Direct naar artikelinhoud
Duurzaamheid

Congolezen betalen de prijs voor onze elektrische auto’s

In Congo worden veel kinderen ingezet in de kobaltwinning, reden waarom mensenrechtenadvocaten grote techbedrijven aanklagen.Beeld Sarah Haaij

Elektrische auto’s en oplaadbare batterijen hebben de toekomst. De keerzijde daarvan is zichtbaar in Congo. ‘Hier kennen we alleen de problemen van het kobalt.’

Zeker twee keer per week, als iedereen in de Congolese gemeenschap Ruashi op school zit of aan het werk is, klinkt het waarschuwingssignaal en stoppen de bezigheden. Pennen en schoffels worden neergelegd en mensen rennen ­naar een afdakje. Dan ­begint het: knallen, trillende aarde en rondvliegend puin en oorverdovende explosies vanuit nabijgeleden mijngangen. Dat geweld houdt ruim twee uur aan.

Drie jaar geleden liep de 14-jarige Kati van school naar huis toen zo’n ontploffing plaatsvond. Een brok steen raakte haar hoofd, het meisje was op slag dood. Kati’s moeder, op dat moment op hun akker bezig met de cassave, hoorde het slechte nieuws per telefoon. “Mijn lichaam werd ijskoud”, zegt Stéphanie Kabazo, “En toen verloor ik mijn bewustzijn.”

Kati’s ongeluk is een van de vele gevolgen van de grote kobaltmijn in de achtertuin van de Ruashi-gemeenschap. Het kobalt dat in ­de Zuid-Congolese stad Lubumbashi naar boven wordt gehaald, is grotendeels bestemd voor China. Daar is een grote industrie van oplaadbare batterijen voor smartphones, laptops en elektrische auto’s. Kobalt zit in oplaadbare ­lithium-ion-accu’s; in de accu van een elektrische auto is al snel vijf kilo van het metaal verwerkt. Naar schatting komt bijna twee derde van het wereldwijd gedolven metaal uit de ­Democratische Republiek Congo (DRC).

Stéphanie Kabazo en haar man, de ouders van Kati die op 14-jarige leeftijd omkwam door een stuk rondvliegend puin.Beeld Sarah Haaij

Drie jaar na het ongeluk zoeken moeder ­Kabazo en haar man daar nog altijd gerechtigheid. Verslagen zitten ze op de bank van hun huis. Aan de muur voetbalplaatjes van FC Barcelona, op tafel een map met papieren en een foto van hun dochter: een beschadigd gezicht in een plas bloed. Na het ongeluk besloot het echtpaar, naar eigen zeggen onder druk van het kobaltbedrijf dat verantwoordelijk is voor de explosies, Ruashi Mining, een afkoopsom van 16.000 dollar aan te nemen. Kabazo: “Als je gaat procederen, zeiden de mensen van de mijn, ben je niet alleen je dochter maar ook al je geld kwijt.” Ruashi Mining was niet bereikbaar voor commentaar.

Volgens gemeenschapsleider Christophe Kabwita illustreert het verhaal van Kati de ­vele problemen van een leven naast een ­kobaltmijn. Vervuiling van de watervoorraden, dode vis in rivieren en lapjes landbouwgrond die ingepikt worden; de grieven zijn eindeloos. “Maar dit is nog niet afgelopen”’, zegt hij strijdbaar. “Het mijnbedrijf moet weten dat het zich zo niet kan gedragen.”

Christophe Kabwita.Beeld Sarah Haaij

De zestigjarige priester Kabwita is een ­innemende man. Met zijn grijze baard, diepe stem en geestigheden is hij de spreekbuis van de Ruashi-gemeenschap. Vanuit de kerk in zijn achtertuin, drie roodbakstenen muren en een golfplaten dak, leidt hij religieuze diensten en het verzet tegen de mijn. “De Chinezen kwamen hier en zeiden: jullie moeten weg, want dit land hebben wij gekocht”, zegt Kabwita. “Maar wij waren hier eerst. Wij waren hier al ver voordat de Belgen kwamen.”

Samen met zijn wijkgenoten demonstreerde de priester de afgelopen jaren tegen het bruuske optreden van de mijn. Ondanks dat hij eind vorig jaar kortstondig achter de tralies ­belandde wegens rebellie en in de gaten wordt gehouden, wil hij praten. “Het mijnbedrijf heeft bewoners geld geboden om te vertrekken”, zegt hij. Maar de gemeenschap wil pas weg als er een nieuwe woonplek voor ze is. “Wat moeten wij met geld? Wij leven hier.”

Met de hand losgebikt

Op zaterdagmiddag is het rustig in de wijk ­Ruashi; jongemannen zijn er nauwelijks te vinden. Die werken allemaal als creuseurs, ‘gravers’ in naburige en vaak illegale mijnen, waar kobalt, ook door kinderen, met de hand wordt losgebikt. Naar schatting komt 20 procent van Congo’s kobalt uit dit soort mijnen. De rest komt uit industriële mijnen die vaak in buitenlandse handen zijn, zoals het Chinese Ruashi Mining. Daar hebben Congolezen van hier niets te zoeken, verzucht Kabwita. “Niemand van ons werkt daar.” Terwijl volgens de Congolese wet de lokale bevolking wel zou moeten meeprofiteren van die mijnindustrie. “Maar wij ondervinden alleen de problemen.”

Kinderarbeid in de mijn

In december 2019 spande advocaat Terry Collingsworth van ­International Rights Advocates een rechtszaak aan tegen techgiganten Apple, Microsoft, Dell, Tesla en Alphabet. Volgens hem weten deze bedrijven dat er kinderarbeid plaatsvindt bij het winnen van hun kobalt in Congo. “En daarmee zijn ze medeplichtig aan zware mensenrechtenschendingen. In de ambachtelijke mijnen van Congo, waar nog met de hand wordt gegraven, wordt niet alleen gewerkt door kinderen, ze raken er ook verminkt of gaan dood.”

Collingsworth voert de zaak met ouders van Congolese kinderen die een ongeluk kregen bij het graven naar kobalt. Een van die kinderen raakte als 15-jarige verlamd in de mijn waar hij als ‘menselijke pakezel’ voor zo’n 80 cent per dag stenen versleepte. Hij viel in een tunnel en zit nu zonder compensatie thuis. In de rechtszaak is het nu wachten op de formele reactie van de techbedrijven.

“Kijk: die scheuren in dat huis, dat komt door de explosies. En daar woont een vrouw die een stuk puin zo groot als een voetbal door haar plafond kreeg.” Terwijl de taxi langs de kuilen van Ruashi’s smalle wegen manoeuvreert, wijst Richard Ilunga de sporen van de kobaltmijn aan. Hij werkt voor African Resources Watch (Afrewatch), een organisatie die de impact van de mijnindustrie in de DRC in kaart brengt. “Die watertoren daar? Die heeft het mijnbedrijf neergezet ter compensatie voor de vergiftigde waterbron; maar hij doet het helemaal niet.”

De weg naar de mijn wordt geflankeerd door winkeltjes die hun koopwaar met vrolijke muurschilderingen van brood, vis en cola aanprijzen. Vrachtwagens volgeladen met erts rijden af en aan, grote stofwolken achterlatend. Volgens Afrewatch lijden zeker 100.000 mensen direct en indirect onder de mijnbouw. ­Samen met het Nederlandse kenniscentrum Somo (Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen) inventariseren ze de impact van de kobaltwinning in Congo. Al in 2016 schreven de organisaties in een rapport dat blootstelling aan het opwaaiende stof van de vele ertsvrachtwagens tot fatale longziekten kan leiden. Wie in Congo naast een mijn woont, heeft gemiddeld 43 keer meer kobalt en vijf keer meer lood in zijn urine dan normaal.

De waterpomp in het centrum van de wijk Ruashi, met daarachter de diepe mijn van Ruashi Mining.Beeld Sarah Haaij

Verpleegster Mareline Sangagi weet er alles van, zo vaak ziet ze op haar verpleegpost ­gezondheidsklachten veroorzaakt door de mijnen. Verwondingen door de explosies, maar ook problemen door het lawaai, de gassen en het vergiftigde afvalwater van de kobaltmijn.

“Kijk, deze kinderen”, zegt Sangagi, die een foto van een paar tieners met vreemdkleurige vlekken op hun lichaam laat zien. “Dat komt door het water dat de fabriek bij ons loost.” Af en toe stuurt het mijnbedrijf een dokter langs, die constateert dan problemen. “Maar hier heeft niemand geld voor medicijnen.”

De Ruashi-mijn exporteert bijna al het ­kobalterts naar China, aldus Afrewatch. In China wordt het verder verwerkt in accu’s. Uiteindelijk belandt dat in batterijen van bijvoorbeeld smartphones. Welke precies, is lastig te zeggen, zo ondoorzichtig is de keten, zegt Ilunga. Om de problemen in Congo aan te pakken, moet die keten dus transparant worden. Van zijn eigen regering verwacht hij niets, hij hoopt vooral op de consument. “Wij vragen de Europeanen om ons te helpen: oefen druk uit op die techbedrijven, vraag waar dat kobalt vandaan komt en blokkeer de rotte appels. We moeten dit samen beter doen.”