend, ook voor haar, zo lijkt het. Zonder adempauze, zonder nog maar te knipperen met een oog en alsof ze vorig jaar een opfriscursus ‘Hoe geef ik een betekenisvolle quote van 10 seconden, optie tv’ heeft gevolgd, vuurt ze tot mijn verbazing af: “O nee, we zijn er al.”

Bitterzoet is het. Eerst ontlokt het me een glimlach. Even later proef ik de ernst van haar vaststelling. We zijn er. We hebben het dieptepunt bereikt. Schoten, granaten, toxisch gewauwel, het eigen gelijk. Haar deken van moedeloosheid valt soms ook op mijn schouders. En toch. Hoe gaan we nu van hier verder? Niet: waar gaan we toch naartoe, maar wel: waar willen we naartoe? Misschien moeten we ons díé vraag wat meer stellen. In 2020 bijvoorbeeld.