Direct naar artikelinhoud
RecensieDimitri Verhulst

‘Onze verslaggever in de leegte’: een fragmentaire tocht door Dimitri Verhulsts roerige, recente bestaan ★★★☆☆

‘Onverbeterlijke donker­denker’ Dimitri Verhulst is nooit vies van een effectje, worstelend met zijn misantropie voor gevorderden.Beeld Joris Casaer

Worstelend met een intussen veelbesproken verkrachtingsaantijging verloor hij zich in een roes van zelfdestructiviteit. In Onze ­verslaggever uit de leegte biedt Dimitri Verhulst ons een grauwige blik in zijn ongepolijste ­dagboeken. Waarheen leidt deze trip naar het einde van de nacht?

Dimitri Verhulst is verslavingsgevoelig. Vatbaar voor het witte goedje dat hij geregeld door zijn neus jaagt. Voor sigaretten en sloten rode wijn én voor eindeloos kroegtijgerschap. Ja, zelfs voor de competitiedrift van internetscrabble. En hij is verslaafd aan vrouwen. “Want wie houdt van neuken, die houdt zeer zeker van het neuken met iemand voor de eerste keer.”

Nee, dit is geen bij elkaar gescharrelde gossip uit Dag Allemaal. Het staat allemaal klip en klaar te lezen in Verhulsts nieuwste boek Onze verslaggever in de leegte. ‘Ongedateerde dagboeken’, zo belooft de ondertitel van deze fragmentaire tocht door zijn roerige, recente bestaan. Rode draad blijkt Verhulsts terugkerende drang om zichzelf naar de verdoemenis te helpen. Helemaal mis ging het nadat “een rancuneuze, zieke ex” hem aanklaagde voor verkrachting en er zelfs een uitlevering naar “een intriest buitenland”, in casu Zweden, dreigde. “Aantoonbare larie”, zo blijkt na de zomer van “het grote zuipen” en het “grote snuiven”. Aan het eind van deze voyage au bout de la nuit gloort er weer licht, wanneer de auteur rust ambieert op het Franse platteland met vriendin Tut-Tut (én hond).

Wandelende chemicaliënbom

De kroniek opent full in the face met heftige taferelen in Frankfurt. Daar doolt Verhulst een week lang als een wandelende chemicaliënbom rond tijdens het Vlaams-Nederlandse gastlandschap (2016). Fanatiek schuimt hij er party’s af, haalt nachten door en legt in smoezelige toiletten lijntjes coke op zijn telefoonschermpje. Tot een goedmenende dame hem aanklampt: “Ze vroeg me waarom ik zo zelfdestructief was ingesteld (...) en voegde eraan toe dat het zonde was dat een man met mijn talenten zichzelf zomaar voluit en zwierig in de richting van het grafgat leefde.”

‘Grafgat’ en ‘hellegat’, de woorden zullen regelmatig figureren in Onze verslaggever in de leegte. De “onverbeterlijke donker­denker” is nooit vies van een effectje, worstelend met zijn misantropie voor gevorderden, weliswaar niet zonder komische toetsen. Zoals wanneer in zijn broekzak een zakje coke openscheurt. “Mijn telefoon, mijn bankkaarten, mijn geldbriefjes, werkelijk overal hing spul aan. Mijn snot smaakte naar benzine, de straatwaarde van mijn zakdoek was fors de hoogte in geschoten.”

Naast coke en drank worden we voortgestuwd door allerhande vrouwenverwikkelingen. Eerst is er Louise, met wie hij in een spiraal van bedrog belandt, dan weer Tut-Tut, bij wie de verliefdheid authentieker lijkt. Soms krijgt de schrijver brieven van onenight­stands: “Als een Anaïs Nin, maar dan nog geiler, schrijft De Middelmatige Dichteres me, opeens, dat ze nog steeds haar kut irrigeert door te denken aan ons, neukend in de auto.”

Het is jammer dat Verhulst zijn dagboekfragmenten bewust niet dateert. Welke periode bestrijkt dit boek? Het blijft vaag. Toch stuit je stelselmatig op fraai gemanicuurde observaties. De Hongaarse schrijver Gyorgy Konrad bezweert Verhulst, tijdens de opnames van zijn tv-serie Made in Europe, dat hij rustiger moet worden. “Je bent te gehaast. Er zit te veel daver, te veel onrust in je lijf. Zo kan je niet schrijven.”

Gecultiveerde pose

Her en der lijkt Verhulst zijn vaak gecultiveerde pose af te leggen. Naast de eerder genoemde, cassante onthullingen zijn er gevoelige fragmenten over het voortijdige “heimwee” van zijn vader, mijmerend voor het Gentse postgebouw, of zijn eigen moeizame vader-­dochter­verhouding. Dan weer schiet hij met scherp op de literaire “peutertuin”: “Gedichtendag”, bestaat dat “om de mensheid voorgoed van de poëzie af te helpen? (...) Stadsdichters verkleuteren om de poëzie zogenaamd nader bij de gewone mens te brengen”, klinkt het snerend naar Maud Vanhauwaert.

Helaas weerstaat Verhulst niet steeds de verlokking van de lolbroekerij, de bierviltjesromantiek of het gratuit scabreuze. Flauwe passages over Ikea of de Gentse Feesten bewegen zich op studentenblad­niveau. Er zijn tedere maar lang uitgesponnen fragmenten over hondenliefde, terwijl allerhande reis­impressies – tijdens eenzame boektournees – een afgeraffelde, verveelde indruk maken.

De door hernia geplaagde Verhulst spaart de karwats niet in dit “logboek van een ondergang, deze zelfbeklaagzang in kots kruis mineur”. Hij beseft dat hij soms maar wat aanlummelt, om dan “met knikkende knieën naar de roman terug” te keren. Kan hij het nog wel? Zoveel is zeker: met dit veelkantige ego­geschrift mikt Verhulst nog eens een forse klodder smeuïgheid naar de indommelende Vlaamse letteren.

Dimitri Verhulst, Onze verslaggever in de leegte. Ongedateerde dagboeken, uitgeverij Pluim, 165 p., 19,99 euro.