Direct naar artikelinhoud
Interview

De onwaarschijnlijke vriendschap tussen de moeder van een jihadist en de moeder van een Maalbeek-slachtoffer

Sophie Pirson (l) en Fatima Ezzarhouni: ‘We konden meteen over alles praten, zonder taboe, alsof we elkaar al twintig jaar kenden.’Beeld Joris Casaer

De ene is moeder van een jihadist, die dreigde met aanslagen in ons land. De andere heeft een dochter die gewond raakte bij de aanslagen van 22 maart 2016. En toch groeide er een hechte vriendschap tussen Fatima Ezzarhouni (48) Sophie Pirson (60). ‘We gaan samen een boek maken, vol dingen die we willen overbrengen aan onze kleinkinderen.’

Sophie Pirson en Fatima Ezzarhouni vliegen elkaar om de hals als de deur opengaat. Pirson is een ‘Wallonne à Bruxelles’. Ze zweert bij de houtkachel in haar appartement in hartje Elsene. Halverwege het gesprek kan ze plots stoppen: “Ik heb honger!” Dan wordt de soep opgewarmd. De chocolade op tafel is al bijna op. Chocolade hoort erbij als Fatima Ezzarhouni op bezoek komt. “Tu as la gourmandise joyeuse”, zegt Pirson tegen haar vriendin.

Die ‘vrolijke gulzigheid’ verbergt een droeve vermoeidheid. Fatima Ezzarhouni is de moeder van jihadist en Syrië-ganger Abdellah Nouamane. In augustus 2015 kwam een aantal dreigementen van haar zoon terecht bij onderzoeker en journalist Montasser AlDe’emeh. Nouamane vroeg de “slapende leeuwen” in ons land om te ontwaken. “Dit is een oorlogsverklaring en de plannen zijn al gesmeed. Alles in België gaat de lucht in.”

Enkele maanden later, op 13 november, sloeg een hoofdzakelijk Belgisch IS-commando toe in de Parijse concertzaal Bataclan en op terrassen elders in de stad. Nog enkele maanden later, op 22 maart 2016, ontploften de bommen in België, op de luchthaven Zaventem en in metro­station Maalbeek. Op haar appartement op het Kiel keek Fatima Ezzarhouni op hetzelfde moment met stijgende verbazing – die al vlug overging in bezorgd­heid en angst – naar de beelden op haar tv-scherm.

“Ik hoorde Maalbeek en Zaventem genoemd worden, en ik barstte in tranen uit. Telkens als er zo’n aanslag wordt gepleegd, verwacht ik dat hij erbij is. Het is eindeloos wachten op de namen van de daders, ook al weet je dat je kind ernstig gewond in Syrië zit door een kogel in de buik. Waarom toch komt er elke keer dat schuldgevoel? Iedereen rond me zegt dan: ‘Fatima, jouw kind heeft dit niet gedaan’, maar waarom voel ik me dan zo schuldig? Mijn zoon heeft dan wel die dreigementen geuit, maar hij is niet de opdrachtgever van die aanslagen, en is er zelfs niet bij betrokken. Soms voel ik me de moeder van al die mannen.”

Sophie Pirson was die 22ste maart aan het werk in een museum in Charleroi, toen Léonor, haar jongste dochter van 31 jaar, de metro nam in Brussel.

“Eerst kreeg ik telefoon van mijn oudste dochter, die me vertelde dat er een aanslag was. Vrijwel meteen daarna rinkelde mijn telefoon opnieuw. Een onbekend nummer. Ik kreeg een meisje aan de lijn. Ze was bij Léonor en zei dat ze haar ging doorgeven. Dat was vlak na de ontploffingen, maar Léonor kon dus nog met me spreken. Ze wist blijkbaar zelfs mijn nummer nog uit het hoofd.

“Het was verschrikkelijk. Alles rond je stort in elkaar. De grond verdween onder mijn voeten.”

Fatima Ezzarhouni: ‘Iedereen om me heen zegt: ‘Fatima, jouw kind heeft die aanslagen niet gepleegd’, maar waarom voel ik me dan zo schuldig?’Beeld Joris Casaer

Het meisje dat de telefoon aan het oor van haar dochter hield, was een engel, in de gedaante van een studente geneeskunde. Ze zat die dag toevallig in het voorste, niet-vernielde metro­stel, zag Léonor tussen de gewonden op het perron en dacht: haar kan ik helpen. Léonor was er minder zwaar aan toe dan sommige andere slachtoffers. Ze pakte haar op. Ondersteunde haar om buiten te raken. Bleef bij haar wachten op de hulpdiensten. En ging mee in de ambulance, tot aan het ziekenhuis. Ondertussen werd Sophie Pirson door een collega naar Brussel gereden.

Emotioneel

Een jaar later was het Fatima Ezzarhouni die naar Brussel reed, om Sophie Pirson te ontmoeten. Ezzarhouni maakte deel uit van de groep ‘Retissons du lien’, die bijeenkomsten organiseert waarop familieleden van jihadisten de draad weer kunnen oppakken met eerstelijnswerkers zoals jeugdwerkers en in gesprek gaan met slachtoffers van aanslagen en hun naasten.

Ezzarhouni: “Ik wist op voorhand niet dat ik voor het eerst oog in oog zou staan met slachtoffers van 22 maart of van Parijs, en hun naasten. Ze stelden zich één voor één voor, en telkens kreeg ik tranen in de ogen van hun verhalen. Omdat ik me zo schuldig voelde. Ik had het nooit gekund zonder Saliha Ben Ali. Zij is zelf moeder van een jihadist en heeft ons samengebracht.”

“Ook voor mij was het heel emotioneel”, zegt Sophie Pirson. “De tranen liepen bijna de hele tijd over mijn wangen. Ik was ontroerd, alleen al door het feit dat we verenigd waren. Dat voelde zo sterk aan. Sinds die eerste keer zijn we vriendinnen.”

Ezzarhouni: “Sophie had geen vooroordelen en dat gaf een klik. We konden over alles praten, zonder taboe, alsof we elkaar al twintig jaar kenden.”

Intensieve zorgen

Toen Sophie Pirson voor het eerst over die gespreksgroep hoorde, moest en zou ze gaan. Het was een van de gedachten die door haar hoofd waren geflitst toen haar dochter op de dienst intensieve zorgen lag: waar kunnen de moeders van de daders terecht met hun verdriet voor hun gewonde of overleden zoon?

Haar dochter was er ernstig aan toe: haren weggebrand, benen verbrand, de linkerhand aan flarden. Twintig dagen lang lag Léonor in het ziekenhuis, en in die eerste dagen, op intensieve zorgen, dacht Sophie Pirson aan de moeders van de daders.

“Het moederschap schept een band”, zegt Fatima Ezzarhouni. “Onze kinderen hebben iets heel verschillends meegemaakt, dat helaas door ‘22 maart’ verband houdt met elkaar en zowel hun als ons leven voorgoed heeft veranderd. De tranen zijn dezelfde. De tranen van Sophie zijn ook de mijne.”

In tegenstelling tot haar moeder ziet Léonor het niet zitten om in praatgroepen over de gebeurtenissen te vertellen. Ze heeft haar leven als camera-assistente in de Belgische film­sector weer opgenomen, al is die hand verre van de oude.

“Haar vingers zijn weer aan elkaar gezet, zo goed als mogelijk was”, zegt Pirson. “Maar het belangrijkste is dat ze nog leeft. Ze heeft echt geluk gehad, maar dat zeg ik nooit als Léonor in de buurt is, want zij zal zeggen dat geluk had betekend dat ze die dag niet in die metro zat. Maar oké, onlangs heeft de politie haar getoond hoe weinig het heeft gescheeld. Verschillende mensen die tussen haar en de bommen stonden, zijn gedood. Die waren vlak bij haar. Dat is een lastig idee om mee voort te leven. Dat blijft je bij. Maar Léonor wil ook vooruit in haar leven.”

Oma’s

Vorig jaar beviel Léonor van een zoon, net op de verjaardag van Fatima Ezzarhouni. Het kindje is intussen 18 maanden. Ook Ezzarhouni is oma geworden, maar in heel andere omstandigheden. Haar zoon Abdellah Nouamane trouwde in het kalifaat met een Nederlands meisje. Samen kregen ze twee kinderen, die nu met hun moeder in een van de kampen in Syrië zitten. Ezzarhouni heeft hen nog nooit ontmoet en dat valt haar bijzonder zwaar.

“Daaruit is het idee ontstaan om samen een boek te maken over wat we willen overbrengen aan onze kleinkinderen”, zegt Pirson. Dat boek is hun plan voor 2020. “Als grootouders hebben we geen verantwoordelijkheid in de opvoeding van de kleinkinderen, maar wel in het overbrengen van bepaalde ideeën, van een manier om in het leven te staan, van samenleven.”

De noodzaak om te schrijven ontstond toen Léonor uit het ziekenhuis was ontslagen en Sophie Pirson haar vrienden, die haar zo gesteund hadden, had uitgenodigd. Samen gingen ze het glas heffen op het leven.

“Ik stak mijn champagne­glas in de lucht... En ik kon geen woord meer uitbrengen. Tussen mijn tranen door heb ik gezegd dat ik hen zou schrijven.”

Ezzarhouni en Pirson werken nu aan een inventaris van wat ze willen doorgeven aan hun kleinkinderen. Het gaat om bepaalde waarden, maar ook wijsheden die ze zelf van hun grootouders of ouders meekregen. Ezzarhouni is grootgebracht door haar grootouders. Haar vader overleed toen ze nog geen vier jaar oud was. “Mijn grootmoeder zei altijd: geluk is niet: drinken uit een gouden beker.”

Inzinking

Enkele maanden geleden werd het Ezzarhouni allemaal te veel. Bijna twee maanden lag ze in het ziekenhuis, met wat officieel een post­traumatische depressie heet. Ezzarhouni crashte nadat ze in september beelden te zien had gekregen van haar zoon in de gevangenis van Hasakah, Syrië.

Fatima’s zoon Abdellah Nouamane in de gevangenis in het Syrische Hasakah. ‘Weet je wat na vier jaar stilte het eerste was wat hij tegen me zei? ‘Ik hou van je.’Beeld VTM

“Ik had al verschillende keren te horen gekregen dat hij dood was, dan weer dat hij nog leefde”, zegt ze. “Hij is vaker verrezen dan Jezus Christus. Maar die laatste keer had ik het echt afgesloten. Hij was al lang ziek. Hij had een stoma, na een kogel in de buik, en diabetes. Iemand die daar bij hem in de buurt zat, had me laten weten dat hij overleden was. Dan hebben we in beperkte kring een begrafenisplechtigheid gehouden. En plots dit voorjaar kwam er het nieuws dat hij leefde. En dit najaar waren er dan die beelden.”

Zowel VRT als VTM zonden onlangs interviews uit met Abdellah Nouamane. In september was er ook al een Amerikaanse cameraploeg langsgekomen. Telkens slaagt Nouamane erin om de aandacht van de bezoekers te trekken, in de vergeetput die de gevangenis van Hasakah is.

Telkens zegt hij dat hij nooit ernstige misdaden heeft gepleegd bij IS. Maar de bedreigingen die hij in het verleden uitte, ontkent hij niet. Bovendien zijn er foto’s waarop Nouamane wapens draagt. Nog voor hij bij IS zat, postte hij op Facebook een foto waarop hij met de vlag van een Al Qaida-groep poseerde. Dat was na het bloedbad van Khan al-Assal, nabij Aleppo, in de zomer van 2013, waarbij er volgens verschillende bronnen oorlogsmisdaden werden begaan. Daarna liep hij over naar IS en zou hij meermaals naar het front zijn getrokken.

Sophie Pirson: ‘Het is niet omdat ik de moeder van een slachtoffer ben, dat ik mijn humanistische waarden aan de kant schuif.’Beeld Joris Casaer

“Naar het schijnt stond hij van wacht en hebben soldaten van Assad hem beschoten”, zegt Fatima. “Ik weet het niet. Daarna kwamen die bedreigingen van hem. Ik heb gestuurd dat ik kwaad was. Op 3 december 2015 stuurde hij me: ‘Vaarwel, moeder.’ Sindsdien heb ik geen contact meer met hem.”

‘Het blijft mijn kind’

Nu geeft Nouamane zijn interviews vanuit de ziekenboeg van de gevangenis in Hasakah. Hij is er naar eigen zeggen 50 kilo vermagerd en zegt spijt te hebben van die bedreigingen. “Ik wist helemaal niks van die interviews!”, zegt Pirson. “Waarom heb je me niks gezegd?” Ezzarhouni opent de files op haar gsm en vertaalt de passages. “Ik zat vol haat, ik was gebrainwasht”, zegt haar zoon. “Ik zeg u dat ik gestraft moet worden, maar ik heb niks gedaan.”

Ezzarhouni’s gemoed schiet vol. Ze weet niet of ze haar zoon 100 procent kan geloven, maar ze wíl hem wel geloven. “Je bent blij dat je kind leeft, maar echt blij kun je niet zijn, want wat moet er nu met hem gebeuren? Dit is niet het leven dat je wilt voor je kind. Ik ben het nooit eens geweest met zijn keuzes, maar het blijft mijn kind.

“Hij heeft mijn leven totaal omgegooid, ook dat van zijn broer en zus. Ze spreken er niet veel over, maar het is wel hun broer. Mijn jongste zoon is nu 15, mijn dochter 16. In het begin sprak ik er niet over met hen. Maar mijn psychologe zei dat ik het anders moest aanpakken. ‘Als ze niet bij u komen met hun vragen, gaan ze naar iemand anders.’

“Daarop heb ik gezegd dat ze altijd met vragen bij mij terecht­kunnen. Maar ze hebben het niet veel over hun broer. Ik denk dat ze me willen sparen. Ze zien mij veel huilen. Ja, voor de buitenwereld zijn we enkel de moeders van terroristen en dus medeplichtig aan hun daden.”

Toen haar zoon Abdellah in 2013 naar Syrië vertrok, had Fatima Ezzarhouni niks in de gaten. Hij was nochtans al maandenlang bij Sharia4Belgium, de groep rond haatprediker Fouad Belkacem. “Ik wist voor zijn vertrek niet dat Abdellah bij die groep zat. De politie wist het, maar ik niet. Pas na zijn vertrek zag ik beelden van vergaderingen van Sharia4Belgium waarop hij blijkbaar aanwezig was.”

“Hoe heeft hij dat toch zo verborgen kunnen houden?”, vraagt Pirson. “Ik was gescheiden en het jaar voor zijn vertrek besliste hij plots om bij zijn vader te gaan wonen”, antwoordt Ezzarhouni. “In het weekend kwam hij bij mij. Het was niet dat hij extremistische taal uitsloeg of zo. Alleen zijn kledij was veranderd. Plots droeg hij een djellaba, maar ja, zoveel jongeren doen dat. ‘Dat is enkel voor de vrijdag’, zei hij. Ik denk dat Sharia4Belgium die jongeren opdroeg om er niet met hun ouders over te praten.”

Sharia4Belgium leerden we kennen door hun choquerende video’s en manifestaties. Zo zei Fouad Belkacem in een knullig filmpje, opgenomen aan het Atomium, dat het monument een afgod was, en dat het moest worden afgebroken. Nadat in 2012 in Molenbeek rellen uitbraken omdat Belkacem de boel er had opgehitst, was de maat vol en werd hij een eerste keer opgepakt. De eerste lichting jihadisten vertrok in het voorjaar van 2013 en in juni werd Belkacem nogmaals opgepakt, dit keer voor het ronselen voor de jihad.

“Op een bepaald moment zag ik iets over Sharia4Belgium op tv. Abdellah zat naast me en ik zei dat hij moest opletten voor die groep. Hij antwoordde: ‘Ik weet wel dat zij jongeren brain­washen.’ Volgens mij heeft hij daarover verteld binnen Sharia4Belgium en hebben ze hem opgedragen om snel te vertrekken, voor ik iets in de gaten zou krijgen. Hij noemde me altijd Columbo, naar de tv-detective, omdat ik zo veel vragen stelde. Twee dagen na zijn achttiende verjaardag was hij weg.”

In 2015 werd Abdellah Nouamane bij verstek veroordeeld voor terrorisme, samen met Fouad Belkacem en 43 andere ex-leden van Sharia4Belgium. Later kreeg hij nog eens vijf jaar voor het uiten van die bedreigingen aan het adres van de Belgische staat.

Het is een cliché in menig proces – en Fatima Ezzarhouni brengt het zelf niet graag naar voren – maar Abdellah Nouamane heeft geen eenvoudige jeugd gehad. “Hij had ADHD en nam rilatine.” Zijn ouders gingen uit elkaar toen hij 5 jaar oud was. Volgens Ezzarhouni kreeg hij niet lang daarna een maagbloeding waarvoor hij in het ziekenhuis werd opgenomen. “En hij was nog maar een kleuter, toen. Die scheiding speelt waarschijnlijk een rol in hoe alles gelopen is, maar er zijn evengoed kinderen vertrokken van ouders die niet gescheiden zijn. En er zijn nog veel meer kinderen van gescheiden ouders in België gebleven.”

Verbazing

Sophie Pirson kijkt met stijgende verbazing naar de videobeelden waarop de zoon van haar vriendin te zien is, zittend op de grond in de ziekenboeg van de gevangenis in Syrië. “Waarom brengen ze die mensen niet terug?”, zucht ze. “Je kunt ze niet eeuwig daar laten. In plaats van hen te laten creperen, is het toch beter om ze hier te berechten en vast te houden? Verschillende gevangenen zijn daar al ontsnapt, en wat dan? Dan komen ze naar hier op eigen houtje. Dat zijn tikkende tijdbommen. Ik heb de wijsheid niet in pacht, maar als ik dit zie...

“Het is niet omdat ik de moeder van een slachtoffer ben, dat ik mijn humanistische waarden aan de kant schuif. Als ik iets aan mijn kleinkinderen wil doorgeven, is het dat.”

Zeggen dat jihadisten ook gewoon maar mensen zijn, wekt bij velen wrevel op. Er lijkt geen zuurstof in ons debat om het daar rustig over te hebben, zoals deze twee vrouwen boven hun dampende kom soep dat wel doen. Het is ook zo tegenstrijdig: zij die zich het radicaalst tegen onze rechtsstaat en zijn verlichtingswaarden hebben gekeerd, doen nu een beroep op diezelfde rechten en waarden om te kunnen terugkeren.

“Op zijn minst op een bepaald moment hebben ze hun menselijkheid verloren”, zegt Pirson. “Wie zulke gruwelijkheden begaat, is elke vorm van humaniteit kwijt. Ik denk dat we streng mogen oordelen over schuld en zeggen dat ze verantwoordelijk zijn voor hun daden.”

‘De mensen die het meest haatdragend zijn, zijn waarschijnlijk niet degenen die rechtstreeks geraakt zijn.’Beeld Joris Casaer

Zeker de kinderen van de jihadisten moeten volgens Pirson worden teruggehaald uit de kampen. Het OCAD, het orgaan voor dreigings­analyse, schat dat er zo’n 170 kinderen met een Belgische link in de conflictzone verblijven, van wie er een vijftigtal gelokaliseerd zijn in kampen.

“Het is niet omdat hun ouders ervoor kozen om een kind op de wereld te zetten in een oorlog en in Islamitische Staat, dat die kinderen daaronder moeten lijden. Niemand wint daarbij.”

Haat

Ook na alles wat met haar dochter is gebeurd, heeft haat geen plaats in de wereld van Sophie Pirson, die zich opwerpt als voorvechter van menselijke waarden.

“Op zulke momenten heb je gewoon behoefte aan menselijkheid, niet aan haat. Er zullen absoluut slachtoffers zijn die het niet met me eens zijn, en dat begrijp ik. Maar ik mag het wel denken en zeggen, zonder daarbij te oordelen over hún gevoelens.”

En toch, er zijn slachtoffers die er precies hetzelfde over denken. Mohamed El Bachiri, die op 22 maart 2016 zijn vrouw verloor, schreef het boek Een jihad van liefde. De Fransman Antoine Leiris, wiens vrouw om het leven kwam in de Bataclan, schreef Vous n’aurez pas ma haine (‘Mijn haat krijgen jullie niet’).

Veel anderen delen hun menslievendheid niet. Als Fatima Ezzarhouni of haar zoon in de media komen, golft er op sociale media een stortvloed aan haat naar buiten. Pirson: “De mensen die het meest haatdragend zijn, zijn volgens mij niet degenen die rechtstreeks geraakt zijn. Je bent als slachtoffer of als familielid van een slachtoffer zo door elkaar geschud, dat je zin hebt om naar schoonheid en menselijkheid te gaan, en niet naar haat. Er is herstel nodig.”

Verkeerd gevallen

Bij veel slachtoffers leeft wel een zekere boosheid ten opzichte van de overheid. In november vroeg slachtoffervereniging Life4Brussels aandacht voor het feit dat meerdere aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie niet zijn uitgevoerd.

Sophie Pirson vindt ook dat de overheid steken heeft laten vallen. “Mijn dochter woonde alleen en niemand kwam eens horen hoe het was. Ze had echt wel fysieke problemen. Maar ze heeft vooral geen enkele mentale steun gekregen. Dat is bij veel Zaventem-slachtoffers verkeerd gevallen. Ze voelen zich slecht behandeld. Sommigen zijn daardoor 180 graden gedraaid in hun politieke overtuigingen. Ik niet. Ik heb in die lastige momenten zoveel menselijkheid mogen ervaren, dat het onmogelijk was om nog plaats te laten voor haat.”

Sommige gestes van overheidsinstellingen draaiden helemaal verkeerd uit. Pirsons dochter kreeg net als de andere slachtoffers van de aanslag in Maalbeek van de Brusselse vervoersmaatschappij MIVB een abonnement om vijf jaar gratis met de metro te rijden.

Iets anders nog: sommige slachtoffers van 22 maart zijn meer dan drie jaar na de feiten nog altijd in onderhandeling met de verzekeringen. De verzekeraar van MIVB heeft Léonors verwondingen intussen erkend, maar de graad van invaliditeit moet nog worden vastgelegd. Pas dan kan het dossier worden afgerond.

“Maar die jonge studente die Léonor geholpen heeft, is ook een slachtoffer. Ze heeft geen fysieke verwondingen, maar heeft wel een trauma opgelopen, dat nooit is erkend. We hebben nog regelmatig contact met haar. Ik zal nooit kunnen terugdoen wat zij voor mij betekend heeft.”

Warm gevoel

Sommige slachtoffers, zoals Philippe Vansteenkiste van slachtoffer­organisatie V-Europe, betreuren dat de media vooral aandacht hebben voor de daders en de erbarmelijke omstandigheden waarin die momenteel leven, en erg weinig voor de slachtoffers. “Het klopt wel”, zegt Sophie Pirson, “maar je mag dat niet tegen elkaar afwegen. Die kinderen van Syrië-strijders treft geen schuld, zij moeten kunnen terugkeren. Ik vind het ondraaglijk dat die kinderen in dergelijke mens­onterende omstandigheden moeten opgroeien, maar dat staat niet in de weg dat je ook aandacht moet hebben voor de slachtoffers. Ik weet dat er daarover een bepaalde frustratie heerst bij slachtoffers en hun naasten.”

Fatima Ezzarhouni knikt. “Er moet meer aandacht naar de slachtoffers gaan.” Ze heeft vaak nachtmerries. Ze droomt dan dat haar zoon teruggekeerd is, maar niet kan blijven. Hij moet telkens weer vertrekken. Het lijkt alsof iemand haar keel dichtknijpt. Ze komt in ademnood. “Ik ben natuurlijk bang dat hij iets verschrikkelijks zou doen. Niet met mij, maar…”

Sophie Pirson heeft een trauma overgehouden aan 22 maart. Dat merkt ze als ze de metro moet nemen, of als haar telefoon plots gaat en de naam van een van haar dochters op het schermpje verschijnt. Hoe druk ze ook is, ze zal altijd opnemen als een van hen belt. Ze wil er niet aan denken dat ze die 22ste maart de telefoon níét had beantwoord.

Nee, de band tussen moeder en dochter is enkel versterkt door de aanslag. Toen Léonor daar lag, aan metro­station Maalbeek, gaf ze de jonge hulpverleenster het nummer van haar moeder, ook al had ze een partner, was ze 31 jaar en woonde ze al lang niet meer thuis.

Hoe pijnlijk de interviews met haar zoon Abdellah ook binnenkwamen bij Fatima Ezzarhouni, ook zij kreeg op een bepaald moment even een warm gevoel. “In een van die recente interviews richtte hij zich expliciet naar mij, naar zijn mama. ‘Ik hou van jou’, zei hij. Na vier jaar stilte was dat het eerste wat hij tegen mij zei.”